Stemd zijn om in de bioscopen vertoond
Ie worden, en tegenwoordig zelfs ook films
die niet eens bestemd zijn om gepro
jecteerd te worden, namelijk televisie
films.
Maar over dit laatste gevaarlijke onder
werp zal ik in deze filmweek van het film
bedrijf maar wijselijk verder zwijgen. Ik zal
dus uitsluitend spreken over de film, voor
zover die voor de bioscoop bestemd is.
Ik moet nog een enkel woord zeggen
over het begrip cultureel, dat eveneens in
de titel van deze eerste inleiding voorkomt.
Ik zal U niet vervelen met beschouwingen
over de vele definities van dit vage en in
verschillende betekenissen gebruikte be
grip, maar herinner U er alleen even aan
dat na mij door de volgende inleiders ge
sproken zal worden over de sociale ir,
opvoedkundige betekenis van de
bioscoop, waaruit volgt dat, als ik het heb
over cultureel, daar alvast niet onder
gerekend moeten worden educatieve en
wetenschappelijke waarden, maar bijvoor
beeld wel kunstzinnige, waarden, die door-
de. andere, sprekers niet behandeld zullen
worden en die hier toch ook aan bod moe
ten komen. Ik vat dus „cultuur" op in de
ruime zin van beschaving of, om met
Van Dale te. spreken: verfijning van het
geestelijk en zedelijk leven.
Hoe zit het nu met de verfijning van
het geestelijk en zedelijk leven die via de
bioscoop tot ons komt?
Uitgenodigd om hier over de culturele
betekenis van de bioscoop te spreken, be
greep ik dat ik moeilijk kon aankomen
met de. bewering dat die nihil was wat
ik ook niet meen, stel U gerust en ik
beh me dus afgevraagd of ik van die rul
turele betekenis een indruk zou kunnen
geven door middel van een steekproef,
waar het terrein zo onafzienbaar is. Ik had
me voorgenomen die te zoeken in wat het
meest voor de hand lag: het programma
van deze filmweek, waarop immers het
filmbedrijf zelf extra goed voor de dag
wilde komen. En waar ik het eerst op
stuitte was: Du rififi chez les hommes!
Van verfijning van het geestelijk en zede
lijk leven gesproken!
Ken bezoeker van Maandag, aan wiens
culturele smaak overigens niet te twijfelen
valt, zei me achteraf: „Hoe meer ik over
die film nadenk, hoe meer ik tot de con
clusie kom, dat het toch maar een ver
schrikkelijk feit is, dat zestig jaar geleden
de cinematografie is uitgevonden". Nu, dat
ik het daar niet mee eens ben, zult U wel
van mij willen aannemen, maar de opmer
king bewijst in elk geval dat het voorbeeld
op zijn minst genomen niet erg gelukkig
gekozen was ik bedoel niet door het
filmbedrijf, maar door mij.
Ik wilde IJ dan ook graag een andere
steekproef voorleggen. Ik heb hier vóór mij
het programma van de films die deze week
in de 28 bioscopen van de hoofdstad des
lands vertoond worden.
Zou men alle 24 of 25 films die tegelijk
in de 28 Amsterdamse bioscopen draaien,
goed bestuderen, dan had men een bruik
bare dwarsdoorsnede van wat de bioscoop
het Nederlandse publiek in onze tijd brengt.
Wij kunnen ze hier natuurlijk niet uitvoe
rig bespreken; ik ken ook lang niet alle
films, die op de lijst voorkomen, maar ik
wil U alleen enkele indrukken geven. Be
kijkt men zo'n lijst als willekeurig gekozen
en objectief getuigenis, dan ziet men dat
daarop natuurlijk niet ontbreken films van
het romantisch-exotische genre en films a
grand spectacle, zoals „Sinuhe de Egypte
naar", evenmin als sensatiefilms zoals „Op
roer in cel 11", „De fatale minuut", „Duel
in the Sun", „De Overmoedigen" (met het
bijschrift: „De beroemde film, die op top
snelheid de barrière der conventie door
breekt"), „De Heerser van Ceylon", „Meis
jes voor Tanger", err wat dies meer zij.
Maar wie dit alles nu misschien niet zo
heel erg cultureel vindt, zal, als hij verder
kijkt, in andere bioscopen een reeks films
aantreffen, waarbij men eerder van een
culturele hoogconjunctuur zou moeten spre
ken het gaat van Margaret Mitchel tot....
Homerus. Hoort U maar: „Gejaagd door
de Wind", „The country girl" (een film
naar het goede toneelstuk van Clifford
Odets), „Angst" (naar een novelle van
Stefan Zwelg). „Le Rouge et Ie Noir" (naar
Stendhalen de „Odyssee" van Homerus.
En wie zou nu nog durven beweren dat
de bioscoop niet cultureel is?
