Literatuur over film
Een nieuw mededelingenblad
A. Tan Domburg:
„Walter Ruttmann en het beginsel"
Film en roman
Met de bedoeling de relaties van het Nederlands Film
instituut van tijd tol tijd op de hoogte te stellen van de
verschillende plannen en activiteiten welke er gaande zijn,
heeft deze stichting besloten om de twee maanden een
mededelingenblad uit Ie geven, waarvan het eerste num
mer thans is verschenen.
Dit mededelingenblad wordt gratis toegezonden aan
allen, die films van Tiet Instituut plegen te belrekken, aan
de deelnemers aan zijn leergangen en filmstudieweek, aan
de afnemers van zijn publicaties en aan alle geïnteresseer
den. Het blad brengt informaties over de nieuwe films
welke beschikbaar komen, adviseert de aangesloten vereni
gingen en instellingen bij het samenstellen van haar film
programma's en verstrekt inlichtingen over de mogelijk
heden lot deelneming aan een leergang, congresdag oi
studieweek enz.
In dit eerste nummer geeft de Baad van Beheer van het
Nederlands Filminstituut een overzicht van het werkpro-
gram voor 1956, waarvan wij onder meer willen noemen
het organiseren van een derde academische filmstudie-
week, de publicatie van verdere uitgaven op filmgebied en
het organiseren van nieuwe leergangen.
Aangezien liet Instituut het tot zijn bijzondere taak
rekent interesse te wekken en mogelijkheden te scheppen
voor het bestuderen van het filmwezen in al zijn aspecten,
zal hel ook dit jaar weer een academische filmstudieweek
organiseren, de derde in deze reeks. Op grond van de bij
de beide voorgaande studieweken opgedane ervaring is
de Raad van Beheer tol de conclusie gekomen, dat de be
hoefte aan een meer systematische studie, met name ook
in het academisch milieu, bijzonder opvallend is en hoopt
daarom Ie zijner lijd voor deze filmwetenschappelijke
belangstelling ook nog andere ontwikkelingsmogelijkhe
den te vinden.
Met de uitgave van de eerste nummers in de „Cinegra-
fia-reeks", zet het Instituut zijn laak, begonnen met de
publicatie van het filmplatenboek ,,De film in beeld",
voort ter voorlichting van een publiek, dat zich meer
intensief met film en filmprobleem wil bezig houden.
Ten slotte kondigt de Raad van Beheer het organiseren
van verdere leergangen aan, waaruit blijkt dat het succes
dat de cursus over het filmambacht gedurende het afgelo
pen winterseizoen heeft geoogst, een aansporing is geweest
om op de ingeslagen weg voort te gaan.
Kortgeleden is het eerste deeltje verschenen in de reeks
van monografieën over film. die het Nederlands Film
instituut heeft opgezet onder de titel ,,Cinegrafia,
studies over film". Het nummer waarmee deze reeks
opent is van de hand van A. van Domburg en handelt
over de aesthetische principes in het werk van de film
kunstenaar Walter Ruttmann.
In een „Ten geleide" deelt de redactie van de Cinegra-
fia-reeks bestaande uit de heren A. van Domburg, P.
van Mullem en Dr. J. M. L. Peters -- mede dat het
Nederlands Filminstituut hiermee de belangstelling voor
de bestudering van de film, zowel als artistiek verschijn
sel als ook als sociaal probleem, hoopt te bevorderen.
Volgende nummers zullen handelen over ,,de film als
amusement", de psychologie van de film. de opvoeding
van de jeugd tot critisch filmzien, het filmproductiepro
ces, de film over kunst etc.
Van Domburg's bijdrage in deze reeks verscheen eerder
in het tijdschrift „Filmforum"; in deze nieuwe vorm is
aan de oorspronkelijke titel Walter Ruttmann") het
zinsdeel ,,en het beginsel" toegevoegd. Terecht o.i. heeft
de heer Van Domburg gemeend, dat de theoretische op
vattingen die uit Ruttmann's werk naar voren treden ook
als algemeen beginsel van de filmkunst geaccepteerd kun
nen worden.
Het is in elk geval ook het principe geworden, dat Van
Domburg's eigen critische activiteit tot maatstaf gediend
heeft, nu al zovele jaren en nog steeds. Dat blijkt ook aan
de bijzondere aandacht die hij in dit boekje besteedt aan
het vraagstuk van de artistieke prestatie van de film
acteur, de alles overheersende rol van het filmrhythme en
de beeld-,,muzikaliteit" van de filmkunst. Als zijn stellin
gen die hij tracht te bewijzen met voorbeelden uit de
films van Ruttmann hier en daar tot tegenspraak prik
kelen, dan wordt dit doorgaans eerder veroorzaakt door
de hartstocht van Van Domburg's overtuiging dan door
de logica van zijn redeneringen. Maar deze hartstocht
weet van de andere kant toch ook dat is al vele malen
gebleken bekeerlingen te maken en maakt zijn verhan
delingen bovendien uitermate leesbaar.
Als men één bezwaar tegen dit boekje zou mogen ma
ken, dan is het juist dat Van Domburg zich teveel met
Walter Ruttmann identificeert. Is een dergelijke identifi
catie al de juiste methode om een boeiende biografie te
schrijven, ze verhindert de critische beschouwer toch wel
hier en daar afstand te nemen van de persoon en van het
werk van de filmkunstenaar. Tussen het eerste hoofdstuk,
dat een levensschets geeft van de „eenzame pionier" Wal
ter Ruttmann, en het voorlaatste hoofdstuk, waarin de
voornaamste films van Ruttmann afzonderlijk bekeken
worden (,,In der Nacht", „Metall des Himmels". „Berlin"
en andere) ligt de theorie van Van Domburg zo voelt
de lezer het ook al is dit tegelijkertijd de theorie van
Ruttmann.
Maar dit is eigenlijk slechts een formeel bezwaar, het
raakt de waarde van de uiteenzettingen op zichzelf geno
men niet. En wij willen de critische overdenking van deze
uiteenzettingen dan ook graag aanbevelen aan iedereen
die van de film houdt en die zijn bewondering voor de
prestaties van de filmkunstenaars ook verstandelijk wil
motiveren.
Het boekje werd smaakvol uitgegeven door J. Muusses
te Purmerend.
J. M. L. P.
„De Kim" is een unieke verschijning onder de tijd
schriften. Zij is internationaal gericht en stelt zich ten
83