Groot-Brittannië
Verenigde Staten
Dreigende bioscoopsluitingen
Verlaging der
vermakelijkheidsbelasting
Het opzien, welke het begin September in de Britse
pers verschenen bericht, dat de Rank-organisatie een veer
tigtal bioscopen van de Odeon en Gaumont circuits zou
sluiten, baarde, was niets vergeleken met de opwinding
welke nauwelijks een week later de publicatie van hel:
jaarverslag dezer organisatie veroorzaakte, toen bekend
werd dat de allesbehalve rooskleurige situatie op het ge
bied van de bioscoopexploitatie het concern noopte tot het
sluiten van 79 bioscopen. Deze opwinding steeg ten top
toen de bekende vakbondleider en deskundige in filmzaken
van de Labour Party, Sir Tom O'Brien, bij een pers
interview naar aanleiding van dit bericht niet alleen ver
klaarde, dat deze sluiting te betreuren viel maar onver
mijdelijk was aangezien het deze bioscopen niet langer
mogelijk was het hoofd boven water te houden omdat zij
een derde deel van haar bruto-inkomen als vermakelijk-
heidsbelasting af moesten staan, maar bovendien nog
waarschuwde: Dezelfde moeilijkheden bedreigen onge
veer 2.000 onafhankelijke exploitanten, waarvan velen
verplicht zullen zijn hun bioscopen in de volgende twaalf
maanden te sluiten".
De heer J. Arthur Rank wijst er in zijn jaarverslag op,
dat het filmbedrijf in 1955 het enorme percentage van
31,6 van de bruto-ontvangsten aan vermakelijkheidsbe-
lasting betaalde. In jaren is er geen verlaging van ver-
makelijkheidsbelasting geweest, terwijl het bioscoopbezoek
is teruggelopen, de exploitatiekosten aanzienlijk zijn ge
stegen en ook de concurrentie van de televisie is toegeno
men. De organisatie heeft thans in haar circuits
184 bioscopen, welke tezamen jaarlijks 440.000
(ƒ4.677.200,verlies opleveren. Zij omvatten: 34 bio
scopen met een zetelcapaciteit van minder dan 750
(verlies 79.513 of ƒ845.223.— 121 bioscopen met
een capaciteit van 1.000 tot 1750 zetels (verlies £264.327
of 2.809.796,en 29 theaters van elk meer dan 2000
zitplaatsen (verlies £100.180 of ƒ1.064.913,—). Dit
bewijst wel dat alle categorieën bioscopen vermindering
van vermakelijkheidsbelasting nodig hebben en niet alleen
bioscopen van een bepaalde grootte.
Het resultaat van deze kortzichtige belastingpolitiek
zal de sluiting zijn van 79 bioscopen waardoor 1830 per
sonen werkeloos zullen worden. De onderhavige theater
groep betaalde in 1955 een bedrag van 455.453
(ƒ4.841.465,aan vermakelijkheidsbelasting. „Tot
mijn grote spijt", vervolgt de heer Rank. „geloof ik dat
enige honderden bioscopen het volgende jaar in dit land
haar deuren zullen sluiten. Als gevolg daarvan zullen
de potentiële amortisatiemogelijkheden voor de producent
gereduceerd worden, wat ook weer een reeks problemen
met zich brengt".
Ten aanzien van de Britse filmproductie merkt de heer
Rank op, dat deze zich op merkwaardige wijze heeft her
steld van haar dieptepunt in 1949, maar dat zij niet kan
blijven bestaan zonder een commercieel gezonde bioscoop
exploitatie in het Verenigde Koninkrijk. Tenzij er een
aanzienlijke belastingverlichting volgt, zullen het werk
van de laatste zes jaar en de in die tijd aan de filmpro
ductie verstrekte aanzienlijke regeringssubsidies verspild
zijn.
In dit verband wijst de heer Rank op de situatie in de
Verenigde Staten. Hoewel de thuismarkt daar meer dan
driemaal zo groot is als in het Verenigde Koninkrijk,
heeft de regering er een open oog voor de moeilijkheden
van het filmbedrijf.
Met ingang van 1 September 1956 is de vermakelijk
heidsbelasting op filmvoorstellingen in de Verenigde
Staten wederom aanzienlijk verlaagd. Dit was de tweede
maal dat het Amerikaanse filmbedrijf een opmerkelijke
belastingverlichting verkreeg.
In April 1954 werd het tarief van de federale verma
kelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen gehalveerd van
Scène uit de met de prijs
van de Biënnale be-
kroonde reclamefilm
„DUTCHY OP
GLAD IJS"
van joop Geesink