Brandveiligheids voorschriften II
De projectie-afdeling vroeger en nu
Zoals wij reeds in onze vorige publicatie over dit.
onderwerp aankondigden, zullen ivij ditmaal de
verschillen behandelen, welke de gewijzigde brand
veiligheidsvoorschriften opleveren voor de bouw en
inrichting der projectiecabine.
------------s
Volledigheidshalve zij hier nog even herhaald, dat nu
practisch alle films op moeilijk brandbaar materiaal wor
den afgedrukt, de stringente eisen van voorheen, welke
immers waren gebaseerd op het uiterst brandbare nitraat
filmmateriaal, practisch overbodig zijn geworden. Van
daar, dat op initiatief van de Rijksbrandweerinspectie door
een speciaal daartoe in het leven geroepen Commissie,
waarin ook het bioscoopbedrijf was vertegenwoordigd, een
nieuwe handleiding is samengesteld inzake veiligheids
voorschriften voor projectiecabines waar uitsluitend ge
bruik wordt gemaakt van moeilijk ontvlambare films.
Ter informatie van onze lezers diene, dat deze handlei
ding inmiddels in drukvorm is verschenen bij de Uitge
verij Vermande Zonen te IJmuiden.
Het meest opvallende verschil tussen de oude en nieuwe
handleiding is wel gelegen in de constructieve eisen, welke
aan de cabine worden gesteld. Vroeger luidde het voor
schrift:
„De vloer, de afdekking en de wanden van de cabine
moeten uit metselwerk, dik tenminste 22 cm, of uit gewa
pend beton, dik tenminste 10 cm, bestaan". Zoals wij de
vorige maal reeds opmerkten, een soort bunker dus. Thans
luidt de desbetreffende bepaling:
„De wanden, de vloer en de afdekking van de tot de
projectie-afdeling behorende ruimten moeten in hoofdzaak
zijn samengesteld uit onbrandbare materialen en moeten,
bepaald op de wijze als aangegeven in Hoofdstuk D van
V 1076, een brandwerendheid bezitten van tenminste 30
minuten". Hierop wordt nog de volgende toelichting ge
geven
„Met in hoofdzaak wordt bedoeld, dat bijvoorbeeld een
bekleding van onbrandbaar plaatmateriaal op een houten
regelwerk of een bepleistering op metaalgaas aangebracht
tegen een houten balklaag waarop een houten vloer, on
danks het in deze constructie aanwezige hout aanvaardbaar
is, indien de constructie de vereiste mate van brandwerend
heid bezit."
Het verschil is wel zó duidelijk, dat een nadere ver
klaring gevoegelijk achterwege kan blijven.
Verder is de aanwezigheid van een voorportaal niet
meer vereist en is het ook niet langer noodzakelijk, dat de
cabine respectievelijk het voorportaal alleen via de bui
tenlucht bereikbaar zijn. Een directe verbinding van de
cabine of nevenruimten met de toeschouwersafdeling blijft
evenwel verboden. Onder directe verbinding wordt echter
niet verstaan een verbinding door middel van een gang of
een door wanden omgeven trap. Het behoeft geen nader
betoog, dat dit bij de bouw van een cabine aanmerkelijke
vereenvoudigingen oplevert.
Het vorenstaande betekent evenwel niet, dat wij thans de
bouw respectievelijk het handhaven van een voorportaal
zouden ontraden. Integendeel. Een ruimte, grenzende aan
de cabine, is nog steeds aan te bevelen als een geschikte
plaats voor diverse hulpapparaten zoals gelijkrichters,
compressoren voor de luchtkoeling, verduisteringsweer
standen of -transformatoren en dergelijke. Zulke appara
ten veroorzaken namelijk in meerdere of mindere mate
20
lawaai en/of warmte, hetgeen bij voorkeur buiten de ca
bine dient te worden gehouden.
De aanwezigheid van de met de cabine in verbinding
staande werkplaats is thans veel eenvoudiger gemaakt.
Voorheen golden ten aanzien van zulk een werkplaats
dezelfde zware eisen als voor de cabine om welke reden
deze weliswaar nuttige, doch niet altijd beslist noodzake
lijke ruimte, dikwijls maar liever werd weggelaten. Thans
worden echter aan de werkplaats geen speciale eisen meer
gesteld, zodat er in het bijzonder bij nieuwbouw weinig
tegen en veel voor de aanwezigheid van zulk een ruimte
te zeggen valt. Als men immers de mogelijkheid heeft hier
met behulp van daarvoor geschikt gereedschap kleine
reparaties in eigen beheer te doen uitvoeren, kan veel
ergernis, tijd en geld worden gespaard, wanneer kleinig
heden snel verholpen moeten worden.
