Invloed onbrandbare film
op assurantiepremies
Raad voor de Kunst
Igemeen Bedrijfsreglement
Examen practijkcertificaat 1956
Het Hoofdbestuur heeft besloten toestemming te verle
nen als bedoeld in het Algemeen Bedrijfsreglement aan:
de N.V. Capitol Theater te Amsterdam tot inschrijving
te haren name in het Bedrijfsregister van het verwoeste
City Theater te Rotterdam, hetwelk tot dusver stond inge
schreven ten name van de N.V. Cinema Royal
de heer C. Geerts te Breda tot inschrijving te zijnen
name in het Bedrijfsregister van een nieuwe permanente
bioscoop-B, genaamd Hazzo Theater in het Parochiehuis
te Aalst (N.Br.) (gemeente Waalre);
de Firma Gebrs. E. T. Koper te Enschede tot inschrij
ving van een nieuwe permanente bioscoop-A. genaamd
Asta Theater, aan de Noorderhagen 14 te Enschede, ter
vervanging van de voorheen door haar geëxploiteerde
bioscoop Irene aldaar, zulks onder bepaalde voorwaar
den.
Toelating lidmaatschap
Tot het lidmaatschap van de Bond zijn toegelaten:
de N.V. Nederlands Laboratorium voor Filmtechniek,
Keizersgracht 16 te Amsterdam, die ingevolge een beslis
sing der Commissie Nieuwe Zaken toestemming heeft ge
kregen tot het exploiteren van een filmfabriek:
de heer J. Milius. Hoofdstraat 124 te Hoogezand, die
ingevolge een beslissing van de Commissie Nieuwe Zaken
toestemming heeft gekregen tot het gaan exploiteren van
een nieuwe permanente bioscoop te Sappemeer in de ge
meente Hoogezand.
Beëindiging lidmaatschap
Wegens verlies van de vereisten is van het lidmaatschap
vervallen:
de N.V. Cinema Royal. voormalig exploitante van het
verwoeste City Theater te Rotterdam.
Beëindiging donateurschap
Van het donateurschap is vervallen:
de heer J. Drukker, exploitant van het Kadio-Technisch
Laboratorium Druco. Weesperzijde 23 te Amsterdam.
Bij besluit van de Ledenraad is aan de leden van de
Bond met ingang van 1 Juli 1954 de invoer, het ver
werken en de leverantie van nitraat filmmateriaal ver
boden. Nu de zo licht ontvlambare film allerwege plaats
maakt voor het moeilijk brandbare en dus volkomen on
gevaarlijke nieuwe filmmateriaal, lijkt het ons dienstig
een kant van deze zaak te belichten, die wellicht nog niet
ieders aandacht heeft getrokken.
De Bond betaalt weliswaar de verzekeringspremie voor
de films van zijn leden, waarbij een splitsing is gemaakt
tussen de films opgeslagen in de kluizen en die welke
zich daarbuiten bevinden (transport, vertoning, enz.),
maar dat wil nog niet zeggen, dat het aanwezig zijn van
films in filmfabrieken, filmverhuurkantoren en bioscopen
geen invloed heeft gehad op de assurantiepremies. die de
leden betalen voor andere objecten.
Het maakt uit een oogpunt van risico uiteraard voor
een brandverzekering van een gebouw, waarin een film-
laboratorium of een filmverhuurkantoor aanwezig is, een
groot verschil of daarin gewerkt wordt met nitraatmate
riaal, dat in gevaarlijkheid niet veel voor dynamiet onder
doet, ol met het nieuwe moeilijk brandbare materiaal, dat
even gevaarloos is als papier. Een opslagplaats voor een
filmfabriek of een filmverhuurkantoor levert uit een oog
punt van brandverzekering geen groter risico op dan een
archief van een handelskantoor. Wij raden de leden dan
ook aan hun verzekeringspolissen te laadplegen en na te
gaan. of daarin niet een premie is bepaald, die wegens
het (vroeger) aanwezig zijn van nitraatmateriaal in het
verzekerd object hoger is dan onder normale omstandig
heden gewettigd is.
Hetzelfde geldt uiteraard voor bioscoopgebouwen. In
verzekeringspolissen voor bioscoopgebouwen en hun in
ventaris is veelal ook een extra premie bedongen voor de
projectie-apparaten, hetgeen vroeger bij gebruik van
nitraatmateriaal begrijpelijk was. Thans bestaat er bij
gebruik van het moeilijk brandbare filmmateriaal geen
bijzonder risico en er is dus geen enkele reden om voor
de apparatuur extra premie te betalen.
Bij Koninklijk besluit van 28 Juni 1956 heeft de Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen tot secre
taris van de Raad voor de Kunst benoemd Mr. G. L. F.
Landré en tot adjunct-secretaris de heer J. H. Rensen, die
deze functies ook in de Voorlopige Raad voor de Kunst
hebben vervuld.
Voorts zijn bij genoemd Koninklijk besluit alsnog enige
nieuwe leden benoemd, onder meer de heer B. Haanstra,
filmproducent te Amsterdam, die zitting zal hebben in
de afdeling Filmkunst.
Bij Ministeriële beschikking van 6 Juli 1956 zijn tot
voorzitters, onderscheidenlijk vice-voorzitters van de afde
lingen van de Raad benoemd:
a van de afdeling Beeldende Kunsten en Bouwkunsl:
Prof. Ir J. H. van den Broek te Rotterdam en J. G. S.
Bruisma te Bolsward;
b. van de afdeling Filmkunst: Mr. H. L. 's Jacob te
Voorburg en J. G. Toonder te Amsterdam;
c. van de afdeling Letteren: Prof. Dr. W. J. M. A. Assel-
bergs te Nijmegen en Prof. Dr. G. Stuiveling te Hil
versum
d. van de afdeling Muziek: S. Dresden te 's-Gravenhage
en Prof. Dr. A. A. Smyers te Huis ter Heide;
e. van de afdeling Theater: J. de Meester te Amsterdam
en Dr. P. Cronheim te Amsterdam.
Voor de goede orde herinneren wij er nogmaals aan.
dal het examen ter verkrijging van het practijkcertificaat.
welk certificaat zoals bekend slechts is bedoeld voor
bioscopen met een wekelijkse arbeidstijd van minder dan
24 uur, zal worden afgenomen op 28, 29 of 30 Augustus
a.s. te Amsterdam. Hoewel de inschrijving voor dit examen
op 1 Augustus is gesloten, bestaat er nog een mogelijkheid
om tot het examen te worden toegelaten, mits de betrokken
candidaat zich onverwijld tot het secretariaat van de
Stichting wendt. De examenkosten bedragen' 7.50.