LEDENVERGADERING F.I.iP.F.
De Internationale Federatie van Verenigingen van Film
producenten (F.I.A.P.F.) heeft onlangs te Londen haar
jaarlijkse ledenvergadering gehouden. De Nederlandsche
Bioscoop-Bond, welke lid is van deze organisatie, was
vertegenwoordigd door de heer C. S. Roem.
Het door de aftredende voorzitter, Dr. Renato Gualino
(Italië), uitgebrachte verslag over de werkzaamheden der
Federatie gedurende de twaalf voorafgaande maanden
werd aanvaard. Décharge werd verleend voor het finan
ciële beleid, terwijl de contributie opnieuw werd vastge
steld naar de landelijke jaarlijkse productie van hoofd
films volgens een sliding scale.
Daar Dr. Gualino, die gedurende vijf jaar het voorzit
terschap had bekleed, verklaarde zich voor deze functie
niet herkiesbaar te stellen, werd de heer J. P. Frogerais
(Frankrijk) met algemene stemmen door de vergadering
als zodanig aangewezen. De heer Frogerais was voordien
vice-voorzitter der Federatie en tevens vice-voorzitter van
het Syndicat Francais des Producteurs et Exportateurs de
Films en van de Confédération Nationale du Cinéma
Frangais.
Vervolgens werd de Raad van Beheer, welke verant
woordelijk is voor het bestuur der organisatie, opnieuw
samengesteld voor een periode van twee jaar. In verband
met de groei der Federatie, welke thans een en twintig
aangesloten landelijke organisaties telt, werd de Raad van
acht tot tien leden uitgebreid. In dit bestuurslichaam kre
gen afgevaardigden van de volgende landen zitting: Duits
land, Groot-Brittannië, Italië, Japan, Mexico, Pakistan,
Spanje, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland.
De controle op de financiering werd toevertrouwd aan
de vertegenwoordigers van België en Nederland.
Onderscheiden auteursrechtaangelegenheden werden be
handeld, waarbij vooral aandacht werd geschonken aan
de plannen tot het in het leven roepen van een internatio
nale conventie in zake de zogenaamde „droits voisins",
welke in hoofdzaak een regeling zou inhouden betreffende
uitvoerende kunstenaars en muziek op gramofoonplaten.
De bestudering van deze internationale conventie, door
het Bureau van de Berner Conventie in samenwerking met
de Unesco en het Bureau International du Travail onder
nomen, bevindt zich op het ogenblik in een netelige toe
stand. In November 1955 besliste het Berner Bureau dat
de voorbereiding voor het ontwerp-conventie niet voldoen
de was, terwijl het Bureau International du Travail be
sloot zelf het ontwerpen van een zodanige conventie
voort te zetten. Dit meningsverschil heeft zich verder toe
gespitst.
Op 4 en 5 Mei j.1. vergaderde de Permanente Commis
sie van de Berner Conventie te Parijs ter beraadslaging
over de te volgen procedure bij het ontwerpen van een
conventie inzake de „droits voisins". De Federatie was op
deze vergadering vertegenwoordigd door zijn algemeen
secretaris, de heer Roger Fournier, en enige leden van de
Juridische Commissie.
Het Berner Bureau gaf als zijn standpunt te kennen, dat
in een te benoemen commissie van deskundigen, welke de
opdracht zou krijgen een tekst uit te werken, geen verte
genwoordigers van de drie belanghebbende partijen
uitvoerende kunstenaars, gramofoonplatenfabrikanten en
omroeporganisaties zitting zouden kunnen hebben,
maar uitsluitend vakbekwame, onafhankelijke juristen, die
niet in enige relatie tot de belanghebbende partijen staan.
Bovendien zou dit vraagstuk behandeld worden in het
internationale kader van de Berner Conventie en daarom
zouden regionale bonden in dit verband niet als bevoegde
organisaties kunnen worden beschouwd. Anderzijds is ook
de positie van de auteurs nog niet duidelijk, aangezien
deze gevaar duchten van een mogelijke toekenning aan
uitvoerende kunstenaars van een uitsluitend recht op het
autoriseren van de mechanische weergave van hun inter
pretatie of uitvoering.
Dit standpunt werd door de overgrote meerderheid van
de leden der Permanente Commissie gedeeld.
De vertegenwoordigers van de F.I.A.P.F. verklaarden
zich bij het voorstel van de Commissie aan te sluiten in
zake de te volgen procedure, daar het in het belang van de
filmproducenten is de verveelvoudiging te beperken van
absolute rechten welke het auteursrecht zouden kunnen
verlammen, in casu het beperken van het autorisatierecht
van de uitvoerende kunstenaars ten opzichte van de film
producent wanneer de kunstenaars hebben aangenomen
hun artistieke medewerking aan de productie van een film
te verlenen.
Niettegenstaande het standpunt van de Permanente Com-
miessie van de Berner Conventie werd door het Bureau
International du Travail op 10 Juli j.1. toch een commissie
van deskundigen bijeengeroepen.
De algemene ledenvergadering van de F.I.A.P.F. nam
te dien aanzien met algemene stemmen de volgende reso
lutie aan:
„De Internationale Federatie van Verenigingen van
Filmproducenten verzet zich eenstemmig tegen iedere ver
dere poging van de zijde van het Bureau International du
Travail tot het ontwerpen van een internationale conventie
inzake de „droits voisins", welke zeer schadelijk zou kun
nen zijn voor de filmindustrie, om reden dat, naar haar
opvatting, het Bureau International du Travail niet de be
voegde instantie is om een zodanige conventie te ont
werpen.
In aanmerking genomen, dal het Berner Bureau en de
Unesco de competente internationale organisaties zijn om
zich met Internationale auteursrechtvraagstukken bezi°- te
houden, heeft de Federatie besloten dat zij zonder bijzon
dere machtiging van de Raad van Beheer of van de alge
mene ledenvergadering aan geen enkele internationale
bijeenkomst ter beraadslaging over auteursrecht of
„droits voisins" zal deelnemen, welke niet zal zijn geor
ganiseerd of samengeroepen door het Berner Bureau of
de Unesco".
Ten aanzien van de internationale filmfestivals besloot
de ledenvergadering, dat bij de beoordeling van de aan
vragen om erkenning in de toekomst vooral ook rekening
zal worden gehouden met de behandeling welke uit het
buitenland ingevoerde films in het betrokken land genie
ten en inzonderheid met de mate waarin zij worden onder
worpen aan beperkingen, fiscale vorderingen en andere
maatregelen, welke een vrije handel belemmeren.
De Londense bijeenkomst werd besloten met een diner,
dat werd aangeboden door de British Film Producers'
Association en waaraan, behalve door de leden der lande
lijke delegaties, werd deelgenomen door tal van vertegen
woordigers van de Britse Overheid en van het corps diplo-
matique.
11