Ik waardeer het in hoge mate, dat Uw Bond dit feit van zodanige algemene betekenis heeft geacht en terecht dat het deze algemene ledenvergadering slechts tot een aanloop en onderdeel heeft gemaakt van de herdenkings- plechtigheden, samengebundeld in de hier ter plaatse te houden filmweek. Door deze herdenking op breder basis te stellen heeft men de maatschappelijke en culturele betekenis van de film willen onderstrepen. Dank zij het lofwaardig initiatief van Uw Hoofdbestuur zal déze week een nationale manifestatie van het film bedrijf doen zien, waaraan tal van andere instellingen op dit terrein, als het Nederlands Filminstituut, het Instituut Film en Jeugd, de Centrale Commissie voor de Filmkeu ring en de Nederlandse Federatie van Filmkringen haar medewerking hebben willen geven. In woord, zowel als in premièrebeeld, zal de heden daagse betekenis van de film in het licht worden gesteld. Ik acht mij daarom, mede gezien de beperkte tijd, die be schikbaar is, ontslagen van de taak daarop thans nader in te gaan; mijn leken-opmerkingen kunnen te eerder wor den gemist, nu zo competente sprekers zich deze week nog zullen doen horen. Laat mij daarom mogen besluiten met mijn bijzondere waardering erover uit te spreken, dat Uw Hoofdbestuur tot het houden van dit Filmfestival het initiatief heeft wil len nemen en U de verzekering te geven, dat het daarvoor samengestelde programma mijns inziens zodanig is gewor den, dat wij deze week met zeer hoge verwachtingen mogen ingaan. Moogt U straks, wanneer deze manifestatie ten einde is, met grote voldoening erop kunnen terugzien. Moge zij U schragen in de volvoering van de zo uiter mate verantwoordelijke taak om de 65 millioen, Uw bio scopen bezoekende. Nederlanders films van zo goed moge lijk gehalte voor te zetten. Ik vraag dit met alle aandrang met name ook voor onze jeugd. Opdat dit zo machtige, maar ook steeds weer riskante middel van culturele be ïnvloeding van ons volk. zoals het 60 jaar geleden zijn zegetocht begon, ook inderdaad ons Volk ten zegen moge zijn en blijven. Dames en Heren, hiermede verklaar ik deze jaarverga dering voor geopend." Een langdurig en hartelijk applaus getuigde van de instemming der vergadering met deze rede. De Bondsvoorzitter dankte de heer Quarles van Ufford voor diens zinvolle redevoering en voor de goede wensen, waarmede hij haar had besloten. Spreker was er van over tuigd, dat, indien men nader op de door de heer Commis saris gememoreerde aspecten in zou gaan. men spoedig tot de ontdekking zou komen, dat men het op vele punten eens is. Dit gold vooral ook de in deze rede aangestipte beginselen en inzonderheid de verantwoordelijkheid van het filmbedrijf ten opzichte van het publiek, een verant woordelijkheid welke de bedrij f sgenoten zich ten volle bewust zijn. Men mag evenwel niet uit het oog verliezen, dat de omstandigheden waaronder het filmbedrijf moet werken en de middelen welke de Overheid te harer be schikking heeft, het voor laatstgenoemde wel wat gemak kelijker maken haar denkbeelden te verwezenlijken dan voor de particuliere ondernemer. Spreker gaf uiting aan de wens. dat de Overheid in overweging zal nemen om bij haar bemoeiingen het par ticuliere initiatief te bevorderen door gunstige voorwaar den te scheppen waaronder dit initiatief zijn taak kan ver vullen. (Applaus). De lieer Vermin dankte vervolgens de Burgemeester van Arnhem, voor de in ..Eutopia", de goede plaetse aan de R ij n, geboden gastvrijheid. Het filmbedrijf is verheugd, dat deze filmweek blijkt te zijn uitgegroeid tot Aan de Hoofdbe stuur staf el tijdens het openingswoord van de Commissaris der Ko ningin. Jhr. Dr. C. G. C. Quarles van 'Ufford (staande). V.l.n.r. de heren: Ch. G. Malser, Burge meester van Arnhem. R. ilges Jr.. M. Desmet. W. K. G. van Koyen, J. G. J. Bosman. M. P. M. Vermin, J. Weening en Joh. Miedema.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 9