Derde Academische Filmweek De bioscoop - technisch sociaal, cultureel De belangstelling voor de derde academische filmstudie week. welke van T4 Lot en met 27 September te Utrecht werd gehouden, heeft die van de voiigv jaren nog overtroffen. Te verwonderen is dit niet. Was er in de beide eerste studieweken sprake van een in hoofdzaak kunsthistorische benadering van het fenomeen film. in deze derde reeks van studiebijeenkomsten werd de realiteit van het filmver- tonen en het filmzien, waardoor en waarin de film zich maatschappelijk manifesteert in het instituut bioscoop, aan de orde gesteld. Bovendien heeft Prof. Sj. Groenman er in zijn openingswoord terecht op gewezen, dat de vraagstukken van het verschijnsel film gelegen zijn in een inter- wetenschappelijk veld. Zij vergen dus ook een interdisciplinaire benaderina en bij een algemene oriëntatie deze jaarlijkse filmstudieweek pretendeert "niet méér te zijn dan een punt van oriëntering en van bezinning tot een redelijk benaderen werkt ongetwijfeld het Leitmotiv: ,.De bioscoop technisch, sociaal en cultureel" een contrapuntische behandeling van onderscheiden aspecten als het ware in de hand. Een algemene inleiding over enige sociaal- culturele aspecten van film en bioscoop, werd gevolgd door een "belichting van de architectonische en technische eisen waaraan het gebouw, waarin de bioscoop gevestigd is, moet voldoen. De toehoorders werden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van opmerkelijke ruimtelijke effecten welke zich ook bij het zien van niet-stereoscopische films voor kunnen doen, alsook van een verslag over een proeve tot wetenschappelijke analysering van de inhoud van enige filmgenres als voorbereidende arbeid tot een'onderzoek van de verhou ding tussen film en publiek. De bewuste en onbewuste factoren, welke bij het bioscoopbezoek een rol spelen, werden aan een nadere beschouwing onder worpen evenals de functie van de filmcritiek en de spreiding van de bioscoop programma's in de grote steden. Inzonderheid bleek er grote belangstelling te bestaan voor het onderwerp filmpubliciteit de reclame voor en°door de film en voor de beantwoording van de vraag hoe de waardering van het publiek voor de (artistiek) goede en (commercieel) „goede" film ligt. Indien er uit deze filmstudieweek, welke geheel in het teken van de sociale realiteit stond, een conclusie mag worden getrokken, dan is zij wel deze dat een dergelijke openhartige confrontatie een niet te onderschatten bijdrage levert tot een beter begrip van de te bestuderen vraagstukken en hun onder ling verband. Opening De filmstudieweek werd op Maandag 24 September j.1. in de aula van de Rijks universiteit te Utrecht geopend door Prof. Dr. Sj. Groenman, hoogleraar in de socio logie aan deze universiteit. De opening werd onder meer bijgewoond door Prof. Dr. H. W. Obbink, Rector Mag nificus, Prof. Dr. L. Seekles, Secretaris van de Senaat, onderscheiden andere hoog leraren, Dr. J. Hulsker, die de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen vertegenwoordigde, Mr. D. Bijdendijk, Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, de heer G. van der Wiel, Adjunct-directeur van de Rijksvoorlich tingsdienst, onderscheiden leden van de Raad van Beheer van het Nederlands Filminstituut waaronder de heer D. van Staveren, Vice-Voorzitter van het Instituut, de heren Joh. Miedema, Voorzitter en J. Weening, Vice-Voorzitter van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, vertegenwoordi gers van de Bedrijfsafdelingen en Afdelin gen van de Bond onder meer de heren A. F. Wolff, J. Nijland Jr., W. Hulshoff Pol, J. J. H. H. Tapke Lokenberg en anderen, de Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bos man, vertegenwoordigers van de gemeente besturen van Amsterdam en Utrecht, ver tegenwoordigers van de studentencorpora, van de Nederlandse Federatie van Film- kringen, de Utrechtse Studenten Filmliga, van de Stichting Filmcentrum, de Stich ting Film en Jeugd, alsmede vele vertegen woordigers van de pers. Prof. Dr. Ph. J. Idenburg, Voorzitter van het Nederlands Filminstituut, heette de aanwezigen welkom op deze derde