kan ook een zaak van bloedtransfusie zijn tussen de literatuur en de film, als van mens tot mens, om der wille van het Menselijke. Deze voordracht werd geïllustreerd met fragmenten uit de „Die drei Groschen Oper" en „De ballade van den hoogen hoed". De eerste dag van de studieweek werd des avonds in de bioscoop Vreeburg be sloten met de vertoning van „De kring om de maan" („Moonglow") (Marten Toon der Film N.V.), „Light and Mankind" (Joop Geesink; regie: Frans Hendrix en Jan Gooien) en „East of Eden" (Warner Brothers: regie: Elia Kazan). Tekenfilm en tekening Mejuffrouw Marie-Thérèse Pon- eet hield Woensdagmorgen 28 September een inleiding over het onderwerp„T e- k e n f i 1 m en tekening" „Le des sin animé eomparé avec 1'iIIustration pic turale"). Zij is de eerste geweest, die aan de Sorbonne te Parijs promoveerde op een proefschrift over de tekenfilm. Al sedert geruime tijd ziet men hoe de film tot alle domeinen van de kunst door dringt: men is gewend, dat het oog van de camera, over een fresco, een tapijt, een schilderij heenglijdt. Men kan zeggen, dat de film gemaakt van een schilderij of teke ning een zeker reliëf geeft aan dat schil derij of die tekening, of aan de illustratie, waardoor deze omgetoverd worden in een fotografische reeks van beelden, die vol gens een bepaald rhythme en een be paalde vorm, met elkander verbonden worden. De film, welke zo van een kunst werk ontstaat, kan een historisch doel hebben: een overzicht geven van een reeks kunstwerken, een reeks van tekeningen door de eeuwen heen en deze in haar onderling verband laten zien; of een zui ver wetenschappelijk doel: om een nauw keurige analyse te geven van de ge bruikte verfdeeltjes van een schilderij of de lijnenreeksen van een tekening, zoals de film gemaakt over de restauratie van „Het Lam Gods", het schilderstuk van de gebroeders Van Eyck. Spreekster wilde zich in deze voordracht evenwel niet bezig houden met de films gemaakt van kunstwerken, de „films sur 1'art", welke een zuiver documentair ka rakter dragen, doch uitsluitend met de tekeningen, gemaakt voor de -tekenfilm. Niet iedereen kan goede tekeningen maken. Zoals voor het tot stand komen van een kunstwerk, schilderij of tekening, een meesterhand nodig is, een kunstenaar die werkelijk talent en begaafdheid bezit, zo is ook voor de tekening voor de teken film een begaafde tekenaar nodig. Zowel voor een schilderij of tekening als voor de tekening voor de tekenfilm is dus be gaafdheid vereist. Hier is de overeenkomst, maar er is ook verschil: een tekening is iets statisch, zij kan dienen tot verluch ting van een boek, en vormt zodoende de logische uitbeelding van het verhaal, de kleuren en lijnen verlevendigen nog zijn inhoud. Die tekening, welke illustratie van een boek of ook een schildering is, of een affiche of wat ook, vormt op zich zelf een statisch afgesloten geheel. Maar zo dra men die aparte tekeningen tot een film gaat maken, krijgt men de synthese van een geheel nieuwe werkelijkheid. Zoals de naam al zegt, het essentiële van de tekenfilm is de tekening. De teke ning, dat wil zeggen de lijn, is hier be langrijk, niet de kleur, al verlevendigen kleuren ook de film, zoals gekleurde illus traties een boek een rijker aanzien geven dan zwart-wit illustraties. De tekenfilm is evengoed als kunstwerk te beschouwen als ieder ander kunstwerk. Waarom zou niet een tekenaar van tekenfilms morgen ook een beroemd schilder kunnen zijn? Als uitvinder van de tekenfilm kan E. Reynaud worden beschouwd, illustrator van kinderboeken, die in 1888 de tekenfilm maakte. Ten onrechte heeft men de tekenfilm maar één doel toegekend, dat van ont- spanningsfilm, en één vorm, die van de karikatuur. Waarom zouden wij in de toe komst niet ook tekenfilms kunnen zien van Dante's „Inferno" of van de „Damnation de Faust" met muziek van Berlioz? Als Walt Disney tekenfilms van sprookjes heeft gemaakt, waarom dan ook geen te kenfilms van dichtwerken en lyriek, waar door het fantastische en onwezenlijke ele ment waarde krijgt door de truc van de tekenfilm? Tegenwoordig gebruikt men de teken film ook voor wetenschappelijke doeleinden, onder meer ter explicatie van natuur kunde, scheikunde, wiskunde. Zo heeft L. Motard een tekenfilm gemaakt onder de titel „Caleidoscope", van wiskundige figuren, met behulp van aardappels en vruchten, welke in een steeds wisselende volgorde, in veel hoekjes samengevoegd steeds nieuwe figuren geven. Men zou op scholen de kinderen aan de hand van