Tweede Academische Filmstudie week De film temidden van de andere knnsten Onder zeer grote belangstelling heeft het Nederlands Filminstituut van 27 tot en met 30 September te Utrecht zijn tweede academische filmstudieweek gehouden welke ditmaal tot onderwerp had „D e film temidden van de andere kunsten". In een aantal belangwekkende referaten hebben Nederlandse en buiten landse deskundigen de plaats van de film onder de andere kunsten belicht. Dat de vaak geestrijke betogen dezer inleiders weerklank vonden, bewezen de levendige gedachtenwisselingen, welke op de voordrachten volgden. Onder de activiteiten en manifestaties welke in ons land op filmcultureel gebied georganiseerd worden, begint deze academische filmstudieweek een bijzondere plaats in te nemen. „Utrecht" is geen congres, dat aan de hand van een af te werken agenda tot enige voorzichtig geformuleerde en zorgvuldig geprepareerde conclusies moet komen, welke als basis moeten dienen voor een „werkprogram" van nodig ter hand te nemen activiteiten. Daaraan ontbreekt het in ons land gelukkig niet; men denke slechts aan het vele dat door onderscheiden instellingen wordt verricht met betrekking tot de voorlichting en opvoeding van het publiek tot de film, de beoefening van de filmhistorie en de vraagstukken betreffende film en jeugd. De betekenis van dit geslaagde initiatief van het Nederlands Filminstituut ligt in het feit, dat het uitnodigt tot openhartige samenspreking over het ge hele complexe verschijnsel film in zijn veelheid van aspecten. Een uitnodi ging, welke niet alleen wordt gericht tot academici, aesthetici en in het alge meen tot allen die geroepen zijn of zullen worden om leidinggevende functies in onze samenleving te bekleden, maar evenzeer tot degenen die betrokken zijn bij wat men de „practijk" van de film zou kunnen noemen, namelijk haar vervaardiging en exploitatie. En waar is in ons in zuilen verdeeld land een beter forum voor een dergelijke ontmoeting te vinden dan op het universele academische niveau? Wat deze studieweek tot een unieke belevenis maakt is, dat zij niet méér pretendeert te zijn dan een punt van oriëntering en van bezinning tot een redelijk benaderen van het verschijnsel film. Opening De filmstudieweek werd op Dinsdagmor gen 27 September in de aula der Rijks universiteit door Prof. Dr. H. W. Julius geopend. De heer D, van Staveren, Vice-Voorzitter van het Nederlands Filminstituut, die de Voorzitter Dr. Ph. J. Idenburg wegens verblijf buitenslands verving, heette de talrijke deelnemers en genodigden welkom. Spreker begroette in het bijzonder de ver tegenwoordiger van de secretaris van het College van Curatoren, de heer D. N. Chr. van Wijk, de Voorzitter van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, de heer M. P. M. Vermin, de Hoofdbestuursleden de heren J. Weening, Joh. Miedema, W. K. G. van Royen, B. J. Schimmel en de Bondsdirec teur, de heer J. G. J. Bosman, de Wethou der van Onderwijs van Utrecht, de heer H. van der Vlist, de heer J. Meulenbelt van de Afdeling Culturele Zaken, de ver tegenwoordigers van de studentencorpora: Rector et Senatus Veteranorum van het Utrechts Studenten Corps, Unitas Studio- sorum Rheno-Trajectino, Collegium Studio- sorum „Verkas", Utrechtse Vrouwelijke Studenten Vereniging, de Utrechtse Stu denten Filmliga, de leden van de Raad van Beheer van het Nederlands Film instituut, vertegenwoordigers van de Be drijfsafdelingen en Afdelingen van de Bioscoop-Bond onder meer de heren C. S. Roem, A. F. Wolff, J. Nijland Jr., W. F. Dubbeldeman, W. Hulshoff Pol, E. J. Ver- schueren, J. J. H. H. Tapke Lokenberg, en anderen, de vertegenwoordigers van de Nederlandse Federatie van Filmkringen, van de Stichting Filmcentrum en de Chris telijke Film Actie, de Stichting Film en Jeugd alsmede de vele vertegenwoordigers van de pers. Spreker betuigde zijn erkentelijkheid aan Curatoren en Senaat van de