acade mische ontmoeting en sprak er zijn ver heugenis over uit, dat dit gesprek over film en bioscoop gevoerd kon worden in universitair milieu. De bioscoop is een maatschappelijk verschijnsel van grote im portantie, maar hoe weinig weten wij van haar wezen. De Franse bioloog Morin schreef terecht: „Nous ignorons tout ce que nous ignorons du cinéma", wij weten zelfs niet wat wij niet weten en waar kan men in dergelijke omstandigheden beter terecht dan in de universitas met haar ge meenschappelijk streven naar onderzoek en kennis. Spreker dankte Curatoren en Senaat voor de verleende gastvrijheid en gaf uiting aan de wens, dat de filmwetenschappen op den duur van gast tot huisgenoten zul len worden ergens binnen het kader van het hoger onderwijs. Openingsrede Prof. Groenman In zijn bondige toespraak herinnerde Prof. Dr. Sj. Groenman, hoogleraar in de sociologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, er aan, dat op voorgaande film studieweken het openingswoord werd uit gesproken door een kunsthistoricus en een hygiënist-microbioloog, maar dat nu een socioloog deze studiedagen inleidde. Im mers, in haar belangstelling voor het ver schijnsel film ontmoeten tal van weten schappen elkaar. Men denkt in de univer sitaire wereld hoe paradoxaal dit moge klinken voor een universitas te vaak aan afzonderlijke wetenschappen, die welom schreven objecten hebben, welke in feite slechts ideaal-typen zijn, die als afzonder lijke categorieën, beantwoordend aan af zonderlijke wetenschappen in de werkelijk heid niet voorkomen. In de werkelijkheid, waarin wij dagelijks leven, bevinden zich deze ideaal-typische objecten niet, maar vinden wij probleem- eenheden of liever nog probleem velden, die zich aanbieden aan tal van wetenschappen tegelijk: zo is het met het gezin, met de bevolkingstoeneming, het verkeer, de sport, zo is het ook met pers, radio en film. De problemen, die ons be lang inboezemen in onze samenleving, de vraagstukken, waarvoor wij oplossingen zoeken, vragen dikwijls om een interdisci plinaire benadering. De socioloog is mis schien we! meer dan enige andere weten schapsbeoefenaar, hoezeer ook hij vaak zijn eigen standje verdedigt, bereid om dit te erkennen. In zijn eigen problematiek, die hij, zoals uit het woordje „eigen" blijkt, wel voor zichzelf zou willen reserveren, stuit hij al te vaak op moeilijkheden, waar voor hij de econoom, de medicus, de psy choloog, de paedogoog, de historicus, de ingenieur of de taalkundige te hulp moet roepen. Zo zijn dan de vraagstukken van het verschijnsel film gelegen in een interdisci plinair veld en de organisatoren van deze vierdaagse week behoeven voor de komen de jaren niet in verlegenheid te zitten, wie zij zullen verzoeken een openingswoord uit te spreken. Het is met de film als met vele andere verschijnselen, die in de loop van de histo rie van de mensheid zijn ontstaan: ener zijds is het een vrucht van het menselijk samenleven, anderzijds reageert dit samen leven op zijn vruchten en verandert daar door van karakter. De menschheid bracht de film voort, zoals zij de sport schiep, het gecodificeerde recht, de „techniek" in de ruime zin des woords en zoveel andere dingen, doch aan de andere kant ging zij een antwoord geven op al hetgeen zij voortbracht: zij werd, zoals wij dan maar zeggen, er door beïnvloed. Als een cultuur product eenmaal is ontstaan, valt het moei lijk uit te maken, hoe de causale relatie ligt tussen het samenleven, het gedrag der mensen in samenlevingsverband aan de ene kant, en de cultuur aan de andere kant. Bepaalt de mens van nu het karakter van de film of is het zo, dat de film naast andere elementen de mens er toe brengt zich op een bepaalde wijze te gedragen, gemakkelijker gezegd: is het zo, dat de film mede de mens bepaalt? De bekende staatsman en journalist Abraham Kuyper heeft eens van de relatie tussen pers en publiek gezegd, dat zij zou zijn als een „unio mystica". Er valt moei lijk aan te twijfelen, dat de pers de pu blieke opinie mede bepaalt, al zou het alleen maar zijn, omdat zij stof ter verwer- 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 23