Film, critiek en bedrijf
Een belangwekkend gespreksforum
Op de tweede dag van de Filmweek had des middags
in de Zuidgalerij van het Huis der Provincie een unieke
ontmoeting plaats tussen vertegenwoordigers van de pers,
in hoofdzaak filmcritici, en van het filmbedrijf. Van beide
zijden bestond voor dit gespreksforum grote belangstelling
en niet zonder voldoening mag worden geconstateerd, dat
het feit, dat op een dergelijk niveau een openhartige ge-
dachtenwisseling mogelijk is gebleken, getuigt van een
verheugend wederzijds begrip.
De heer M. P. M. Vermin, Voorzitter van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond, die de aanwezigen welkom heette,
gewaagde van een historisch moment, dat, naar hij hoopte,
een nieuw tijdperk in zou luiden. Twee groepen waren
hier uitgenodigd tot een gedachtenwisseling en al zou men
hier volgens sommigen kunnen spreken van een samen
komst van „vriend en vijand", dan wilde spreker er toch
zonder op een van beide de nadruk te leggen op wijzen,
dat alle aanwezigen in elk geval tot de vrienden van de
goede film gerekend mochten worden.
Vervolgens stelde de Bondsvoorzitter de vertegenwoor-
woordigers der groeperingen voor. de leden van de
„panel" die de vragen zouden stellen en in hoofdzaak de
discussies zouden voeren. Als vertegenwoordigers van de
pers hadden achter de groene tafel plaats genomen de
heren A. van Domburg („De Tijd"), A. C. P. Seyffert
(„Nieuwe Botterdamse Courant") en J. Spierdijk („De
Telegraaf"). Het filmbedrijf was vertegenwoordigd door
de heren J. G. J. Bosman (Directeur van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond), B. J. Schimmel (filmverhuurder) en
M. A. V. Vermin (bioscoopexploitant).
De Bondsvoorzitter hoopte, dat ook op dit gespreks
forum de zegswijze bewaarheid mocht worden: „Du choc
des opinions jaillit la vérité" en overhandigde onder luid
applaus de voorzittershamer aan de heer J. J. van Meche-
len, Voorzitter van de Federatie van Nederlandse Jour
nalisten, bij wie de leiding van de debatten berustte.
De heer Van Mechelen betuigde zijn erkentelijkheid voor
de sportieve geste om hem, als journalist, de leiding in
handen te geven, waardoor, hoewel hij als Voorzitter een
neutrale positie zou innemen, mogelijk de veronderstelling
zou kunnen ontstaan, dat de verhouding tussen de debaters
met 4:3 ten gunste van de journalisten zou zijn.
Spreker wilde er geen geheim van maken, dat men van
te voren beraadslaagd had over de wijze waarop de debat
ten langs redelijke lijnen zouden kunnen worden gevoerd.
Men was daarbij tot de conclusie gekomen, dat het aan
beveling verdiende enige markante punten op papier te
zetten, langs welke richtlijnen de debatten zich zouden
kunnen bewegen met vermijding van details en het noemen
van namen en voorbeelden.
De heer Van Mechelen nodigde de heer J. G. J. Bosman
uit om het debat te openen, die verklaarde daarmede
feitelijk reeds de eerste slag verloren te hebben, aangezien
het in zijn bedoeling had gelegen de pers uit haar tent te
lokken.
Bij de door de heer Van Mechelen genoemde beraad
slaging had spreker enige grieven uit het bedrijf samen
gevat in de vorm van enige vragen, waarvan de eerste
luidde:
Kan er geen aanleiding bestaan om de filmcritiek niet
van vaste normen, doch van gedifferentieerde normen uit
te gaan, zodat een film wordt bezien en beoordeeld naar
wat haar doel wil zijn: een filmisch artistieke prestatie,
een instructief product, een rolprent die goede ontspanning
en niet meer dan da!t beoogt, klucht, blijspel, thriller of
wat ook met andere woorden dat de film wordt beoor
deeld naar haar plaats in het genre dat zij vertegenwoor
digt?
Ook ten aanzien van boeken stelt de critiek zich zeer
verschillend in, wanneer het producten betreft van literaire
qualiteiten dan wel boeken, die geen ander doel hebben
dan een onderhoudende ontspanning of inspanning te
bieden. Heeft, zoals bij het boek en het toneel, ook bij de
film niet elk genre in de door het publiek gezochte afwis
seling een eigen functie en dient filmcritiek het bestaan
van genres niet zonder meer te aanvaarden en slechts uit
te gaan van de waarde van de film in het genre, dat zij
vertegenwoordigt?
Het wordt, zo verklaarde de heer Bosman, door velen als
een bezwaar gevoeld, dat ook de films, welke geen andere
pretenties hebben dan ontspanning, in recensies worden
beoordeeld naar de maatstaven welke voor kunst met een
grote K worden aangelegd, zodat zij, als zij aan die eisen
niet voldoen, worden verworpen en vernietigd. Aan der
gelijke films kleven immers dezelfde gebreken als aan
ontspanningslectuur. En door een beoordeling naar hogere
maatstaven krijgt het publiek, naar sprekers gevoel, een
scheef beeld van zulke films.
De heer A. van Domburg merkte op, dat, indien hij
verklaarde dat hij het gedeeltelijk met de heer Bosman
eens was, hij daarbij niet dacht aan de reclame aan de
bioscoopgevels, de advertenties of de slagzinnen, welke de
indruk wekken dat men te doen heeft met het grootste
meesterwerk aller tijden. Want indien de criticus deze
bewering als norm zou aanvaarden, dan zou hij de betrok
ken film dienovereenkomstig moeten beoordelen. Welis
waar moet deze annoncering met een korreltje zout worden
genomen, maar anderzijds zal de criticus, indien hij uit
sluitend schrijft ter voorlichting van de lezers van zijn
blad, de vraag moeten stellen of de film voldoet aan de
minimale eisen welke gesteld mogen worden.
Spreker was het wel eens met de heer Bosman, dat er
verschil kan worden gemaakt tussen films, die geen en die
wèl pretenties hebben. Indien men aanneemt, dat men de
films in bepaalde soorten kan verdelen, dan zou men reeds
een indeling kunnen hebben naar een hoger en een lager
niveau en dan zou men er voor de recensering twee
rubrieken op na moeten houden, wat sommige bladen
inderdaad al doen.