tekenfilms, wiskunde en meetkunde kun nen bijbrengen, zodat de opvoedkundige mogelijkheden van de tekenfilm voor de toekomst niet gering zijn. Verder speelt de tekenfilm een zeer be langrijke rol als reclame-middel. Men kent bijvoorbeeld de filmpjes, gemaakt voor Esso-Standard, l'ersil, voor bier etc. Ook voor de industrie is de tekenfilm van belang. De tekening is, besloot Mejuffrouw Poncet haar voordracht, in de eerste plaats een illustratie: door de film tot leven ge bracht krijgt zij een andere vorm en een ander bestaan. Het rhythme in de film en in de andere kunsten De tweede inleider van deze dag was Dr. J. M. L. Peter s, directeur van de Stichting Nederlandse Onderwijs Film, die een belangwekkend referaat hield over: „Het rhythme in de film en in de andere kunste n". De heer Peters ging uit van het kunst werk in het algemeen, waarvan het struc turerend principe bestaat in regel m a- tig wisselende beweging, welke zich openbaart in het materiaal waaruit het kunstwerk is gevormd. Als voorbeeld noemde Dr. Peters de „Boerendans" van Brueghel. Dit materiaal zelf kan bij de dynamische kunsten bijvoorbeeld de danskunst en de muziek, zelf in beweging zijn; zo is dus het lichaam van de mens in beweging bij de dans en bij muziek de klank. Bij de statische kunsten daarentegen is het mate riaal zelf niet in beweging, doch het geeft aanleidingen dat in de waarneming van de toeschouwer een bewegingselement ont staat, zoals bij de schilderkunst bijvoor beeld het „Laantje te Middelharnis" van Meindert Hobbema, waar de boompjes in rhythmische rij geschilderd, de toeschou wer de verte invoeren. Hiermee is het begrip artistiek „rhythme" benaderd. Wij kennen in het rhythme een ob jectieve, dat wil zeggen in het materiaal zelf aanwezige, en een subjectieve, dat wil zeggen bij de beschouwer opgewekte, be weging. Iedere waarneming is namelijk steeds van motorische aard. In de beel dende kunsten kunnen bijvoorbeeld aller lei compositie-elementen de blikrichting van de toeschouwer bepalen, veranderin gen in de blikrichting veroorzaken en zelfs bewegingsgewaarwordingen bij de toe schouwer opwekken. Bij het filmkunst w eik bestaat het materiaal uit projecteerbare beelden, welke ieder afzonderlijk een soort optisch en acoustisch spiegelbeeld geven van een werkelijke of geënsceneerde gebeurtenis of toestand. Nu kunnen in ieder afzonder lijk beeld („shot") bewegingselementen aanwezig zijn, welke aanleiding geven om rhythmisch verwerkt te worden. De ob jecten van dit beeld kunnen in beweging zijn of schijnen, ofwel ze kunnen door hun compositie bij de toeschouwer waarne mingsbewegingen oproepen. Deze objec tieve en subjectieve bewegingen hebben gelijk ieder rhythme onder meer de volgende eigenschappen: duur, tempo en richting. De regelmatige wisseling van beweging binnen het afzonderlijke beeld is evenwel zeer beperkt. Pas in de opeen volging van een reeks van filmbeelden is de mogelijkheid tot rhythmische ordening ten volle aanwezig. In het ideale filmkunst- werk is de bewegingscompositie der afzon derlijke beelden steeds functioneel onder geschikt aan die van het geheel. Van daar dat iedere overgang van het ene naar het volgende beeld een soort keerpunt vormt in de objectieve of subjectieve beweging en verandering kan veroorzaken in de duur, tempo en richting van deze luwe- ging. In iedere kunst bezit het rhythme een veelvoudige functie: het schept orde in het materiaal, harmoniseert de delen en wekt aldus bij het belevend subject een lustgevoel op (de zogenaamde „hedo- nische" functie). Rhythmische ordening vergemakkelijkt de waarneming, daar de harmonische orde ning van de delen tot het geheel dit ge heel ook „overzichtelijker" maakt, en ver vult dus een „economische" functie. Het artistieke rhythme is verwant met het biologische rhythme van de mens en legt daardoor een sympathische band tus sen het kunstwerk en de belevende mens, zodat deze helemaal kan opgaan in en zich kan overgeven aan de ervaringen, welke het kunstwerk hem wil mededelen: men noemt dit wel de „magische" functie van het rhythme. Tenslotte heeft het rhythme nog een „expressieve" of „symbolische" functie: het vertolkt namelijk symbolisch de gevoe lens en emoties welke de kunstenaar door middel van vorm en materiaal van het kunstwerk, op de beschouwer of hoorder wil overbrengen. De filmkunstenaar heeft derhalve bij de rhythmische ordening van zijn materiaal bepaalde „regels" in acht te nemen. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 24