Herdenking van het 60-jarig
bestaan der cinematografie
Op Maandag. 27 Juni j.1. werd de Filmweek Arnhem 1955" officieel inge
leid met een indrukwekkende herdenking van het zestigjarig bestaan der
cinematografie in het geheel met belangstellenden gevulde Rembrandt Theater
aldaar. Deze moderne bioscoop, aan welks bouw en inrichting in het vol
gende nummer van dit blad een uitvoerige beschouwing zal worden gewijd,
vormde een passende entourage voor deze stijlvolle viering.
Nadat de Gelderse Orkestvereniging onder leiding van haar dirigent Jan
Out Hendrik Andriessens „Ricercare" had uitgevoerd, begroette de heer Ch. G.
IMatser, Burgemeester van Arnhem, die zich bereid verklaard had de Filmweek
te openen, de aanwezigen met de volgende woorden:
Openingswoord van
Burgemeester Matser
„Als burgemeester van Arnhem heb ik
van de Stichting Filmweek Arnhem de
vererende uitnodiging ontvangen U als
eerste een hartelijk welkom toe te roepen.
Het is mij in het bijzonder een grote
vreugde hier te mogen begroeten de ver
tegenwoordiger van Zijne Exeilentie de
Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen, Mr. Reinink, de Commissaris
der Koningin voor deze provincie, Jhr.
Quarles van Ufford, Amerikaanse, Bel-
gische, Duitse. Engelse. Franse, Ita
liaanse. Zweedse en Zwitserse vertegen
woordigers van het filmbedrijf, die er
prijs op hebben gesteld deze film
week bij te wonen, het Hoofdbestuur
en talrijke leden van de Nederlansche
Riosioop-Bond, de Voorzitter en leden van
de Huishoudelijke Commissie van de Cen
trale Commissie voor de Filmkeuring, on
derscheiden leden van de Voorlopige Raad
voor de Kunst, de besturen van de Stich
ting Nederlands Filminstituut, van de
Stichting Filmmuseum, van de Stichting
Film en Jeugd, de bestuursleden van de
Nederlandse Beroepsvereniging van Filmers
en van de vakbonden van het filmbedrijf,
alsmede de vertegenwoordigers van de
pers."
Zich daarop in de Franse taal tot de
buitenlandse gasten wendende, vervolgde
de heer Matser:
„Het is mij een bijzondere eer hier te
mogen begroeten, behalve onze Nederland
se autoriteiten, Professor E. Guilhou, direc
teur van het „Institut francais", Yves
Allégret, wiens naam in ons land een be
kende klank heeft en van wie wij het op
hoge prijs hebben gesteld dat hij bereid is
gevonden ons niet alleen met zijn tegen
woordigheid te vereren, maar tevens de
herdenking van het 60-jarig bestaan der
Cinematografie met een discours op te
luisteren, de vertegenwoordigers van het
Amerikaanse, Duitse, Engelse, Belgische,
Franse. Italiaanse, Zweedse en Zwitserse
filmwezen en de groep van Franse film
kunstenaars, die door hun aanwezigheid
van hun belangstelling blijk geven."
Na deze begroeting vervolgde de heer
Matser zijn rede in het Nederlands:
„Dames en heren, wij zijn hier vanmid
dag niet alleen bijeengekomen om met de
vertoning van enige voortreffelijke films de
reeks van manifestaties in te leiden, welke
zullen culmineren in het Holland Festival
onder een naam, welke nu reeds een natio
naal begrip is geworden, de „Filmweek
Arnhem", maar wij willen daarmede ook
een belangrijke gebeurtenis herdenken, na
melijk het zestigjarig bestaan der cinema
tografie
Daarbij is er één feit, dat dit jaar in
vele landen in het bijzonder wordt her
dacht, namelijk dat op 28 September 1895
te Parijs de eerste openbare filmvoorstel
ling werd gegeven waarbij men tegen beta
ling werd toegelaten.
Want deze gebeurtenis geeft in de film
geschiedenis het einde aan van wat men
..het tijdperk der uitvinders" zou kunnen
noemen en tevens het begin van hetgeen
een veel geciteerd filmhistoricus als „Ie
régime du cinéma" aanduidt, waarbij men
zich wel voor ogen dient te houden dat met
dit begrip „cinéma" niet bedoeld wordt
„bioscoop" in tegenstelling tot „film" of
omgekeerd, maar, integendeel, een syn
these van bioscoop èn film in al haar ver
schijningsvormen.