Dames en Heren, ik niet, maar toch niet
op grond van het lijstje dat ik U zo juist
opnoemde, want als U mij straks zou willen
tegenwerpen dat het eigenlijk niets bete
kent, dan wil ik U wel van tevoren zeggen
dat ik het helemaal met U eens ben. Het
is en blijft een interessant symptoom dat
de film, dat de bios c o o p moet ik zeg
gen, al deze culturele thema's heeft aan
gedurfd, maar- waar bet uit cultureel ring
punt op aankomt, is, wat er van gemaakt
is. Een slecht gemaakte film naar een cul
tureel onderwerp kan ook anti-cultureel
zijn err een goedgemaakte film met een
helemaal niet zo erg cultureel gegeven kan
van grote artistieke en rins ook van culturele
waarde zijn. Het is wel mogelijk dat van
bet Amsterdamse lijstje de film „On the
Waterfront", die geen typisch cultureel
thema heeft, de, meest culturele, want
meest artistieke film is. Misschien is het
wel de. film „To Paris with love", een
„doodgewone" (dit tussen aanhalings
tekens!. Engelse comedie.
Het gaat in de film niel in dr- eerste
plaats om literaire en andere culturele
waarden in rle gebruikelijke zin; het gaat
om de filmische waarden, die elk onder
werp kunnen adelen. (Daarom is „Du rilili
chez les Hommes"
dan ook m.i. on
danks alles een
belangrijke en
zelfs een cultu
rele film). Filmi
sche waarden,
waarover ik geluk
kig niet behoef uit
te weiden, omdat
ik geen referaat
over filmaesthe-
liek houd, maar
die ik hier wel als
bekend mag ver
onderstellen. De
functie van rle
film, heeft Yves
Allégret op de
openingsdag van
deze filmweek on
geveer gezegd, is:
de mensen te la
ten zien hoe an
dere mensen le
ven, liefhebben en
lijden. Hij vergat
dat rlit irict alleen voor de film geldt, maar
precies zo ook voor andere kunsten, als
toneel en literatuur. Maar de film doet het
op haar eigen wijze, en daar komt het op
aan. De film is een geheel nieuw middel
om uitdrukking te geven aan de visie van
de kunstenaar op het leven en het is een
van de grote culturele verdiensten van de
bioscoop dat zij het publiek ontvankelijk
heeft gemaakt voor dit nieuwe uitdruk
kingsmiddel, voor deze nieuwe visie op
het leven.
En daarom dames en heren, vind ik het
zo'n merkwaardige bescheidenheid, als het
filmbedrijf zelf de bioscoopagenda besluit
met de regel:
B i o s c o o p e n v e r m a a k z ij n
s y n o n i c m
Dit is een uitspraak die zwaar zou moe
ten wegen, daar zij blijkbaar door alle
beheerders van de 28 Amsterdamse biosco
pen wordt onderschreven, anders zouden zij
hem niet in het gezamenlijke advertentie-
blok dulden, maar waarmee het filmbedrijf,
dat anders in zijn advertenties enige over
drijving niet schuwt, zich naar mijn menig
voor eenmaal eens schuldig maakt aan een
understatement.
Heel kort nog iets over het verdere pro
gramma van de bioscopen. Culturele kan
ten zitten er soms aan het journaal, als het
zich met typisch culturele zaken bezig
houdt en ik zou willen dat dat vaker voor
kwam. Culturele kanten kunnen er zeker
zitten aan de korte films, die in vele pro
gramma's worden opgenomen. Het zou te
ver voeren om er over uit te weiden, maar
uit tweeërlei overweging kunnen de korte
films een belangrijke culturele bijdrage tot
de programma's vormen Ten eerste omdat
ze vaak typisch culturele onderwerpen op
documentaire wijze kunnen behandelen
ik denk aan films over kunst en kunste
naars, maar dan kom ik enigszins op het
terrein van de heer Van der Vlist, die over
het educatieve zal spreken; en ten tweede
omdat de korte film vaak als het oefen
Kruin van de kunstenaar een bijzonder
kunstzinnig karakter kan vertonen en dan
als zodanig van grote culturele lictck'-
nis is.
Om beide redenen zou het wenseln'k zijn
dat hel filmbedrijf, als bet zijn culturele
taak goed wil verrichten, de korte film,
Tijdens de bijeenkomst van hei Nederlands Filminstituut in
restaurant Royal, V.r.n.1. de heren: II. van der Vlist. wethouder,
J. M. A. van Buggenum, Jhr. Dr. G. C. Quarles run Ufford,
Commissaris tier Koningin, Joh. Miedema. Secretaris van hei
Hoofdbestuur van de Nederlundsche Bioscoop-Bond. Burgemeestei
Matser en H. Wielek