De afmetingen van de cabine zijn niet met zoveel woor
den voorgeschreven, doch uit vastgelegde maten inzake de
onderlinge afstand der projectoren, de ruimte achter de
projectoren en het bepaalde in het veiligheidsbesluit voor
fabrieken en werkplaatsen, kunnen deze maten ongeveer
worden afgeleid. Wij blijven adviseren de minimale
cabinebreedte te stellen op 4 meter; de minimale diepte
op 3 meter en de minimale hoogte op 2!/ó meter.
De deuren van de cabine en nevenruimten, welke
gezamenlijk gerangschikt kunnen worden onder de naam
projectie-afdeling, moeten evenals voorheen zelfsluitend
zijn en opendraaien in de richting van de vluchtweg; zij
moeten overigens een brandwerendheid bezitten van ten
minste 30 minuten. Een bepaalde sluitinrichting van deze
deuren is thans niet meer voorgeschreven. Ook het vroeger
vereiste opschrift: „vuur en roken verboden" op de cabine
deur is gewijzigd. Dit dient thans te luiden: „streng ver
boden andere dan moeilijk ontvlambare film aanwezig te
hebben".
Ogenschijnlijk is hiermede tevens het rookverbod voor
de projectie-afdeling vervallen, doch daar elders in de
handleiding is bepaald, dat in de projectie-afdeling alleen
open vuur mag worden gebruikt voor het verrichten van
werkzaamheden, die voor de uitoefening van het bioscoop
bedrijf noodzakelijk zijn, blijft het roken dus verboden.
De voorschriften inzake de rookdichte afscherming van
kijk- en projectiegaten in de voorwand van de cabine door
middel van 7 mm dik glas en in geval van nood bovendien
door ijzeren valluiken, zijn ongewijzigd gehandhaafd.
Alleen de maten van bedoelde openingen zijn thans niet
meer aan een maximum van 15 x 15 cm gebonden. Gelet
op het verbod om brandbaar materiaal aanwezig te heb
ben mag de valklepinrichting niet langer in werking kun
nen worden gesteld met behulp van een stukje brandbare
film. Dit moet thans schietkatoen zijn.
Verder zijn vervallen de straffe bepalingen ten aanzien
van explosiekokers en ventilatiekanalen in cabine en
nevenruimten. Er is nog slechts bepaald, dat de cabine
rechtstreeks op de buitenlucht geventileerd moet worden.
Kokers voor de ventilatie van de projectie-afdeling mo
gen echter ook thans niet in verbinding staan met andere
ruimten in het gebouw noch met andere kanalen of kokers.
Zij moeten uit onbrandbaar materiaal zijn samengesteld
en voor zover zij door andere ruimten voeren, mag dit
geen materiaal zijn wat bij verhitting zijn samenhang ver
liest.
De voorschriften aangaande het lampenhuis zijn onge
wijzigd gebleven. Het uitvallen van kooldeeltjes moet dus
onmogelijk zijn en er moet worden gezorgd voor een recht
streekse ventilatie van het lampenhuis op de buitenlucht.
De constructie van het lampenhuis dient zodanig te blij
ven, dat de temperatuur aan de buitenzijde van de wand
80° Celsius niet kan overschrijden.
Voor wat betreft de projector zijn de toerental- en lus
automaat gehandhaafd, alsmede de zogenaamde afbrand-
schakelaar. De overige veiligheidsmiddelen zoals de
brandtrommels. brandsloten, lichtklep en koeling worden
niet meer genoemd. Daar deze onderdelen echter naast hun
vroegere taak als brandbeveiligingsmiddelen evenzeer van
practische betekenis zijn, zal wel niemand er aan denken
om bijvoorbeeld de filmtrommels of de lichtklep van zijn
projector te gaan verwijderen. Ten aanzien van de koeling,
die dus voor wat de brandweer betreft gemist zou kunnen
worden, herinneren wij aan voorgaande publicaties, onder
andere in de Mei/Juni utgave van dit orgaan, waarin uit
voerig is uiteengezet, dat een deugdelijke koeling juist bij
het moeilijk brandbare filmmateriaal van groot belang is
voor de levensduur der copieën.
Toestellen voor verwarming van de projectie-afdeling
moeten brandveilig zijn opgesteld en de verbrandingspro
ducten moeten op brandveilige wijze worden afgevoerd.
Directe verwarming door middel van toestellen met open
vuur of gloeiend materiaal mag alleen geschieden met in
achtneming van nader door Burgemeester en Wethouders
van de betrokken gemeente te stellen voorwaarden.