Utrechtse uni versiteit voor deze ontvangst en gaf een kort overzicht van het zich uitbreidende arbeidsterrein van het Nederlands Film instituut. Behalve het verlenen van steun en bemiddeling bij het verkrijgen van cul tureel waardevolle films ten behoeve van niet-commerciële vertoningen voor cultu rele organisaties en instellingen, strekt het Instituut zijn werkzaamheden ook uit tot het bestuderen van de film en van alles wat kan worden samengevat tot hetgeen men „het filmprobleem" noemt, het ver spreiden van kennis omtrent het filmwezen bij het geïnteresseerde publiek en met name het ontwikkelen van de critische zin en de goede smaak bij de jeugd en de bevordering van de practische beoefening van de filmkunst door beginnenden en meergevorderden. Spreker memoreerde de publicatie en voorbereiding van uitgaven over de film, het samenstellen van een reizende tentoonstelling welke een tournee maakt langs inrichtingen van voortgezet onderwijs, de tentoonstelling ..Zestig jaar film" tijdens de filmweek te Arnhem en de in het kader van deze week gehouden congresdag en gespreksforum over het thema „De culturele, sociale en opvoed kundige betekenis van de bioscoop". De eerste studieweek, welke van 28 September tot 1 October 1954 te Utrecht gehouden werd, hield zich vooral bezig met bepaalde aspecten van de filmkunst en de filmkunde in hun verhouding tot een aantal belang rijke uitingen en kenmerken van het gees telijke, zedelijke en sociale leven van ons volk. Voor deze tweede week is als thema gekozen: „De film temidden van andere kunsten". De heer Van Staveren dankte de directies van de Utrechtse bioscopen, die hun zalen welwillend beschikbaar stelden voor enige avondvoorstellingen, en de directies van de verhuurkantoren, die de daarvoor verlangde films belangeloos afstonden. Ten slotte richtte hij een woord van dank aan Prof. Julius, die zich bereid verklaard had deze studieweek te openen. Professor Julius, die als directeur van de Vereniging voor de Wetenschappelijke Film getoond heeft vertrouwen te stellen in de film als medium bij de wetenschap, wilde in zijn openingswoord de film be schouwen van uit het kleine hoekje van de wetenschappelijke film. In deze toepassing is de film medium en zuiver communica tiemiddel van de objecten der wetenschap. Zij heeft in deze functie voor de weten schap mogelijkheden geopend, welke voor dien niet bestonden, waardoor nieuwe ge bieden konden worden ontsloten. Uitvoerig ging spreker in op de stij gende betekenis van de film voor de we tenschap en niet op de laatste plaats op haar vermogen om het in wezen starre wetenschappelijke object de toeschouwers helder voor ogen te stellen. Juist deze starheid van het object stelt de allerhoog ste eisen aan de vervaardigers van deze films, welke nooit populair zullen aan spreken, maar grote paedagogische waarde bezitten. Aan het einde van zijn toespraak be toogde Prof. Julius dat kunst en weten schap elkaar in de film kunnen ontmoeten en onderstreepte deze woorden door zijn toehoorders er aan te herinneren, dat zij zich bevonden in de oude domkapittelzaal waar 375 jaar geleden de Unie van Utrecht gesloten werd, een zaal, welke getuigt van een gelukkige ontmoeting van historie, kunst en wetenschap. Een hartelijk applaus onderstreepte deze toespraak. De deelnemers en genodigden begaven zich hierna in gereedstaande autobussen naar restaurant Esplanade, waar de voor drachten gegeven werden. De eigen aard van de filmkunst De eerste inleider was de filmcriticus de heer A. van Domburg, die sprak over „De eigen a a r d v a n d e f i 1 m k u n s t". Allereerst bewees spreker dat de film kunst leeft naar haar eigen aard, omdat zij niet afhankelijk is van de andere kun sten, daarvan geen nabootsing is, noch een weergave, doch haar verhouding tot de andere kunsten bepaald ziet door dezelfde 20

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 21