Maar ook de simpele amusementsfilm heeft te voldoen aan bepaalde normen van goede smaak, zoals ook de con versatie daaraan heeft te voldoen. Het gaat er niet zozeer om, dat men bij de beoordeling andere normen aanlegt, maar dat men deze voor alle films niet op hetzelfde niveau moet zoeken. De heer Bosman zeide de heer Van Domburg dankbaar te zijn voor zijn tegemoetkoming. Het grootste bezwaar is, dat de critieken soms elementen bevatten, die met een beoordeling van de betrokken films niets te maken hebben Het is gebleken, dat deze opvatting ook elders wordt ge deeld. De hoogste Engelse rechterlijke instantie heeft er zich over uitgesproken, dat het onjuist is in de critiek elementen te brengen welke daarmede niet van doen heb ben. Spreker doelde op het streven, dat bij sommige critici is waar te nemen, om van de recentierubriek een aardig amusement te maken, dat voor een bepaalde lezerskring verkoopbaar is. Anderzijds is spreker het eens met de opmerking van de heer Van Domburg, dat de annonceringen soms andere verwachtingen wekken, dan vervuld worden. Maar is het niet het goed recht van de exploitant of importeur om zijn film aan te prijzen? Dit is toch een normaal verschijnsel op elk gebied van handel en industrie. Uiteraard is een voortdurend gebruik van „super-slagzinnen" misplaatst en degene, die zich daaraan bezondigt, zal af en toe een tik op de neus hebben te incasseren. De Voorzitter, de heer Van Mechelen. wilde even stil staan bij hetgeen er met betrekking tot een overdreven annoncering was gezegd, waarbij hij er op wees, dat de heer Van Domburg deze opmerking zelf al enigszins ver zachtte, toen hij erkende, dat men deze annoncering met een korreltje zout moest nemen. Het is algemeen gebrui kelijk om in de reclame te overdrijven. De rechter heeft uitgemaakt, dat bijvoorbeeld bij de aanprijzing van genees middelen een zekere overdrijving is toegestaan. Uit menselijke overwegingen zou men dit dus ook bij de film moeten toestaan, die soms wel eens een soort geneesmiddel kan zijn. (Gelach). Aan de heer Van Domburg wilde de Voorzitter de vraag stellen of de Nederlandse pers over het algemeen volgens zijn normen werkt. De heer Van Domburg zeide helaas te moeten toegeven, dat men er niet altijd in slaagt de filmbeoordeling op het niveau te houden dat men zou wensen. Af en toe ontmoet men bij de critiek een soort afbraak, die blijk geeft van een ressentiment. Het is pijnlijk te moeten constateren, dat er van tijd tot tijd op de algemene regel uitzonderingen zijn. De heer M. A. V. Vermin merkte op, dat de heer Van Domburg terecht had gezegd, dat elke film getuigen moet van goede smaak. Hij wilde daar tegenover stellen, dat ook de journalistiek blijk moet geven van goede smaak. De heer W. K. G. van Royen verklaarde, dat het hem als bioscoopexploitant altijd weer opvalt, dat de recensies van toneelstukken in het algemeen welwillender zijn ge steld dan die betreffende films. Deze opmerking ontlokte protesten van de zijde der critici, waarop de heer Van Royen te kennen gaf deze bewering te kunnen staven. Ten bewijze las hij een recensie voor van het toneelstuk ,.Potasch en Perlemoer met vacantie", welke als volgt luidde: „Potasch en Perlemoer zijn nog lang niet dood, integen deel. Springlevend zijn ze vanavond in do „Kleine Comedie" weer op de planken gekomen. Drie uur lang heeft de uitver kochte zaal geschald van het lachen, dikwijls klaterde spontaan applaus op na een goede „witz" en aan het slot werden Tilly Perin-Bouwmeester, Johan Kaart en Johan Boskamp letterlijk bedolven onder de bloemen. Een dankbaar publiek, het gezicht nauwelijks weer in de plooi, dankte langdurig en enthousiast. De discussies werden met de grootste be langstelling gevolgd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 22