Film onderwijs op school
Opera teursexamens 1956
Beëindiging lidmaatschap
Toelating donateurschap
Wat de opleiding betreft:
Het Nederlands Filminstituut heeft zojuist een eerste
geslaagde leergang over „Het ambacht van de film
kunstenaar" (21 lesmiddagen) voltooid.
Af en toe ontvangen kunstenaars studiebeurzen om zich
in het buitenland in het vak van filmer te bekwamen.
Een en ander geschiedt te onsystematisch en is te zeer
van toevallige omstandigheden afhankelijk.
Ad 2). Er dient een systematische opleiding voor fil
mers te komen. Gedacht wordt aan een opleiding van
drie jaar. Hier zouden de aanstaande regisseurs, scena
rioschrijvers, cutters, cameramannen etc. hun gedetail
leerde scholing moeten krijgen. In de loop van de oplei
ding zou een natuurlijke selectie kunnen plaats vinden;
hieruit zouden onder meer de topfiguren voort kunnen
komen. Belangrijk is ook de aanvullende scholing van
documentaristen tot regisseurs voor speelfilms.
Ad 3). VI ie zou deze opleiding ter hand kunnen nemen?
Onder meer werd de gedachte geopperd hiermede de
Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam te
belasten. Doelmatiger echter bleek een andere oplossing.'
het Nederlands Filminstituut zou tezamen met andere
bestaande instellingen als bijvoorbeeld het Filmmuseum,
dat over archieven kan beschikken een dergelijke
scholing kunnen organiseren.
Bekende deskundigen uit het buitenland vooral
mensen uit de practijk zouden in eerste instantie als
docenten moeten optreden. Hiervoor in aanmerking ko
mende Nederlanders zouden uitgezonden door de
directie van het opleidingsinstituut studiebeurzen voor
een langdurig bezoek aan buitenlandse filmproductiecentra
kunnen ontvangen. Op den duur zouden docenten uit de
groep leerlingen voort kunnen komen.
Systematische opleiding en stelselmatige, productie van
speelfilms zouden hand in hand moeten gaan opdat er
voor de afgestudeerden in eigen land opvangmogelijkhe
den zijn en zij na hun opleiding niet in het luchtledig
zouden komen te staan.
De financiering van de opleiding is taak van de Rijks
overheid. Voor een permanente speelfilmproductie is
samenwerking tussen de Overheid en het bedrijf gewenst;
het Rijk zou voor een bepaald bedrag garant moeten
staan.
Een dergelijke gang van zaken is nodig voor de cultu
rele ontwikkeling in eigen land en in de ruimste be
tekenis van het woord voor de culturele ..propaganda"
in het buitenland.
De United Nations Educational, Scientific and Cultural
Organization heeft aan Dr. J. M. L. Peters, Directeur van
het Nederlands Filminstituut, opdracht verleend een on
derzoek in te stellen naar de mogelijkheden van film-
onderwijs op de scholen. Het ligt in de bedoeling dat dit
onderzoek zich zal uitstrekken over Duitsland, Engeland,
Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten, waar men
op dit gebied reeds enige ervaring heeft opgedaan.
Er zal worden nagegaan in hoeverre in deze landen
thans al op de scholen aandacht wordt besteed aan de
film, in hoeverre er al sprake is van enige vorming van
het filmbegrip, de critische verwerking en de aesthetische
appreciatie van films.
De resultaten van dit onderzoek zullen worden vast
gelegd in een rapport, dat onder meer voorstellen zal
bevatten over de wijze waarop de film als cultureel ver
schijnsel en als paedagogische mogelijkheid in de school-
opvoeding kan worden betrokken.
Het schriftelijk gedeelte van het operateursexamen 1956
is inmiddels op 26 en 27 Juni jl. te Amsterdam afgenomen.
Voor dit deel van het examen hebben zich 70 candidatcn
aangemeld.
Het examen ter verkrijging van het Practijk Certificaat
vindt plaats op 28, 29 of 30 Augustus a.s. eveneens in
Amsterdam. Op dezelfde data wordt het mondeling ge
deelte van het operateursexamen gehouden.
Aanmelding voor het examen ter verkrijging van het
Practijk Certificaat is mogelijk tot 1 Augustus a.s. De
examenkosten bedragen 7.50.
Voor de goede orde tekenen wij hierbij nogmaals aan.
dat genoemd certificaat slechts geldig is in bioscopen met
een normale wekelijkse arbeidstijd van minder dan 24
uur. Dit betekent dus, dat de geldigheid van het certifi
caat niet wordt bepaald door de arbeidstijd van de hou
der, maar door de werktijd van de bioscoop, waarin de
betrokkene werkt. Een normale wekelijkse arbeidstijd van
minder dan 24 uur komt in de practijk voor de opera
teurs gewoonlijk neer op ten hoogste 8 voorstellingen
per week.
Het is ook dit jaar weer mogelijk het operateursexamen
in gedeelten af te leggen, waarbij de candidaten echter
aan een bepaalde combinatie van vakken zijn gebonden.
Een nieuw element bij de examens is het on
derwerp „grootbeeldprojectie", dat aan het examenpro
gramma is toegevoegd. Volledigheidshalve zij er de aan
dacht op gevestigd, dat de leerstof met betrekking tot dit
onderwerp geput kan worden uit de gelijknamige publi
catie, welke in de loop van het vorige jaar door de Sticli-
ting werd uitgegeven. Deze publicatie is zoals bekend,
tegen de prijs van 3,bij het Secretariaat, Jan Luy-
kenstraat 2, verkrijgbaar.
Van het lidmaatschap zijn wegens verlies der vereisten
daarvoor vervallen:
de heer J. R. Schoonbeek, voormalig exploitant van het
Corso Theater te 's-Gravenhage;
de Firma De Vries-De Jong, voormalig exploitante van
de Jongs Bioscooptheater aan de Akersteeg te Edam en de-
voormalige reizende bioscoop De Jongs Nederlands Bio
graaf Theater aldaar;
de Firma Bioscoopbedrijf v/h B. Ottema, voormalig
exploitante van het Olympia Theater te Amsterdam;
de heer C. van 't Hoft, voormalig exploitant van de
bioscopen Harmonie en Metro te Rotterdam, alsmede
Het Centrum te Leersum.
de heer C. G. M. Legro, voormalig exploitant van hel
Chicago Theater te Tilburg.
Tot het donateurschap van de Bond is toegelaten
de heer F. A. Clasquin, Sumatrastraat 171 te 's-Gra-
venhasre.
35