Daarom herdenken wij dit jaar het eerste
openbare optreden van de film door mid
del van de „cinématographe", het apparaat
waarmede het menselijk vernuft de film
creëerde en dat later zijn naam heeft ge
geven aan heel het ingewikkelde proces
van het scheppen zowel als van het verto
nen van films: de cinematografie.
Het eerste handjevol bezoekers, dat, uit
nieuwsgierigheid, aarzelend zijn centimes
betaalde om tot het sousterrain van het
Grand Café aan de Boulevard des Capu-
cines no. 14 te worden toegelaten, waar de
geheimzinnige „Cinématographe Lumière"
stond opgesteld, is in zestig jaar gegroeid
tot een wereldomvattend publiek. En al
kan men van mening verschillen over de
onderscheiden factoren welke bij de feno
menale ontwikkeling van de cinematogra
fie een rol hebben gespeeld, men is het er
ten slotte over eens, dat de film van een
soort wetenschappelijk speelgoed van uit
vinders is geëvolueerd tot een cultureel
medium, dat geheel is afgestemd op de
bijzondere structuur van onze huidige
geïndustrialiseerde samenleving, zich ont
wikkeld heeft tot een eigen vorm van
kunst, welke evenzeer recht heeft op onze
aandacht als welke andere kunst ook.
Daarom is er naar mijn overtuiging alle
reden om deze gebeurtenis te herdenken.
En men kan dit moeilijk op doeltreffender
en waardiger wijze doen dan door het
Nederlandse publiek in deze filmweek een
bloemlezing te bieden van cinematografi
sche kunst, welke op overtuigende wijze
aantoont welk een hoog niveau deze
jongste en meest dynamische der kunsten
in een zo korte spanne tijds wist te berei
ken.
Dat aan Arnhem de eer te beurt is geval
len het middelpunt van deze viering te
worden, stemt tot verheugenis. Ik hoop, dat
onze gemeente zich een goede gastvrouwe
zal tonen voor allen, die hierheen gekomen
zijn om deel te hebben aan de manifesta
ties, welke de „Filmweek Arnhem" zullen
maken tot de belangrijkste gebeurtenis
welke de filmgeschiedenis van ons land
kent.
Onwillekeurig komt hierbij de gedachte
in mij op aan degenen, die met het be
stuur der gemeente hebben willen samen
werken aan de culturele opbouw van
Arnhem en waarvan ik enkelen met name
zou willen noemen, zoals de heden terecht
met de orde van Oranje-Nassau onder
scheiden heer Charles van Biene en mijn
helaas te vroeg overleden vriend Gerard
Temmer, die reeds direct na de Bevrijding
bij het gemeentebestuur kwamen om over
het organiseren van een filmweek te spre
ken.
Ik stel er prijs op alle medewerkende
instanties en in het bijzonder de Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen en het Hoofdbestuur van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond mijn
erkentelijkheid te betuigen voor de bui
tengewone wijze waarop zij tezamen met
het Gemeentebestuur van Arnhem deze
filmweek in financieel en potentieel op
zicht mogelijk hebben gemaakt.
Ik hoop, dat de vele vertoningen, die in
(Ie komende dagen zullen worden gegeven,
zullen bijdragen tot een beter begrip van
de betekenis van de film in de huidige
samenleving en dat ook de besprekingen,
door de Nederlandsche Bioscoop-Bond, de
stichtingen Nederlands Filminstituut en
Film en Jeugd georganiseerd, verhelderend
zullen werken en de beantwoording van
bepaalde vragen naderbij zullen brengen.
Moge de „Filmweek Arnhem" tot een
belevenis worden, die U niet licht zult
vergeten."
Zich daarop wederom in het Frans tol
de buitenlandse gasten richtend besloot de
Burgemeester zijn rede aldus:
Wethouder W. Tak, Voorzitter van.
de Stichting „Filmweek Arnhem
7955", die nauwelijks hersteld van
een ernstige ziekte, persoonlijk aan
de filmweek wilde deelnemen.
13