Bioscopen en zitplaatsen
Indeling bioscopen naar zetelcapaciteit
Toeneming capaciteit per
theatergroep
volgde bezetting en geldzuivering niet te beschouwen als
een normale groei van het bioscooppark, welke in overeen
stemming is met de verhouding van vraag en aanbod. Dit
wordt onder meer bevestigd door het feit, dat in de laatste
jaren in vele Duitse gemeenten de groei van de zetel
capaciteit de stijging van het bioscoopbezoek te boven is
gegaan met alle gevolgen van dien. Juist daarom kan het
van belang zijn van deze gang van zaken aan de hand van
de verstrekte gegevens kennis te nemen.
Het voormalige Duitse rijksgebied telde einde 1935
4.782 permanente bioscopen met 1.808.265 zitplaatsen en
bovendien nog 292 „Mitspielstellen" bij een bevolking van
66.900.000 inwoners.
In het gebied van de Westduitse Bondsrepubliek en
West-Berlijn bleek na de wapenstilstand 2/3 deel van het
bioscooppark verwoest of beschadigd te zijn. Het aantal
in dit gebied ingeschreven theaters bedroeg einde 1945
ongeveer 1.150 met 402.000 zitplaatsen.
Gedurende de jaren 1945 tot 1948 werden meer dan
1.800 verwoeste bioscopen herbouwd en geopend, met dien
verstande, dat er einde 1948 weer 2.975 theaters met
1.116.000 zitplaatsen in bedrijf waren. De bouwactiviteit
nam in 1949 en 1950 een zodanige omvang aan, dat aan
het einde van het laatste jaar met 3.962 bioscopen en
1.601.000 zetels het hoogste indexcijfer voor zitplaatsen
sedert het uitbreken van de oorlog werd bereikt namelijk
32,2 zitplaatsen per 1.000 inwoners, tegen 30,3 zitplaatsen
per 1.000 inwoners in 1940.
Per
31 December
permanente
35 mm bioscopen
zitplaatsen
x 1.000
zitplaatsen per
1.000 inwoners
1945
1.150
402
9,1
1946
2.125
786
17,2
1947
2.850
1.065
22,9
1948
2.975
1.116
23,0
1949
3.360
1.270
25,8
1950
3.962
1.601
32,0
1951
4.547
1.836
36,4
1952
4.853
1.974
38,8
1953
5.117
2.083
40,5
Ondanks de van de zijde der exploitantenorganisaties
herhaaldelijk gegeven waarschuwingen verminderde deze
enorme bouwactiviteit ook gedurende 1951 niet. Er werden
in dat jaar meer dan 550 nieuwe bioscopen geopend. In
tussen was gebleken, dat in de jaren 19481951 de jaar
lijkse toeneming van het aantal zitplaatsen doorgaans
verhoudingsgewijs groter was dan de groei van het
bioscoopbezoek. Vandaar dat zich reeds in die tijd in vele
steden de eerste verschijnselen van een uitputting van het
opnemingsvermogen voor nieuwe bioscopen voor begon
nen te doen, welke zich op de eerste plaats manifesteerden
in een geleidelijke daling van het gemiddelde bezettings
percentage der bestaande theaters. Desondanks vond de
bouw van nieuwe bioscopen zij het niet meer in een zo
grote omvang als voorheen voortgang.
Einde 1953 waren in het gebied van de Westduitse
Bondsrepubliek (49.300.000 inwoners) met inbegrip van
West-Berlijn (2.200.000 inwoners) 5.117 permanente
bioscopen met 2.100.000 zitplaatsen in bedrijf. Ongeveer
25% van deze bioscopen zijn maar vier of minder dagen
per week in bedrijf en leggen dus niet veel gewicht in de
schaal. Van deze 5.117 bioscopen hebben er 376 tezamen
1.370 „Mitspielstellen". Een aantal van 355 reisbioscopen
waarvan ongeveer de helft smalle films bezigt be
speelt 3.569 plaatsen. Bijna 40 millioen personen (onge
veer 80% van de bevolking) wordt de gelegenheid gebo
den filmvoorstellingen in hun woonplaats te bezoeken.
Zitplaatsen
bioscopen
in 1935
bioscopen in 1953
capaciteit
aantal
in o/0
aantai
in 0/0
tot 300
2.710
56,7
1.896
37,0
301 - 500
1.185
24,8
2.043
40,0
501 - 750
484
10,1
831
16,2
751 - 1000
235
4,9
260
5,1
meer dan 1.000
168
3,5
87
1,7
In totaal
4.782
100,0
5.117
100,0
De zitplaatsencapaciteit van een permanente bioscoop
bedroeg in Duitsland in 1953 gemiddeld 378 zetels, en is
sedertdien gestegen tot 407 zetels in 1953. Het is opval
lend dat bij de wederopbouw van verwoeste theaters en bij
de nieuwbouw de voorkeur gegeven is aan bioscopen met
300 tot 500 zitplaatsen. Het aantal theaters met minder
dan 300 zitplaatsen, in 1935 nog 56,7% van het gehele
theaterpark, is na de oorlog teruggelopen tot 37%, terwijl
het aantal bioscopen met 300 tot 500 zitplaatsen in het
zelfde tijdsverloop van 24,8% in 1935 steeg tot 40% in
1953.
Aan het einde van 1953 had 77!% van de Duitse
bioscopen minder dan 500 zitplaatsen. De groep met 500
lot. 750 zitplaatsen is sedert 1935 eveneens gestegen.
Daarentegen zijn de grote bioscopen met meer dan 1.000
zitplaatsen in aantal teruggelopen, wat ongetwijfeld ver
band houdt met de zeer hoge bouwkosten van deze theaters
de langzame amortisatie van het geïnvesteerde kapitaal, de
grotere risico's enz.
De hier afgedrukte staatjes geven een duidelijk overzicht
van de verschuivingen, welke zich met betrekking tot de
zetelcapaciteit van de Duitse bioscopen hebben voorge
daan.
Theatergroep
zitplaatsen in 1935
zitplaatsen in 1953
naar
zetelcapaciteit
aantal
in 0/0
aantal
in 0/0
tot 300
300 - 500
501 - 750
751 - 1.000
meer dan 1.000
599.048
478.391
297.220
205.483
228.123
33,1
26,5
16,4
11,4
12,6
455.886
797.062
500.846
222.643
107.049
21,9
38,3
24,0
10,7
5,1
In totaal
1.808.265
100,0
2.083.486
100,0
Hoe zijn nu de permanente bioscopen over de gemeen
ten verdeeld?
Ofschoon het gebied van de Westduitse Bondsrepubliek
en West-Berlijn slechts de helft beslaat van het voormalige
rijksgebied in 1935 met een bevolkingscijfer, dat thans
18