Groot-Brittannië
De zomer van 1954 bracht enige ver
lichting in de benarde positie
der Britse exploitanten
een oordeel over liet. uiterlijk van de zoon van Laërtes
heeft gevormd? Het doet er ook niet toe. En liet gaat er
ook niet om of zij ooit van hem gehoord hack voordat zij
een voet over de drempel van de bioscoop had gezet om
deze film te gaan zien. Maar is het juist niet een derge
lijke film, waarbij iedereen belang zou hebben -- en in
de eerste plaats de bioscoop wanneer onderwijzers en
leraren de raad van hun Minister opvolgen en het ook van
belang en nuttig achten hun leerlingen Ie onderrichten?
De ook in Nederland welbekende Henri Agel. leraar aan
een Parijs lyceum en het Institut des Hautes Etudes Ciné-
matographiques, die evenveel van de film als van zijn
vak houdt, heeft bedacht dat men enige stappen verder
kon gaan op de weg van de „Onderwijs-film"-sarnenwer-
king. En wel dat er op de onderwijsprogramma's een
plaats wordt ingeruimd voor de film.
Agel ontveinst zich niet dat dit idee bij sommigen mis
schien een enigszins revolutionnaire indruk zal maken
een definitieve plaats geven aan de film in het leven van
de jongeren betekent zeker een dubbel-risico, zo schrijft
hij ten eerste zijn hun dagen al druk bezet en zouden die
nog zwaarder belast worden; en ten tweede, bestaat de kans
de bij de jongeren bestaande neiging om films te verslin
den, te „consumeren", nog te versterken of op deze wijze
op te wekken. Maar, aangezien dit consumeren nu eenmaal
een feit is en men niet kan verwachten dat dit verminderen
zal. is hel dan niet verstandiger om ..te strijden legen de
tegenwoordige houding van passiviteit en gedweeheid, ont
bloot van elke kritiek" en ..een inwijding lot de film te
gaan geven" en daarbij langzamerhand op te voeden lot
een actieve houding? En dat het zaak is zo spoedig mo
gelijk mei deze inwijding te beginnen, staat wel vast,
meent Agel, want ,,daar ze van hun jeugd af niet in de
uitdrukkingswijze van de film zijn ingewijd" gebeurt het
maar al te vaak, dat de meeste bioscoopbezoekers alleen
maar de inhoud van de film onthouden, hetgeen onver
mijdelijk is, omdat ze er geen notie van hebben hoe zo'n
inhoud tot stand komt. ,,Want het is de uitdrukkingswijze
die de film vormt en hem maakt tot wat hij is". Zelfs
de liga's, die in, principe toch een élite vormen op dit
gebied, „praten vaak te veel over een film alsof liet een
boek is, terwijl het uiteenlopen van de beide uitdrukkings
wijzen, het specifieke karakter van de film, het karakter
van de aangenomen stijl, juist het onderwerp van hun
discussies moest zijn". Dit zijn evidenties die men eigenlijk
al lang niet meer zou behoeven te herhalen, maar die door
velen, die zich tot taak hebben gesteld om de smaak van
het publiek te leiden, genegeerd of geminacht blijven.
Het is dus van belang, zo besluit Henri Agel. om niet
Ie lang te wachten om de toeschouwers het beoordelen
van een film bij te brengen. Men moet gebruik maken
van de plooibaarheid van het jonge brein „en deze jeugd
er aan wennen om in de Zevende Kunst een plastische uit
drukkingsvorm te zien, een intellectuele investigalie, mo
reel overdacht, die een even diepe aandacht waard is als
gedichten of muziek". Alleen op deze voorwaarde zal
deze kunst „één der fundamentele elementen van hel hu
manisme worden, dat in zekere mate het traditionele hu
manisme zal vernieuwen door ons van de menselijke toe
stand een vollediger, beter en levendiger begrip te geven".
Om dat te bereiken moet „de film laten zien dat de men
selijke natuur geen zuiver abstracte materie is, maar tot
leven komt dank zij de film".
Maar hoe te werk te gaan om leerlingen vanaf de
schoolbanken op het lyceum in te wijden in de film? Men
meenl in Klankrijk hel antwoord op deze vraag gevonden
te hebben door het organiseren, in hel kader van hel
lyceum, van geleide filmvoorstellingen. Henri Agel is van
mening dat hiermee op twaalfjarige leeftijd al begonnen
moei worden en wel door het vertonen van films die
..enorme blijken van moed, toewijding, saamhorigheidsge-
voelens geven", ook documentaires die aan de natuurlijke
nieuwsgierigheid van kinderen van die leeftijd beant
woorden. Daarna, aan de jongelui van 1116 jaar. die
van de fillm „een in werkingzetten van hun critische zin.
het bewustworden van bepaalde psychologische problemen
verwachten, evenals een in contact komen met bepaalde
dramatische realiteiten van het leven", kortom men moet
films laten zien die ze „bevrijden van hun avontuurlijke
en teleurstellende illusies", en ze voorbereiden om „het
tragische van de menselijke toestand onder ogen te zien".
Maar Agel vindt hel niet genoeg om aan zijn leer
lingen films te laten zien, en deze voor hen te verkla
ren, hij vraagt hun na elke filmvoorstelling om hun in
drukken, bemerkingen, critiek op te schrijven en er over
te bomen. Deze notities nemen vaak de vorm van „kaar
ten" aan waarop alles wordt aangetekend wat de personali
teit van een filmwerk aangaat. En Agel gaat nog verder;
zodra zijn leerlingen in de „syntaxis van de film en haar
betrekkingen met de literaire syntaxis en de rhetoriek zijn
ingewijd laat hij ze zelfs bewerkingen van letterkundige
werken maken en geeft als voorbeeld een sonnet van fïon-
sard „Quand lu seras bien vieilleEen experiment, al
lijkt het vreemd, dat wel de doeltreffendheid van de
methode laat zien.
Deze ideeën van Agel worden in Frankrijk reeds op
veel ruimere schaal toegepast dan men had kunnen ver
moeden. Alleen in Parijs al worden ze door meer dan een
dozijn lycea in practijk gebracht: en blijkbaar met veel
voldoening. Mogelijk zal deze methode, welke zo goed is
aangepast aan de geest des tij ds. in nog veel wijdere
kring weerklank vinden.
De regenrijke zomer van 1954 heeft toch een beetje
zonneschijn gebracht in de harten van de Britse bioscoop-
eigenaars, aangezien zij in het zomerkwartaal van 27
Juni lot 25 September hun exploitantenaandeel in de
netto-recettes - - dat wil dus zeggen het aandeel in de
netto-recettes dat overblijft na betaling van de filmhuur
met 10,9 zagen toenemen vergeleken met het zomer
kwartaal van 195H en met 10 r/r vergeleken bij het voor
al gaande tweede kwartaal van 1954.
De exploitanten in de vacantiecentra deden zelfs nog
betere zaken. Hun aandeel steeg mei 12.5 c/c ten opzichte
van het zomerkwartaal van 1953 en met 36,5 ten op
zichte van' liet tweede kwartaal 1954.
Een door hel Ministerie van Handel ver
strekt overzicht van de exploitatie van de onderscheiden
klassen van bioscopen toont aan, dat zowel de grote als
kleine bioscopen van deze tijdelijke opleving geprofiteerd
hebben.
14