Zesde reclamefilmdag
Afremming in de aanbesteding van bouwwerken
Groeiende belangstelling
Toor de film als reclamemedium
Het Genootschap voor Reclame heeft op 19 Januari j.1.
in het Theater Kriterion te Amsterdam voor de zesde maal
zijn jaarlijkse reclamefilmdag gehouden. Meer dan drie
honderd reclamedeskundigen en leiders van grote en
kleine ondernemingen hebben hieraan deelgenomen.
De filmcriticus Jan Spierdijk heeft een causerie gehou
den over ,,De muze der reclamefilm". Het was jammer,
dat deze causerie ontsierd werd door discriminerende op
merkingen over de reclame-diapositieven, die uiteraard
een medium vormen in de wereld der reclame, dat niets
met film; van doen heeft. Het zou even dwaas zijn om,
sprekende over het journalistieke gedeelte van een dag
blad, de slechte opmaak van zijn advertentiepagina aan
te vallen. De Voorzitter van het Genootschap. Jhr. W. van
Andringa de Kempenaer, heeft zich in zijn dankwoord
van deze critiek onmiddellijk gedistantieerd.
Hierna werd er een groot aantal reclamefilms vertoond
geproduceerd door Joop Geesink's Dollywood, N.V.
Cefima, N.V. Icro en Rudi Hornecker. Ook werden ter
vertoning gebracht enige Belgische en Engelse reclame
films.
Van de in Nederland geproduceerde reclamefilms waren
er twaalf beoordeeld door de jury, bestaande uit de heren
B. J. M. Bekman, Voorzitter, en M. A. Aronson, Mr.
C. H. W. d'Artillac Brill, H. W. Hagenberg. L. W. R.
Meyer en W. K. G. van Royen, leden.
Bij de beoordeling kwamen de volgende elementen in
het geding:
a. of de verkoopboodschap goed gebracht is;
b. of een goed gebruik is gemaakt van het medium film;
c. of de presentatie aan eisen van goede smaak voldoet.
Evenals het vorige jaar had het Genootschap drie gelijk
waardige prijzen voor de beste Nederlandse reclamefilms
beschikbaar gesteld. De Nederlandsche Vereeniging van
Bioscoopreclame-Exploitanten had nog een extra prijs
uitgeloofd, bestaande uit gratis vertoning gedurende één
week in een der middelgrote Amsterdamse première
theaters.
De drie prijzen van het Genootschap werden toegekend
aan de films Assepoester" van Joop Geesink (reclame
voor Lodaline), ,.Brikkie Union", eveneens van Joop
Geesink (reclame voor briketten) en aan de film „Parels"
van de N.V. Cefima (Castella wasmiddel). De N.V.B.-
prijs werd bij loting toegekend aan de film „Parels". De
deelnemers aan de reclamefilmdag bleken het over het
algemeen met het oordeel van de jury eens te zijn.
Na de lunch werd de film „Het magische venster",
vervaardigd door de N.V. Cefima, ter vertoning gebracht.
Deze film is niet bestemd voor vertoning in de bioscopen.
Hierna hield de heer S. W. Numan, hoofd van de
reclame-afdeling van de N.V. Philips, een belangwek
kende inleiding over het onderwerp „De verschillende
vormen van commerciële televisie in Amerika", geïl
lustreerd door een aantal reclamefilms, zoals die in
Amerika worden uitgezonden.
Uit deze inleiding releveren wij, dat er over de televisie
reclame in Amerika veel goeds, maar toch ook veel slechts
te vertellen valt. De specimens van de Amerikaanse
reclamefilms, welke de heer Numan liet projecteren, gaven
wel sterk de indruk, dat de films geheel waren afgestemd
op de Amerikaanse smaak.
Hierna werd een serie buitenlandse reclamefilms vertoond
afkomstig uit België, Denemarken, Zwitserland, Frankrijk
en Duitsland. Het was waarlijk een keurcollectie, waarbij
vooral de bijzondere kwaliteiten van de films van Fischer
Koesen op de aanwezigen grote indruk maakten.
Nadat ten slotte ook nog een tweetal documentaire films
waren vertoond, sprak de Voorzitter van het Genootschap
het slotwoord, waarbij hij terecht gewaagde van de grote
belangstelling, die de film als reclamemedium algemeen
in de wereld geniet.
In zijn toelichtende brief op het in September aan de
leden van de Tweede Kamer voorgelegde „Bouw
programma 1955" (als bedoeld in artikel 15 van de
Wederopbouwwet) heeft de Minister van Wederopbouw
en Volkshuisvesting, Ir. H. B. J. Witte, als zijn oordeel
uitgesproken, dat tegen spanningen op de arbeidsmarkt
niet moet worden opgetreden met abrupte middelen, zoals
een bouwstop, omdat de ervaring heeft geleerd, dat van
dergelijke middelen gedurende lange tijd na terugkeer van
een goede verhouding op de arbeidsmarkt nog een ver
storende invloed op de zo zeer gewenste continuïteit in de
bouwbedrijvigheid uitgaat.
Zijn inziens moet deze continuïteit op het juiste
niveau worden bereikt door een vertraging van de uit
gifte van Rijksgoedkeuringen betreffende die werken,
welke gelegen zijn in de streken, waar een
tekort aan geschoolde bouwvakarbeiders bestaat. Dit
middel heeft hij, sedert dit tekort zich gedurende
langere tijd ernstig deed gevoelen, toegepast. De moeilijk
heid, die zich daarbij voordoet is, dat een groot deel van
het bouwprogramma uit werken voor de woningbouw en
de industriële bouw bestaat. Algemeen wordt de prioriteit
erkend van een woningbouwprogramma van 65.000
woningen en van de werken ter bevordering van de
industrialisatie. Laat men deze ongemoeid, dan kunnen
de maatregelen tot opheffing van de spanningen op de
arbeidsmarkt slechts over een deel van het bouwpro
gramma worden toegepast, hetgeen impliceert, dat de druk
van die maatregelen daar groter zal zijn, dan wanneer
men deze voor alle sectoren zou doen gelden.
In feite kunnen daarom eventueel slechts enkele secto
ren, onder meer de sector welke in het „bouwprogramma
1955" wordt aangeduid als „overige bijzondere
g e b o u w e n" waaronder bijvoorbeeld schouwburgen en
bioscopen vallen, voor afremming in aanmerking komen.
Dit is door de Minister nog eens uiteengezet in zijn
Memorie van A ntwr oord aan de Kamer naar
aanleiding van de door enige leden in het V o o r 1 o p i g
Verslag over het betrokken wetsontwerp gemaakte
opmerkingen. De Minister wil voorkomen, dat de bouw
nijverheid van de beperkende maatregelen meer hinder
ondervindt dan strikt nodig is. Op de vraag van de Kamer,
of in de bouwslop voor gebouwen ook de bouw van
bioscopen, dancings en schouwburgen is begrepen, heeft
hij geantwoord, dat indien de bouwkosten hoger liggen
dan 100.000,ook deze werken aan een Rijksgoedkeu-