Inaugurale rede Tan de Bondsvoorzitter maat, bankier, econoom en vrederechter te zijn en die bovendien klaar staat om ongetelde uren van hard werk ter beschikking te stellen van de Bond. Ik weet dat wij die man in U gevonden hebben, mijnheer Miedema, en, mijn interimaat neerleggend, geef ik U hierbij de plechtige belofte van loyale medewerking, voor wat mijzelf betreft en de Afdeling waar ik Voorzitter van ben. Moge U de kracht, de wijsheid en de gezondheid ge geven zijn om Uw functie te vervullen op de wijze zoals Gij zich die voorstelt." Een langdurig en hartelijk applaus onderstreepte deze wens. De nieuw gekozen Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miede ma, beantwoordde de installatierede van de heer Weening als volgt: ,,Bij de aanvaarding van mijn functie past het mij in de eerste plaats U, mijnheer Weening, dank te zeggen voor de vriendelijke en bemoedigende woorden die U zo juist bij mijn installatie tot mij hebt willen richten en vervolgens mijn erkentelijkheid te betuigen aan alle Bondsleden voor het vertrouwen dat men mij met deze enkele candidaatstelling in zo ruime mate heeft willen schenken. Ik zou voorts eeri beroep willen doen op Uw aller mede werking, in het bijzonder op mijn collegae Hoofdbestuur deren en op allen die in de talrijke afdelingen mede aan de Bondsleiding deel hebben. Ik prijs mij gelukkig met de Bondsdirecteur, de heer Bosman, reeds vele jaren in de beste verstandhouding te hebben mogen samenwerken, zodat ik meen te mogen verwachten, dat, nu ons contact vermoedelijk nog nauwer zal worden aangehaald, alle voorwaarden voor een voort zetting van deze goede samenwerking aanwezig zijn. Gaarne had ik juist vandaag de heer Bosman op zijn vertrouwde plaats naast de Voorzitter gezien. Hoewel ge lukkig herstellende van zijn ziekte, is hem het bijwonen van deze vergadering ontraden. Ik moge U voorstellen namens de Algemene Vergade ring de heer Bosman telegrafisch onze beste wensen te doen toekomen. Ook op de heer Hagenberg en de staf van het Bonds bureau wil ik gaarne een beroep doen om mij bij de uit oefening van mijn functie ter zijde te staan. Ik ben er mij van bewust, dat het geen sinecure is om deze verantwoor delijke taak die op een geheel ander vlak ligt dan die welke ik tot nu toe heb verricht, van een zo illustere figuur als onze diep betreurde oud-Voorzitter was, over te nemen. Ik hoop echter met inzet van al mijn krachten mij deze benoeming waardig te tonen. Omtrent mijn opvatting van de functie, die ik vandaag op mij neem, wil ik gaarne verklaren, dat deze in grote lijnen overeenstemt met die van mijn voorgangers, name lijk alles te doen en niets na te laten om de onontbeerlijke eenheid in onze Bond te handhaven en zo nodig te ver dedigen. Wij zijn er, geloof ik, wel eenparig van doordrongen, dat onze existentie vrijwel staat of valt met het ,,to be or not to be" van onze bedrijfsorganisatie. Ondanks de vele controversen, die door de heterogene samenstelling van onze Bond uiteraard aan de dag treden, zijn wij er gezamenlijk in geslaagd door onderling begrip voor eikaars moeilijkheden en wederzijdse bereidheid tot het brengen van offers, indien ons gezamenlijk belang dit eiste, van deze, onze Bioscoop-Bond, een krachtig bolwerk te maken. Het zou echter van gebrek aan werkelijkheidszin en inzicht getuigen, indien wij meenden, dat wij nu binnen onze veste voor bedreigingen van buitenaf onkwetsbaar zouden zijn. Voor de handhaving van onze positie bij het steeds verder voortschrijdend dirigisme in het maatschap pelijk bestel van ons land zal van het Hoofdbestuur en van allen, die bij de leiding betrokken zijn, uiterste in spanning worden geëist om het juiste beleid te bepalen. Ook in onze interne huishouding zullen wij ongetwijfeld met vele nieuwe vraagstukken worden geconfronteerd. Dit is althans steeds zo geweest; het zal ook in de toekomst zo zijn. Wanneer wij ons echter bewust blijven van de onvoor waardelijke noodzakelijkheid van onze eenheid e'n saam horigheid, zullen wij, evenals in het verleden, ook in de toekomst de gevaarlijke klippen op onze vaarroute weten te omzeilen. De bijzondere betekenis van deze gedenkwaardige Jaarvergadering wordt door verschillende belangwekkende besluiten geaccentueerd. Met de aanneming van het Hoofdbestuursvoorstel tot oprichting van een fonds voor de Nederlandse speelfilm productie met welke beslissing ik de leden van harte geluk wens heeft immers de Nederlandsche Bioscoop- Bond wederom een daad gesteld en een initiatief genomen, welke eens te meer bewijzen, dat in onze organisatie dyna mische krachten leven en tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Nieuwe en grote perspectieven openen zich thans voor de ook in ons land aanwezige filmkunstenaars en al mogen enkele pessimisten deze continue speelfilmproductie nog als een fata morgana beschouwen, de verovering van een eervolle plaats te midden der filmproducerende landen behoeft mijn inziens geenszins een utopie te zijn. Met deze forse daad wordt een nieuwe mijlpaal ge plaatst op de door ons ingeslagen weg naar verdere ont wikkeling van het bedrijf, waarvoor, het zij met voldoe ning vastgesteld, begrip en waardering bij Overheid en publiek groeiende is. Deze groeiende belangstelling te stimuleren is een taak waaraan ieder zich op zijn plaats in het bedrijf en in onze organisatie met enthousiasme zal moeten blijven geven. De frequentie van het bioscoopbezoek in ons land is, internationaal bezien, beslist nog onbevredigend. Van de vele middelen, die ons ter verhoging van deze frequentie ten dienste staan, wil ik slechts enkele noemen: Gezonde expansie en vernieuwing van ons theaterpark, het ons sterker bewust zijn en blijven van onze verant woordelijkheid tegenover land en volk, het overwinnen van de aversie tegen de bioscoop zoals deze nog in con fessionele kringen bestaat en het bevorderen van respec tabele contacten met Overheidsinstanties en alle hiervoor in aanmerking komende organen uit het maatschappelijke en culturele leven; het zijn slechts enkele aspecten van een altijd durend werkprogram, waard om met kracht en be zieling te worden nagestreefd. Weliswaar zal de weg, die wij hiervoor hebben af te leggen, voetangels en klemmen bevatten en zal onze gang 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 12