Groeiende Europese filmproductie
Nederlandse films in het buitenland
Unesco's nieuwste rapport over de werkzaamheid van
pers. radio, film en televisie in de wereldhuishouding
geeft onder de titel ,,W o r 1 d Communications"
een duidelijk beeld van de ontwikkeling van deze massa
communicatiemiddelen gedurende de laatste vijf jaar.
Welk een omvang deze ontwikkeling heeft aangenomen
begint men pas té begrijpen, als men kennis neemt van
het statistische materiaal, waarmede dit rapport wordt
toegelicht. Dagelijks wordt het wereldpubliek voorlichting
en ontspanning geboden in ruim 130.000 permanente en
reizende bioscopen, door 255 millioen dagbladexemplaren
en door 257 millioen radio- en 44 millioen televisie-
ontvangtoestellen.
Terecht zou men naar aanleiding hiervan kunnen zeg
gen, dat 130.000 bioscopen in dit verband geen juist ver
gelijkingsobject bieden. Men zou beter uit kunnen gaan
van de totale zitplaatsencapaciteit, om niet spreken van
het aantal bezoekers. Bij een gemiddelde van rond 400
zetels komt men op een totale capaciteit van ongeveer
56 rnillioen zitplaatsen, welk cijfer overeenkomt mei de
het vorige jaar door het Ministerie van Handel van de
Verenigde Staten gepubliceerde statistische gegevens.
Wal het bioscoopbezoek betreft wijst de Unesco er op.
dat de film wekelijks een liende deel van de wereldbe
volking trekt en daardoor haar invloed in iedere uithoek
van de aarde doel gevoelen.
Wel het meest in het oog springt de fenomenale groei
van de televisie, vooral in de Verenigde Staten. Canada,
Groot-Brittannië en Rusland. Maar de film heeft, niet
tegenstaande het aantal televisietoestellen zich meer dan
verdrievoudigde, met succes haar leidende positie onder
de ontspanningbrengende media kunnen handhaven. Een
tiende deel van de wereldbevolking zoekt wekelijks ver
pozing bij de film, welke haar invloed thans in iedere
uithoek van de wereld doet gevoelen. „Gedurende de
laatste jaren worden nieuwe technieken voor filmpro
ductie en filmprojectie ontwikkeld, en het schijnt dat de
film. ondanks de concurrentie van nieuwere media, haai
vooraanstaande rol in de ontspanningswereld heeft be
houden", concludeert het rapport, dat deze conclusie met
uitvoerig cijfermateriaal staaft.
Onlangs heeft ..Variety" onderstaand overzicht ge
publiceerd van de speelfilmproduclie in de vijf voor
naamste filmproducerende centra van Europa, te weten
Duitsland. Engeland. Frankrijk, Italië en Spanje.
Totaal
1954 1955
Duitslands 107 130
Engeland 94 90
Frankrijk 98 110
Italië 150 140
ipanjc
69
50
co-producties
1954 1955
15 9
10
Ir, t
12 26
13 8
kleurenfilms
1954 1955
26 41
37 35
38 31
83 43
10 9
518
520
116
87
194
162
De conclusie welke men uit deze voorlopige cijfers
moet trekken is, dat de Europese filmlanden hun hoog
productiequantum in 1955 weliswaar gehandhaafd heb
ben, maar dat het aantal co-producties over het algemeen
aanzienlijk is gedaald. Inzonderheid Duitsland en Frank
rijk geven bij een gestegen nationale productie blijk van
een verflauwde belangstelling voor co-producties. In aan
merking genomen de bijna ononderbroken stijging van
hel aantal co-producties gedurende de laatste vijf jaar,
vooral tussen Frankrijk en Italië, en de herhaalde ge-
dachtenwisselingen welke lussen vertegenwoordigers van
de filmindustrieën hebben plaatsgevonden over een even
tuele eenwording van de Europese markt -- gedachten-
wisselingen welke aanleiding hebben gegeven tot specu
latieve berichten over een zogenaamde Europese ..film-
pool"' is men geneigd aan de vrij scherpe daling van
hel aantal co-producties een meer dan toevallige betekenis
toe te kennen. Wil dit zeggen, dat men in de co-productie
tussen de onderscheiden landen geen basis voor een door
velen vurig bepleite Europese filmgemeenschap meent ie
kunnen vinden?
Een tweede conclusie, welke uit dit beknopte overzicht
getrokken moet worden is, dat. hoewel Duitsland in 1955
aanzienlijk meer kleurenfilms vervaardigde, de totale pro
ductie daarvan in Europa is teruggelopen na een onafge
broken stijging gedurende de laatste jaren. In 1952 be
liep de totale kleurenfilmproductie in Europa nog slechts
59 films, steeg in 1953 tot 96 films om in 1954 een
recordhoogte van 194 te bereiken. De terugloop in 1955
is echter in hoofdzaak te wijten aan de aanzienlijke daling
in dr productie van kleurenfilms in Italië, welke verband
houdt met de onzekere situatie welke daar in het afgelopen
jaar is ontstaan. De wet namelijk, welke op 1 Januari
1950 in werking was getreden en waaronder het Italiaanse
filmbedrijf in het algemeen en de filmproductie in het
bijzonder een fenomale opbloei beleefde, liep op 31 De
cember 1954 af, zonder dat er een nieuwe regeling tot
stand was gekomen. Na enige maanden van een voor de
filmproductie fatale besluiteloosheid besloot de Italiaanse
regering einde Maart 1955 om de wet voorlopig tot het
einde van dat jaar te verlengen. Ongelukkigerwijze zag het
begin van dit jaar een herhaling van deze vertraging.
Een nieuw ontwerp van wet verkeert nog steeds in het
stadium van parlementaire discussie.
Aan het Vle Internationale Filmfestival van Berlijn
wordt door de navolgende korte Nederlandse films deel
genomen: .Jungle airlift" CJVIaterialtransport im
Dschungel auf dem Luftwege"van Ytzen Brusse en „Zo
vol als een ei. zo vlak als een spiegel"" (..Stein auf Stem")
van Albert Brosens.
Eerstgenoemde film, welke door Brusse in opdracht
van de Koninklijke Shell groep werd vervaardigd, heeft
tot onderwerp het transport van een boortoren en ma
chinerieën per helicopter naar het hart van het oerwoud
van Nieuw-Guinea.
De tweede film werd door Albert Brosens vervaardigd
voor de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf en houdt
zich in het bijzonder bezig met het belangrijke aandeel,
welke het metselaarsambacht in de bouwnijverheid heeft.
21