Sedert het verschijnen van de vorige aflevering van dit orgaan hebben de raden van onderstaande gemeen ten besloten tot wijziging van de verordeningen tot heffing van een belasting op vermakelijkheden of zijn in deze gemeenten wijzigingen in werking getreden krachtens reeds eerder genomen besluiten. Borculo Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders heeft de Raad van de gemeente Borculo in zijn op 13 April 1956 gehouden vergadering besloten de ver- makelijkheidsbelasting op gewone filmvoorstellingen van 25% te verlagen tot'20%. Films als bedoeld in artikel 1. lid 2. 2e. der Bioscoop wet zijn in deze gemeente van de heffing der vermake lijkheidsbelasting vrijgesteld. De gewijzigde verordening zal in werking treden met ingang van de derde dag. volgende op die waarop mede deling van de Koninklijke goedkeuring wordt ontvangen. Driebergen-Rijsenburg Op 23 Maart 1956 hebben Burgemeester en Wethouders van Driebergen aan de Raad het voorstel gedaan om het heffingspercentage van 20 te verlagen tot 10 voor film voorstellingen, welke een cultureel karakter dragen, het geen moet blijken uit een door de ondernemer over te leggen verklaring, afgegeven door een orgaan, door Bur gemeester en Wethouders daartoe competent geacht. Blijkens de toelichting van het College kunnen als zoda nig worden aangemerkt films, welke door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring worden gekeurd als films als bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e. der Bioscoopwet. Bur gemeester en Wethouders zijn de mening toegedaan, dat door verlaging van hel belastingpercentage voor deze films, het voor de exploitant een stimulans zal zijn. om meer van dergelijke films te vertonen. De Raad heeft in zijn op 6 April 1956 gehouden ver gadering overeenkomstig het voorstel van het College besloten. De verordening wordt geacht met ingang van 1 Januari 1956 in werking te zijn getreden. Het heffingspercentage voor gewone filmvoorstellingen bedraagt in deze gemeente 20. Eijsden De Raad van Fijsden heeft in zijn op 25 April 1956 gehouden vergadering overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en ethouders besloten de belasting op ver makelijkheden te verlagen, met dien verstande, dat: de heffing op gewone filmvoorstellingen van 25% wordt teruggebracht tot 20% de heffing voor voorstellingen, waarin uitsluitend films worden vertoond als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub 2, der Bioscoopwet en/of films, welke een kennelijk cul tureel of opvoedkundig karakter dragen, wordt verlaagd van 10 tot 5 De gewijzigde verordening treedt in werking op de dag, volgende op die van de ontvangst van het bericht van de Koninklijke goedkeuring. Hulst Krachtens bij Koninklijk besluit dd. 21 Februari 1956 verkregen goedkeuring is in de gemeente Hulst een ge wijzigde verordening op de heffing der vermakelijkheids- belasting in werking getreden en wel met terugwerkende kracht, ingaande 1 Januari 1956. Het tarief voor gewone filmvoorstellingen is thans verlaagd tot 15 terwijl van heffing zijn vrijgesteld voorstellingen waar in hoofdzaak films worden vertoond als bedoeld in artikel 1. lid 2, 2e. der Bioscoopwet. Het desbetreffende besluit van de Raad was genomen op 23 December 1955. Maastricht Burgemeester en Wethouders van Maastricht hebben op 25 April 1956 aan de Raad dezer gemeente voorgesteld de vermakelijkheidsbelastingverordening als volgt te wijzigen: de belastingpercentages voor filmvoorstellingen terug te brengen van 45 voor filmvoorstellingen in het alge meen: 35 met verplichte vertoning van 500 meter film als bedoeld in artikel 1. lid 2, onder 2e. van de Bioscoop wet en 20% voor culturele en sociaal-paedagogische films, op: 25 voor filmvoorstellingen in het algemeen en 15 voor culturele en sociaal-paedagogische films. In hun toelichting wezen Burgemeester en Wethouders er op, dat de plaatselijke exploitanten in hun request hadden aangevoerd, dat de vermakelijkheidsbelasting. hoewel zuiver een verteringsbelasting, als een kostenver hogende bedrijfsbelasting moet worden aangemerkt, terwijl de Minister van Binnenlandse Zaken in zijn rondschrijven van 20 Februari 1954, afdeling Financiën (B.B.) no. 13.865, de practisch kostprijsverhogende werking van de vermakelijkheidsbelasting erkent en derhalve deze opvat ting onderschrijft. Het College beklemtoonde, dat uit dit rondschrijven van de Minister verder blijkt, dat blijkens een door de Accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken ingesteld onderzoek naar de rentabiliteit van het bioscoopbedrijf, de overwegingen welke in 1947/48 tot verhoging van deze belasting leidden, thans niet meer kunnen gelden. ,,Hoe overigens de meningen hierover ook mogen zijn", zo betoogden Burgemeester en Wethouders in hun toe lichting. ..handhaving van de thans bestaande belasting tarieven is, ook vanwege de reeds allerwegen doorgevoer de verlagingen, naar onze menning niet langer houd baar Voorts zag het College in de lange duur van dit belas- lingverminderingsproces aanleiding de voorgestelde ver laging met terugwerkende kracht met ingang van 1 Januari 1956 te doen ingaan. In zijn vergadering van 8 Mei 1956 heeft de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aanvaard. Monnickendam Ingevolge bij Koninklijk besluit dd. 13 December 1955 verkregen goedkeuring zijn in de gemeente Monnickendam van de heffing der vermakelijkheidsbelasting vrijgesteld filmvoorstellingen, welke grotendeels bestaan uit verto ningen van films, als bedoeld in artikel 1, lid 2. onder 2e. der Bioscoopwet.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 7