Buitengewone Ledenvergadering
Resterende agendapunten
zeker niet altijd over rozen gaan. Teleurstellingen zullen
ons hierbij niet bespaard blijven, maar met de ruggesteun
van onze perfecte organisatie en een gezond optimisme en
idealisme zullen wij. eendrachtig samenwerkend, tot meer
dere respect afdwingende resultaten kunnen komen. De
evolutie der cinematografie is nog steeds ..en route
Mogen de evoluerende krachten in het voor ons liggende
tijdperk gebundeld en gericht worden op het streven de
productiekwaliteit steeds hoger op te voeren, opdat wij in
staat zullen zijn de ons bedreigende concurrerende mach
ten met succes te weerslaan en onze eigen plaats in de
wereld van het amusement, de kunst en de cultuur te
behouden.
Met de vaste wil op mijn plaats met inzet van al mijn
beschikbare krachten aan de toekomstige ontwikkeling van
ons mooie bedrijf en onze organisatie mede te werken
aanvaard ik mijn functie."
Deze kernachtige toespraak werd door de leden met een
krachtig applaus onderstreept.
De ingevolge artikel 8 van hel Filmbeursreglement
aftredende leden der Filmbeurscommissie, de heren G. H.
Groenewegen te Leiden en H. Timmer Ie Amslerdam wer
den herbenoemd.
Met betrekking tot de vaststelling van de plaats, waar
de jaarvergadering in 1957 zal worden gehouden, deelde
de Voorzitter, de heer J. eening, de vergadering mede.
dat het Hoofdbestuur weliswaar over enige suggesties van
gedachten had gewisseld, maar dat het College het op prijs
zou stellen te vernemen tot welk voorstel het overleg ter
zake in de afdelingen had geleid.
De heer A. F. Wolff, Voorzitter van de Afdeling Het
Centrum, stelde voor de volgende jaarvergadering te hou
den te Utrecht, als het meest centraal gelegen punt van
het land.
De heer G. J. Milius te Hoogezand, oud-Voorzitter van
de Afdeling Het Noorden, herinnerde er aan dat deze
Afdeling het volgende jaar haar dertigjarig bestaan zal
vieren. In verband hiermede zou de Afdeling het op prijs
stellen. indien de jaarvergadering in Croningen zou kun
nen worden gehouden.
Nadat de heer Wolff zich gaarne bereid verklaard had
zijn voorstel een jaar op te schorten, werd met algemene
stemmen besloten de jaarvergadering 1957 te Groningen
te houden.
De vergadering werd hierop gesloten.
Van de thans volgende pauze maakten de leden gebruik
om de nieuwgekozen Bondsvoorzitter, de heer Miedema,
de hand te drukken en hem geluk te wensen met zijn
benoemina.
Om 17.00 precies opende de heer Joh. Miedema. voor
de eerste maal in zijn functie als Bondsvoorzitter, de
buitengewone ledenvergadering.
Als eerste punt werd aan de orde gesteld het voorstel
van het Hoofdbestuur om, overeenkomstig de algemene
vergunning van Bijksbemiddelaars d.d. 22 Maart j.L aan
alle werknemers die thans in dienst zijn van de leden,
vóór 1 Mei a.s. een uitkering over 1955 toe te kennen tot
een bedrag van 3 van het in 1955 verdiende loon.
Voor zover het betreft personeel, wier inkomsten mede uit
verval bestaan, zal de 3 worden uitgekeerd over het
garantie-inkomen.
Door de heren C. S. Roem te 's-Gravenhage, Mr. J. M.
Landré, B. D. Ochse en E. J. Verschueren te Haarlem werd
onder meer de vraag gesteld of deze 3 eveneens van
toepassing zou zijn op het personeel, dat inmiddels over
1955 reeds gratificaties of tantièmes heeft ontvangen.
De Voorzitter wees er op, dat, voorzover dergelijke uit
keringen te beschouwen zijn als winstuitkeringen, zij ge
compenseerd zouden kunnen worden met de voorgestelde
3 mits bedoelde uitkeringen niet te beschouwen zijn
als de gebruikelijke gratificaties voor verrichte presta
ties en dergelijke.
De heer O. P. Besseling stelde de vraag waarom het
voorstel zich ook uitstrekte tot het personeel, dat niet
onder de geldende loonregeling valt. De heren Landré en
Verschueren vroegen zich af waarom er geen overleg had
plaats kunnen vinden in de Afdelingen, alvorens een
dergelijk punt op de agenda te plaatsen.
De Voorzitter gaf te kennen, dat'hel inderdaad de be
doeling van het Hoofdbestuur is, dat de 3 ook aan
degenen, die in het filmbedrijf werkzaam zijn maar buiten
de loonregeling vallen, ten goede zou komen.
De heer W. K. C van Royen. Voorzitter van de Sociale
Commissie, deelde mede, dat deze Commissie door tijd
nood gedwongen haar advies rechtstreeks aan het Hoofd
bestuur had uitgebracht.
De heer Verschueren stelde voorts de vraag of door dit
voorstel van het Hoofdbestuur geen precedent werd ge
schapen voor die bedrijfstakken, welke geen CA.O. of
Bindende loonregeling hebben.
De heer Hagenberg wees er ten antwoord op, dat in
het officiële besluit van Rijksbemiddelaars met betrekking
tol deze 3 nergens beperkingen worden gemaakt ten
opzichte van bepaalde groepen.
De Voorzitter stelde de vergadering hierop voor het
Hoofdbestuursvoorstel te aanvaarden. Indien een lid aan
zijn personeel over 1955 reeds uitkeringen uit de winst
van zijn bedrijf heeft verstrekt, of andersoortige uitke
ringen heeft toegekend welke rechtstreeks in verband staan
met de stijging der bedrij f suitkomsten in 1955, mits niet
het karakter dragende van regelmatig terugkerende gratifi
caties en dergelijke, kunnen deze uitkeringen op de be
doelde 3 °/c in mindering worden gebracht.
Het voorstel werd met algemene stemmen aanvaard.
Daarop was aan de orde de verkiezing overeenkomstig
artikel 12 der Statuten en artikel 12 van het Algemeen
Bondsreglement van een lid van het Hoofdbestuur in de
tussentijdse vacature van de heer Joh. Miedema.
II