Leergangen van het
Nederlands
Filminstituut
Rembrandtfilm
Met voortvarendheid heeft het Nederlands Filminstituut
gewerkt aan een verdere uitbreiding van zijn cursussen
over de filmpractijk, zoals uit het in September verschenen
prospectus van de in het seizoen 1956-1957 te geven
lessen blijkt.
De grote belangstelling voor de leergang over het
ambacht van de filmkunstenaar, georganiseerd in de win
ter 1955-1956, werd aanleiding tot het ontwerpen van
een nieuwe leergang, welke ten dele een herhaling is van
de genoemde, ten dele een vervolg daarop, ten dele ook
een zodanige uitbreiding heeft gekregen, dat ook anderen
dan degenen, die in het filmvak belangstellen, er aan
deel kunnen nemen. Deze cursussen omvatten daarom
lessen over: het filmambacht voor beginners en voor
gevorderden; de economische kanten van filmproductie
en filmexploitatie; de technische kanten van de cinemato
grafie; de filmaesthetiekde psychologische aspecten
van het filmzien en, de sociaal-paedagogische problema
tiek van het bioscoopbezoek.
De lessen worden gehouden in een der lokaliteiten van
de Gemeente-Universiteit en in de Cinetone Studio's te
Amsterdam op Zaterdagmiddagen en Maandagavonden.
De gehele lesstof is over een viertal .hoofdstukken"
verdeeld te weten:
ITechnische en psychologische grondslagen
der cinematografie:
a) Natuur- en scheikundige principes van het op
nemen en projecteren van films;
b) De werking van de menselijke zintuigen en de
menselijke geest bij het zien van een geprojec
teerde film (Onder andere: De lens van camera
en projector en het menselijk oog; de beeld
montage en het waarnemingsproces van de toe
schouwer).
II: Filmambacht en filmaesthetiek:
a) Het maken van films. Voor beginnelingen;
b) Het maken van films. Voor gevorderden. (Onder
andere: De techniek van scenario, draaiboek, op
name en montage; werkwijze van bepaalde
regisseurs)
c) Theorie van het filmkunstwerk (Onder andere:
Filmdramaturgie; filmische verteltechniek; aes-
thetische en expressieve mogelijkheden van
beeldcompositie en rhythmefunctie van de
filmmuziek; genres en stijlen in de filmkunst;
geschiedenis van de filmkunst; filmkunstcritiek)
IIIEconomische aspecten van de productie en
vertoning van films
a) Economisch-technische aspecten in de productie
sector (Onder andere: Kostprijsberekening; stu
dio-inrichting; organisatie en leiding van de
productie)
b) Verhuur van films en bioscoopexploitatie (On
der andere: Verhuurcondities; rechten; filmkeu
ring; reclame; marktanalyse programmering van
een bioscoop).
IV: Sociale aspecten van de film:
a) De inwerking van de film op individu en groep
(Onder andere: Motieven voor het bioscoopbe
zoek: reacties van de toeschouwers; nawerking
van de filmvertoning; invloed van de film op
ideeën, opvattingen en gedragingen).
b) De plaats van de film in de samenleving (Onder
andere: De film als levensspiegel; de plaats van
de film tussen de andere kunsten; de vorming
van het publiek ten opzichte van de film).
Uit deze vier onderde Ie n kan elke
cursist zijn eigen lessen kiezen, geheel
in overeenstemming met zijn persoonlijke belangstelling
en voorkeur. Beginnende of toekomstige werkers in het
filmbedrijf zowel in de productie en verhuur als in
de exploitatie aankomende filmcritici, sociale werkers,
leraren, filmtechnici en anderen kunnen dus uit het ge
heel van alle lessen hun eigen programma samenstellen.
Bij wijze van leidraad geeft de prospectus op pagina 6
een „lesrooster" in de vorm van suggesties voor de
samenstelling van zulk een eigen programma. De eerste
lessen zijn inmiddels op 1 October j.1. begonnen.
Als docenten treden opJ. G. J. Bosman, directeur van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond; Mr. D. Bijdendijk,
voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring; L. Claassen, secretaris Stichting Instituut voor
Opleiding van Technisch Bioscooppersoneel; A. van
Domburg, filmcriticus; P. Dekeukeleire, filmer; H. W.
Hagenberg, administrateur van de Bedrijfsafdeling
Filmverhuurders van de Nederlandsche Bioscoop-Bond;
Dr. W. A. 't Hart, sociaal-paedagoog; Dr. J. B. Knip
ping O.F.M., lector in de kunstgeschiedenis aan de R.K
Universiteit te Nijmegen; A. Koolhaas, filmcriticus
J. L. van Leeuwen, publiciteitsdirecteur van N.V
Filmverhuurkantoor Nederland; S. I. van Nooten, film
productieleider van de Rijksvoorlichtingsdienst; G. R
Olierhoek, chef van het laboratorium van de filmfabriek
N.V. Haghefilm te Den Haag; Mej. Lien d'Oliveyra, leid
ster van de montage-afdeling in „Cinetone"Dr. J. M. L
Peters, directeur van het Nederlands Filminstituut; Mej
Dr. B. H. Polak, wetenschappelijk medewerkster van het
Nederlands Filminstituut; L. J. M. Rosenboom, leider-
manager van de Cinetone Studio's; H. Wielek, chef van
de Sociaal-Culturele afdeling van de Gemeente Amster
dam; Drs. H. van Wielingen, soc. paed.
Prospectussen zijn op aanvraag verkrijgbaar bij de
Stichting Nederlands Filminstituut, Van Eeghenstraat 77.
Amsterdam.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
heeft ter gelegenheid van het Rembrandtjaar aan Bert
Haanstra opdracht gegeven tot het vervaardigen van een
korte documentaire film in kleuren over Rembrandt. Aan
de hand van een vrij groot aantal schilderijen uit binnen-
en buitenlandse collecties zal de film een beeld geven van
het leven van de schilder en de ontwikkeling van zijn
kunst, waarbij vooral aandacht wordt geschonken aan
Rembrandt's visie op de mens.
Haanstra heeft het draaiboek in nauw overleg mei
Dr. A. F. E. van Schendel, directeur van het Rijksmuseum,
voltooid en is inmiddels met de opnamen begonnen.
12