Ook voor wat betreft de blusmiddelen in de cabine zijn
de nieuwe regels zeer eenvoudig geworden. Volstaan kan
worden met een koolzuursneeuw-blusapparaat met een in
houd van tenminste 6 kg of een daaraan gelijkwaardig
blusapparaat.
Voorts is uit de voorschriften de hardhouten filmop-
bergkast, alsmede de maximale hoeveelheid film. die in de
cabine aanwezig mag zijn, verdwenen. In de practijk zou
den wij echter de filmopbergkast niet graag willen missen.
Niet alleen omdat de films hier orderlijk ondergebracht
zijn, maar tevens omdat het kostbare materiaal op die
manier tegen beschadiging en uitdroging is beschermd.
Voor wat betreft de electrische installatie van de cabine
zijn er tevens enige wijzigingen tot stand gekomen. Zo
blijft de noodschakelaar weliswaar gehandhaafd, maar
het is niet langer voorgeschreven, dat het overhalen daar
van de cabine spanningloos maakt. Wel moeten de val
luiken dichtgaan en het zaallicht geheel of gedeeltelijk
worden ontstoken. Vervallen is het voorschrift, dat in het
voorportaal één of meer contrölelampen aanwezig moeten
zijn, welke rechtstreeks op de accubatterij voor de nood
verlichting zijn aangesloten. Gebleken is namelijk, dat zulk
een contrölelampje nog uitstekend kan branden op een zo
goed als geheel ontladen accu. Voor een goede controle
was deze methode derhalve ongeschikt. Thans is echter
voorgeschreven, dat in elke ruimte van de projectie-afde
ling een electrische verlichting aanwezig moet zijn, die is
aangesloten op een groep van de transparant- en treden
verlichting. Deze verlichting heeft daardoor een dubbele
functie gekregen, daar zij de operateur in staat stelt op
eenvoudige wijze te controleren, of de transparant- en
tredenverlichting in het gebouw is ontstoken. Bovendien
doen de betrokken lichtpunten bij het wegvallen of be
langrijk dalen van de netspanning dienst als noodverlich
ting, daar zij in dat geval automatisch op de accubatterij
worden overgeschakeld. In de projectie-afdeling moet
voorts een voor direct gebruik gereed zijnde electrische
handlamp (zaklantaarn) aanwezig zijn. Vroeger waren
dat er twee.
Ten aanzien van de operateurs was vroeger bepaald:
„Indien in de cabine twee of meer projectietoestellen zijn
geplaatst, moeten voor de bediening daarvan tenminste
een eerste en een tweede operateur aanwezig zijn. Gedu
rende de openingstijd dienen bedoelde personen zich
voortdurend in de cabine te bevinden. Slechts voor het
verrichten van werkzaamheden, die voor de goede gang
van de bioscoopvoorstelling noodzakelijk zijn en naar het
oordeel van de directie geen uitstel kunnen lijden, mag de
tweede operateur ten hoogste een half uur de cabine ver
laten onder voorwaarde, dat tijdens zijn afwezigheid be
halve de eerste operateur een leerling-operateur in de
cabine aanwezig is."
De nieuwe redactie van dit artikel luidt:
„In de cabine moet gedurende de tijd, dat het gebouw voor
bezoekers toegankelijk is gesteld, steeds een eerste of
tweede operateur aanwezig zijn. Bij bijzondere omstandig
heden mag deze tijdelijk, doch ten hoogste gedurende een
half uur, worden vervangen door een leerling-operateur."
Ter vermijding van misverstanden tekenen wij hierbij
aan, dat uit deze laatste bepaling niet mag worden afge
leid, dat men thans geen eerste operateur meer nodig zou
hebben. In de loonregeling voor het bioscoopbedrijf is
immers bepaald, dat in iedere bioscoop een eerste opera
teur belast met de leiding aanwezig moet zijn zolang al
thans niet over een technisch bedrijfsleider wordt beschikt.
De betekenis van deze laatste bepaling is daarom meer
gelegen in het feit, dat de eerste operateur, die men in
dienst moet hebben, niet tijdens de voorstellingen voort
durend in de cabine aanwezig dient te zijn. Hij mag wor
den vervangen door een tweede operateur of zelfs gedu
rende korte tijd door een leerling.
Wij vertrouwen met deze opsomming een voldoend
overzicht te hebben gegeven van de wijzigingen, welke
door de komst van het moeilijk ontvlambare filmmateriaal
ten aanzien van de cabine in de brandveiligheidsvoor
schriften zijn aangebracht.
In de derde en laatste publicatie van deze reeks zul
len wij de veiligheidsmaatregelen voor bioscoopzalen en
nevenruimten bespreken. Deze hebben weliswaar slechts
weinig uitstaande met het toegepaste filmmateriaal, doch
zijn daarom zeker niet minder belangrijk.
21