Bioscopen
Bioscopen in de grote steden
nationaal formaat de klemtoon gelegd op het universele
karakter van de film en stelt men zich daarbij ten doel
het pijl van de filmappreciatie in Zuid Afrika omhoog
te stuwen.
Het festival van Durban is als zodanig officieel erkend
door de Internationale Federatie van Verenigingen van
Filmproducenten en deze organisatie heeft haar leden
aangespoord aan dit festival bijzondere aandacht te
schenken.
De initiatiefneemster, de Durban Film Festival Societv
- welke wordt gevormd door het Gemeentebestuur, de
Durban Film Circle en de Durban Publicity Association
heeft de betrokken bedrijfsorganisaties van alle landen
uitgenodigd speelfilms, documentaires of experimentele
films in te zenden. Zij zal gastvrijheid verlenen aan dele
gaties van filmpersoonlijkheden. die in de gelegenheid
zijn aan dit festival in Zuid Afrika deel te nemen.
Als voorwaarde tot deelneming wordt onder meer ge
steld, dat de in te zenden films in Zuid Afrika nog niet
commercieel mogen zijn uitgebracht. Zoals gebruikelijk
zijn de kosten van transport en transportverzekering voor
rekening van de inschrijvers, terwijl bewaarloon en ver
zekering tijdens het verblijf van de films in Zuid Afrika
voor rekening van het festival zijn. Er wordt dringend
verzocht uitsluitend normaalfilmcopieën in te zenden,
daar 16 mm copieën zeer beperkte vertoningsmogelijkhe-
den hebben.
Inzendingen moeten uiterlijk 16 Mei 1955 zijn aange
meld bij de festivalleiding. Ten gerieve van Europese pro
ducenten is in Londen een keuzecommissie ingesteld, aan
welke commissie tot uiterlijk 1 Juni films kunnen worden
ingezonden. \a deze datum kunnen de films alleen nog
maar rechtstreeks naar Durban gezonden worden. De
termijn van inzending sluit op 20 Juni 1955. Gegevens en
reclamemateriaal voor de deelnemende films moeten zo
spoedig mogelijk na de inschrijving worden opgezonden
aan hel Durban Film Festival P.O. Box 1044 Durban.
Een diploma van verdienste zal worden toegekend aan
iedere film, onverschillig wat haar onderwerp of achter
grond is, die naar de mening van de jury van voldoende
kunstzinnig niveau is.
Rij een bevolking van nog geen 3.000.000 blanken en
ruim 8.000.000 naturellen waarvan echter nauwelijks
30 r/( in steden of dorpen woont, zodat slechts een zeer
gering deel van deze bevolkingsgroep permanente biosco
pen bezoekt telt de Unie van Zuid Afrika ruim 470
bioscopen met een capaciteit van rond 300.000 zitplaatsen
en een gemiddeld jaarlijks bezoekertal van ongeveer
55.000.000.
Steden
aantal
zitplaatsen
première
bioscopen
capaciteit
theaters
Johannesburg
57
45.000
7
Kaapstad
43
33.000
7
Durban
21
19.000
5
Port Elizabeth
11
7.000
5
Pretoria
14
10.000
3
146
114.000
27
Het hier afgedrukte staatje geeft de bioscoopsituatie
in de vijf grootste steden van de Unie aan. Niet minder
dan 266 (waarbij inbegrepen 12 premièrelheaters) van
het totale aantal bioscopen is geheel in handen van één
enkel concern namelijk African Consolidated Thealres,
dat bovendien nog belangen in tal van andere theaters
heeft.
Het bioscoopprogramma heeft in de regel een verto
ningsduur van gemiddeld 21/2 uur en bevat één journaal,
één tekenfilm, twee andere bijfilms en één hoofdfilm.
Ongeveer 80 van de bioscopen wisselt haar program
ma meer dan eenmaal per week.
GERINGSCHATTING VAN HET AMUSEMENT
ONDER MEER HET GEVOLG VAN DE ONGE
BREIDELDE 19e EEUWSE INDUSTRIALISATIE
,,De geschiedenis van het woord en het begrip
„a m u s e m e nt" maakt toch wel duidelijk, dat met dit
woord meestentijds een vermaak van lager gehalte
bedoeld wordt.
Misplaatste ernst tegenover de ver
hevenheid van het kunstwerk, gevolg
van een Romantische geesteshouding, die geleid heeft
tot de toestand, door Lalo gekarakteriseerd als ,,L'art
loin de la vie", is een der oorzaken van deze depre-
ciëring van vermaak en amusement
Een andere oorzaak vinden wij in de nieuwe
technische cultuur, die haar wortels steekt
in de 17de eeuw. De tijd, voor de middeleeuwse
scholastiek in navolging van de Griekse wijsheid, maat
staf, menselijke registratie van het verloop der aardse
dingen, werd als zelfstandige eenheid beschouwd en
gebruikt. Klok en kalender werden een program. Men
beschouwde de zaak ongeveer aldus: „God heeft U de
tijd gegeven als een talent. Ge moet dat talent te Zijner
eer nuttig gebruiken, ge moet ermee woekeren en geen
ogenblik verloren laten gaan in ijdel nietsdoen en
beuzelarij. Van ieder ijdel gebruikt of volslagen onge
bruikt ogenblik zult ge eenmaal verantwoording hebben
af te leggen". Van dergelijke vermaningen loopt de
stichtelijke literatuur van de 17de en 18de eeuw over,
zowel bij de katholieken als bij de protestanten
Max Weber heeft in 1934 als onderdeel van zijn
veel besproken studie „Der Geist des Kapitalismus und
die protestantische Ethiek" de arbeidsethiek der 17de
en 18de eeuwse leidende protestantse kringen bloot
gelegd. Leven ondergeschikt aan de tijd, tijd vereen
zelvigd met arbeid, brengt noodzakelijk tyrannie van
de laatste. Het „negotium" wint het van het nobele
„otium", Hercules verbant Athene. Het vermaak wordt
niet méér dan een noodzakelijke verpozing tussen twee
arbeidsfazen. Omtrent 1755 vatte de apostel der „Her-
zensreligion", graaf von Zindendorf, deze geesteshou
ding samen: „Man arbeitet nicht allein, dasz man lebt,
sondern man lebt um der Arbeit willen"
Is het dan te verwonderen, dat in het tijdperk der
ongebreidelde industrialisatie, de 19de eeuw, de spel
elementen nagenoeg waren uitgeschakeld, en het ver
maak, het volksvermaak vooral, als een beuzeling werd
beschouwd
Doch, is er in de waardering van het vermaak a I s
zodanig wezenlijke verandering gekomen? Het is
een recreatie, een verpozing tussen twee arbeidsfazen
gebleven, en weinig meer. Al wil de arbeider werken
om te leven, deze hele vertechniseerde cultuur dwingt
hem practisch om te leven en zich te vermaken om
wille van de arbeid en de arbeidsprestatie. Het vermaak
is niet méér dan een middel; het is geen positieve
levenswaarde, die volwaardig een plaats inneemt
naast en niet onder de dagelijkse beroeps
arbeid."
(Dr. John B. Knipping O.F.M.,
„Apologie van het amuse-
men t", referaat „Film en amusement",
gehouden 29 September 1954; filmstudie-
week Nederlands Filminstituut)
17