en bestuurslid van het Louis Groen Fonds; mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Nederlands Filminstituut en lid van het Centraal Campagne Comité voor het Nederlandsche Roode Kruis. De ver diensten, die hij zich als Bondsbestuurder verworven heeft, werden erkend door zijn benoeming in 1950 tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en door de toekenning van het Kruis van Verdienste van het Nederlandsche Roode Kruis. De inzichten, welke hij bij zijn bioscoopexploitatie aan de dag legde, waren in feite ook de inzichten, die hem als Voorzitter van de organisatie tot leidraad dienden. Hij interesseerde zich minder voor uiterlijkheden dan voor de wezenlijke betekenis van de dingen. Zijn figuur paste wonderwel in de na-oorlogse ontwikke ling, die de organisatie en het bedrijf in ons land hebben moeten doormaken. De organisatie zag hij niet als doel op zichzelf maar als een levend organisme, dat de zakelijke belangen van zijn leden dienen moest, maar een moeilijker taak had dan de gemiddelde bedrijfsorganisatie, omdat het product dat haar leden verhandelen een voortbrengsel des geestes is en iedereen die ondernemingen had op het gebied van film en bioscoop in deze organisatie verenigd moest zijn, hetgeen dank zij de toetreding ook van de producenten verwezenlijkt werd. Hij bezat de kwaliteit om temidden van tegengestelde belangen de balans in evenwicht te houden en bij optredende geschillen met succes te interveniëren. Hij schitterde voornamelijk daar waar slechts-weinigen hem konden gadeslaan, namelijk in de kleine colleges, waarvan hij het presidium bekleedde, het Hoofdbe stuur, de Ledenraad en de Arbitrage. Kenmerkend voor zijn leiding was, dat hij de voorzittershamer, die hem door het Bondspersoneel geschonken was. nimmer gebruikte. Tot stemming kwam het zelden. Hij geloofde in de overtuigingskracht van een eerlijk en open debat. Hierbij optredende spanningen ontlaadden zich door zijn bevrijdende humor en een betoog, dat langs de feiten heenging of al te zeer in détails dreigde te verlopen, kon jammerlijk ineenstorten door een scherpe vraag of een vernietigende opmerking. Op de be sluitvorming hebben zijn inzichten en gedachten vaak bevruchtend gewerkt. Hij hield van critiek en hij zou haar nimmer smoren. Wijlen de heer Vermin was een diep gelovig man en hij hield zijn persoonlijke overtuiging niet ver borgen onder de korenmaat. Hij behoefde dit ook niet te doen, want hij had groot respect voor de verschei denheid van overtuiging en levenswijze en een bijzondere feeling voor de positie van minderheden. Wij bewaren in hem de herinnering aan een beminnelijk en edel mens, een man van allure en zonder pretenties. Wij herinneren ons echter ook zeer wel, hoe hij onverzettelijk kon zijn wanneer het ging om de hoofdzaken, hoe hij de hypocrisie verachtte van hen, die een zakelijk belang trachtten te dienen met een beroep op be ginselen en hoe hij zich vierkant keerde tegen het particularisme van hen, die in het organisatieleven de toepassing der besluiten in hun persoonlijk belang trachtten om te buigen. Weliswaar trad de overleden Voorzitter de laatste tijd weinig in het openbaar op. doch wij zijn niet ver geten hoe hij buiten de kring van het bedrijf een formidabel tegenstander kon zijn in het debat wanneer de naam van het bedrijf op het spel stond of wanneer het ging om de betekenis en de functie van de film. Veel heeft hij op deze wijze bijgedragen tot beter begrip en vooral tot hoger aanzien van de bioscooponder nemingen. Vooral ook mag hierbij niet vergeten worden, dat hij gezag had in buitenlandse filmkringen. De laatste tijd heeft hij in verband met de slepende ziekte, die hem meer dan menigeen weet tot een zware last was geworden, aan intimi telkens de vraag gesteld of het wel juist was, dat hij zijn functies bleef waar nemen. In de afgelopen zomer viel de beslissing, een zware beslissing, omdat hij veel van zijn werk in de organisatie hield. En men mag gerust met de wetenschap die men nu heeft verklaren, dat hij zijn krachten tot het einde heeft ingespannen. De mens wikt, God beschikt. De rust, die iedereen hem gaarne toewenste tot herstel van zijn gezondheid, is de eeuwige rust geworden. Op waardige wijze heeft de Nederlandsche Bioscoop-Bond zijn nagedachtenis geëerd. Zijn naam zal in ons bedrijf en ver daarbuiten in hoge ere blijven. Dit moge zijn kinderen, zijn familie en hen, die tot zijn persoonlijke vrienden gerekend mochten worden, tot troost zijn bij dit zwaar en al te vroeg verlies. De heer Vermin ruste in vrede.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 4