Naast het gebruik van filters, is luchtkoeling een zeer populaire methode om' overmatige verwarming van het film materiaal legen te gaan. Het practische effect van lucht koeling is echter belangrijk geringer clan van filters, doch daar men in ons land in de meeste gevallen voor wat betreft de belasting der koolspitsen beneden 60 ampère blijft, is de afkoelende werking als regel voldoende. Met luchtkoeling kan tevens worden bereikt, dat de temperatuur van het filmvenster binnen de perken blijft. Een zeer effectieve koeling van het filmvenster wordt echter bereikt met waterkoeling. De waterkoeling zorgt er dan voor, dat hel filmvenster en daardoor de perfo- ratieranden van de film niet te warm worden, doch heeft weinig of geen betekenis voor de koeling van het film beeld. Deze vorm van koeling zal dus steeds in combinatie met luchtkoeling respectievelijk filters toegepast dienen te worden. Wordt de koeling verwaarloosd, dan ontstaat, wanneer het gaat om oververhitting van het filmbeeldje, in de eerste plaats bovengenoemde verkleuring, welke, indien men de filmstrook tegen een lichte achtergrond houdt, vrij gemakkelijk is te constateren. Hierdoor wordt de beeld kwaliteit bij zwart/wit film nog niet onmiddellijk schade lijk beïnvloed. Bij kleurenfilm kan dit echter leiden tot bepaalde chemische ontledingen waardoor de kleur terug loopt. Worden echter na het constateren van dit verschijn sel niet onverwijld maatregelen genomen om een betere koeling te bewerkstelligen, dan is de volgende fase het blakeren van het beeld. Dit kan men zien wanneer schuin o]) de film wordt gekeken. De oppervlakte vertoont dan talrijke kleine barstjes. Dit is hetzelfde als wanneer een geschilderd voorwerp lange tijd aan intensieve bestraling door bijvoorbeeld de zon wordt blootgesteld. Ook dan is het echter nog niet te laat om in te grijpen. In het volgende stadium krijgt men echter te doen met werkelijke schroeiplekken, die duidelijk zijn waar te nemen, vooral in de donkere scènes. De beeldkwaliteit loopt hierdoor sterk terug en een copie, welke daarna nog één of meer malen aan sterkere verhitting' wordt bloot gesteld, zal volkomen onbruikbaar zijn. Dit is dus wel het ergste geval van oververhitting, waarbij de emulsie letter lijk wordt verschroeid. Nog een gevolg van te sterke verwarming aan een kant van de perforatie (Afb. Kodak) Te sterke verhitting kan zich echter ook openbaren door vervorming van het filmmateriaal. De opmerkzame lezer zal voor zichzelf waarschijnlijk reeds de conclusie hebben getrokken, dat indien de perforatie van de film dat is dus het dragermateriaal en het filmbeeldje dat bestaat uit emulsie, welke zich op het dragermateriaal bevindt, op ongelijke wijze worden verhit, er evenals bij het zojuist genoemde spiegelvoorbeeld, spanningen in het materiaal zullen optreden. Hij harde stoffen, zoals glas, metaal, steen en dergelijke kan dit barsten tot ge volg hebben. Onze filmband is echter zeer soepel en zal daarom gemakkelijk uitzetten respectievelijk krimpen. Bij sterke verhitting van het filmbeeldje zal de emulsie dan ook uitzetten, doch de niet zo sterk verwarmde drager vertoont deze neiging nog niet. Het gevolg is, dat de film bol gaat staan. Dit gebeurt doorgaans niet overal even gelijkmatig en betekent in de practijk, dat de film niet meer op alle plaatsen geheel vlak door het filmvenster loopt. Wisse lende onscherpte van het beeld is hiervan het resultaat en kan in ernstige gevallen zó hinderlijk zijn, dat het de voorstelling volledig bederft. Ook het omgekeerde kan zich voordoen, namelijk, dat het vensterhuis zeer heet is, waardoor de perforatieranden sterker worden verhit dan het filmbeeld. Deze randen zullen dan ook sterker uitzetten en het resultaat is op nieuw bolstaan van de film. Eveneens komt het voor, dat in zulke gevallen de ran den van de film of soms de gehele film een gegolfd aanzien krijgen. Zo zijn er nog verschillende variaties mogelijk, welke bijna alle leiden tot onscherpte of andere onaangenaam heden bij de projectie. Behalve deze zichtbare gevolgen van oververhitting is er nog een derde, niet minder groot gevaar, te weten het uitdrogen van het materiaal. Het dragermateriaal zo wel als de emulsie, hebben een bepaald vochtgehalte en wanneer men dit vocht, bijvoorbeeld door oververhitting aan het materiaal onttrekt, wordt dit vrij snel bros en verliest het zijn soepelheid. Dit zal de levensduur van de copie sterk bekorten. Daar het filmmateriaal althans de emulsie mits het uitdrogingsproces niet reeds te ver is gevorderd de eigenschap bezit in beperkte mate vocht uit de lucht op te nemen, verdient het aanbeveling de films in een koele niet al te droge ruimte te bewaren. Vanzelfsprekend moet dit echter ook weer geen vochtige ruimte zijn. Ter vermijding van een snelle uitdroging kan het nuttig zijn de koellucht, welke met behulp van een compressor op hel filmbeeldje wordt geblazen, een zekere vochtigheids graad te geven. Dit valt Ie bereiken door de lucht over niet door! een wateroppervlak te leiden. Wij hopen met deze vrij uitvoerige beschouwing vol doende duidelijk te hebben gemaakt, dat ook bij gebruik van hel langzaam brandende filmmateriaal koeling van de film en van de projector geenszins als een overbodige luxe mag worden beschouwd, doch dat koeling integen deel belangrijk bijdraagt tot bescherming van het zo kost bare filmmateriaal. 32

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 32