AMSTERDAM Bondsorgaan in een nieuwe uitvoering ~A Het besluit van de Amsterdamse Raad tot verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscoopvoorstellingen biedt stof te over tot nabeschouwing. Uiteraard heeft het ons verheugd, dat het College van Burgemeester en Wet houders bereid gevonden is tot een voor ons bedrijf gun stige herziening van het tarief. Wij mogen echter niet verhelen, dat de wijze waarop de aangelegenheid be handeld is, met name de wijze waarop het voorstel van de tafel van Burgemeester en Wethouders verdedigd is, ons teleurgesteld heeft. Aanvankelijk hadden wij grote betekenis toegekend aan een Am sterdams initiatief op het stuk van de vermakelijkheidsbelasting, in de veronderstelling dat dit toon aangevend zou kunnen zijn voor tal van andere gemeenten, temeer omdat het hoofdstedelijk filmle- ven important is en stimulerend voor de rest van het land. Dit bleek echter reeds geruime tijd een illusie te zijn. In plaats van de eerste is Am sterdam immers de tweehonderd- vijftigste gemeente die tot verla ging is overgegaan; een verlaging veel minder principieel en radi caal dan in menige kleinere ge meente. Voorzover wij kunnen na gaan is er bovendien niet één gemeente, waar de behandeling van de belastingverlagingsvoor- stellen zóveel tijd in beslag heeft genomen. Niet minder dan drie Raadszittingen zijn aan het voor stel van Burgemeester en Wethou ders gewijd en het aantal uren dat V aan de discussies is besteed vult bijkans een gehele werkdag, on geacht het overleg in het College van Burgemeester en Wethouders, in de Commissie van Bijstand, in de fracties afzonderlijk en tussen de fracties onderling. De stukken in de laatste jaren ter zake van de belas tingkwestie aan het College van Burgemeester en Wet houders, aan de Wethouder van Financiën persoonlijk en aan onderscheiden fracties namens het Amsterdamse be drijf gericht, vormen een lijvig dossier; het adres van de Afdeling Amsterdam van de Nederlandsche Bioscoop-Bond aan het College van Burgemeester en Wethouders, dat na het bekend worden van het Regeringsstandpunt mede aan leiding is geworden tot het indienen van de voorstellen door Burgemeester en Wethouders dateert al weer van 11 Maart 1954. Daarbij komen dan nog de vele persoon lijke en collectieve stappen die in deze aangelegenheid zijn ondernomen. Wanneer, na zo lange voorbereiding, op een gegeven ogenblik een voorstel aan de Raad wordt gedaan, hetgeen geschiedde bij een schrijven van Burgemeester en Wet houders, gedateerd 29 October 1954, dus ongeveer drie maanden voor het besluit viel, zou men mogen veronder stellen, dat de te behandelen kwestie zo goed als geheel in de gemeentelijke kannen en kruiken zit. Voor onze hoofdstad ging zulk een veronderstelling echter niet op; want bij de behandeling traden aanstonds ernstige ver schillen van mening aan de dag tussen de Wethouder en een aantal belangrijke fracties van de Raad, namelijk de P.v.d.A. en de V.V.D., naderhand gesteund door de C.P.N.. over de differentiatie in de heffing. De geschilpunten kwamen hierop neer, dat de Raadsmeerderheid in tegenstelling Het Bondsorgaan za! voortaan in een nieuwe, naar wij vertrouwen betere uit voering verschijnen. De omslag zal tel kens een ander beeld brengen van de vele belangrijke facetten van ons bedrijf. De inhoud blijft in hoofdzaak bestaan uit Bondsmededelingen en artikelen, met het doel voorlichting te geven op be- drijfs- of organisatorisch terrein. Voor zover niet geschreven door deskundigen buiten het bureau, zal de inhoud evenals in het verleden niet ondertekend worden. Het geheel kan als resultaat worden beschouwd van teamwork tussen directeur en secretariaat. Het epitheton „officieel" is wegge vallen, omdat de aanduiding „Orgaan van de Nederlandsche Bioscoop-Bond" voor alle betrokkenen officieel genoeg is. Het blad gaat in zee onder de titel „Film". Het malthezerkruismechanisme lijkt ons een welgekozen embleem voor de techniek van ons bedrijf, nodig om de vruchten des geestes als film op te dienen. Vruchten, waaraan wij allen hetzij als producenten, hetzij als verhuurders, exploitanten of fabrikanten deelhebben. De film bepaalt onze taak en onze verantwoordelijkheid. Lectori salutem. tot hetgeen het College van Bur gemeester en Wethouders voor stelde, een verdergaande en meer bruikbare concessie wilde ten be hoeve van de vertoning van Ne derlandse films en vooral prin cipieel faciliteiten wenste voor de vertoning van films, gekeurd vol gens artikel 1, lid 2, 2e. van de Wet, welke laatste faciliteit bud getair gezien overeenkwam met gemiddeld circa 2 minder ver- makel ijkheidsbelastingopbrengst. De verantwoordelijke Wethou der heeft niets onbeproefd gelaten om de pogingen tot het behouden van faciliteiten voor de vertoning van artikel 1-films te torpederen. Nu hebben wij voldoende begrip voor de positie van de Wethouder van Financiën in zulk een geval inmmers ook 2 bioscoopbelas ting speelt voor zijn budget een rol en ten slotte had hij een voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders te verdedigen. Maar mocht dit dan geschieden met het op tafel gooien van een cijferreeks, die niet houd baar bleek te zijn? Of, voorzover dit geen effect sorteerde, door het beleid van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring in zake de toepassing van artikel 1 Ie critiseren en in een verkeerd daglicht, te plaatsen? Door avances in allerlei richtingen, suggestief genoeg en psy chologisch niet onverdienstelijk? Door bijv. de suggestie te wekken als zouden de amendementen van de Raads meerderheid de belasting terugbrengen tot 20 en zelfs minder, zulks tegen beter weten in? De voortdurende prolongatie van behandeling heeft ongetwijfeld de spanningen verhoogd en de mogelijkheid gecreëerd van plotselinge situatiewijzigingen. Daar was bijvoorbeeld de aanval in de rug van de zijde van ,,De Volkskrant" met een artikel over de artikel-1 keuring onder de over drie kolommen geplaatste kop: „Filmkeu ring werkt mee aan schertsvertoning met „cultureel ge keurde films"." Een uitermate slecht gedocumenteerd stuk, maar weloverwogen geredigeerd en op een goed gekozen ogenblik gelanceerd. Een pennevrucht waarvan de woordvoerder van de V.V.D.-fractie in een uitstekend betoog, zoals wij in een ander artikel zullen zien, niets heeft overgelaten. Het samenspel tussen de Wethouder van Financiën en de verantwoordelijke redacteur van „De Volkskrant" scheen) zo evident, dat men in de Raad de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 3