keuring, die sprak over ..Enige s o-
c i a a 1-c ulturele aspecten van
cl e film en van het i n t i t u u t
b i o s c o o p".
De negentiende eeuw liet enkele jaren
vóór haar heengaan ongeveer te zelfder
tijd twee machines na: het vliegtuig en de
cinematograaf. Het vliegtuig was de ver
wezenlijking van een droom, die had be
staan sinds het ogenblik dat de mens in
staat was de hemel te aanschouwen. De
cinematograaf, al bleef zij met beide benen
on de grond, schiep in de zin waarin
vrijwel de meeste grote schrijvers, die zich
met dit wonder hebben bezig gehouden,
liet uitdrukken het rijk van de droom.'
Wie als de uitvinder van de cinemato
graaf moet worden beschouwd, is moeilijk
te beantwoorden. Men moet concluderen,
dat zij het logische eindpunt is geweest van
de scheppingen van enkele personen uit de
vorige eeuw op dit terrein. Ruim zestig
jaar geleden vond Auguste Lumière mèt
anderen de film uit en dertig jaar later
drukte hij zijn spijt uit aan Jean Epstein
dat zijn vinding het laboratorium had ver
laten alvorens tot meerdere rijpheid te zijn
gekomen. Hij was van oordeel, dat zijn
geesteskind door zucht naar geldelijk ge
win en onmiddellijk succes zijn roeping
ontrouw was geworden en daardoor valse
goden was gaan aanbidden.
Maar zag Lumière, die met zijn een
voudige filmpjes over gebeurtenissen van
het alledaagse leven zo geniaal had aange
voeld dat hetgeen de mensen zou fasci
neren als zij het nieuwe wonder zagen,
niet de werkelijkheid was maar
juist een beeld van die werke
lijkheid, in zijn teleurstelling niet over
het hoofd dat zonder die valse goden,
zonder een Charlie Chaplin: zonder een
Greta Garbo of een Raimu de film wel
licht nooit die betekenis en die waarde
voor de mensen zou hebben gekregen.
welke zij zich langzamerhand heeft ver
overd
In 1436 vond Gutenberg of misschien
Jan Laurensz Coster de boekdrukkunst uit.
Nauwelijks vijf eeuwen later zegt Gilbert
Mauge in zijn „Moralistes de 1'Intelligence",
is het boek in vele opzichten verlaten om
dat het mogelijk is geworden de denkbeel
den rechtstreeks tot het oor en te zelfder-
tijd de beelden rechtstreeks in het oog te
brengen.
De uitspraak moge enigszins overdreven
zijn. zoals vrijwel iedere stelling die men
poneert aanvechtbaar is, men zal niet kun
nen ontkennen dat het boek zijn mono
polie heeft moeten prijsgeven.
Wanneer de gemiddelde eenvoudige
man, die slechts tot zijn vijftiende jaar
onderwijs heeft genoten, vanaf het ogen
blik dat hij de school verliet tot zijn veer
tigste jaar wellicht nog geen vijftien boe
ken heeft gelezen, mag men gevoegelijk
aannemen, dat hij driehonderd films heeft
gezien. Zonder zich aan enige overdrijving
schuldig te maken kan men dus de stelling
verkondigen dat in de algemene volkscul
tuur, zoals de weinig of niet geletterden
deze bezitten, het boek in vele opzichten
door het beeld is verdrongen, mits men dui
delijk in het oog houdt dat deze algemene
cultuur van het grote merendeel van het
volk, iets geheel anders is dan de eruditie
en de kennis van een betrekkelijk zeer dun
gezaaide elite, de „happy few" voor wie
het boek in ieder opzicht nog steeds het
voornaamsete element is voor hun cultuur,
een der belangrijkste bijdragen, bronnen
en factoren van het levensgeluk uitmaakt.
Dit laatste kan echter niet verhinderen
dat de film in steeds sterker mate haar
stempel is gaan drukken op de meeste
couranten en tijdschriften zodra deze be
paalde gebeurtenissen via een beeld weer
geven, waarbij immers hoe langer hoe
meer, naar analogie van het filmbeeld, ge
bruik wordt gemaakt van korte ondertitels,
wier telegramstijl als commentaar moet
dienen op hetgeen dit beeld doet. zien.
Is er in deze wereld van heden dan wel
enige techniek van uitdrukking, van weer
gave te vinden, die een invloedssfeer heeft
even omvangrijk, even machtig en even
indringend, als de film, die in enkele tien
tallen jaren tot een kunst is uitgegroeid
die veeleer leiding geeft, dan zich door
andere laat leiden?
Epstein merkt terecht op dat te oordelen
naar het aantal mensen, dat de bioscoop
bezoekt, en op grond van de invloed die
zij uitoefent, zowel op de elementaire wijze
van denken als op de meest verfijnde vorm
van uitdrukking geven, dat zij eerder recht
zou hebben op de naam van de eerste dan
op die van de zevende kunst. Want de
zevende kunst is niet alleen een kunst van
het schouwspel, potentieel zelfs in staat
het toneel te verdringen, niet slechts een
taal van het beeld dat met het gesproken
en vooral het geschreven woord kan wed
ijveren, maar in ieder opzicht een bevoor
recht instrument, bevoorrecht omdat het
zoveel van hetgeen dat tot dusverre voor
de mens verborgen was, op visuele wijze
wist te onthullen. De microscoop en de
telescoop hebben de individuele mens reeds
lang te voren in staat gesteld hetgeen on
eindig klein en oneindig ver was te ont
dekken en te beschouwen, de filmcamera
gaf het oog een mogelijkheid collectief bin
nen te dringen in de mysteriën van bewe
ging en van rhythme. in talrijke geheim
nissen van alles dat leeft. De close-up,
meer door het hart dan door het oog ge
zien, kan zelfs in de bioscoop de rol van
een soort geestelijke microscoop vervullen,
gelijk de beroemde film van Dreyer:
...leanne d'Arc", voornamelijk in close-
up-;" vertoond, dit zo treffend bewijst.
Na vervolgens enige aspecten van de
Franse, Amerikaanse en Russische films te
hebben belicht, onderstreepte Mr. Bijden-
dijk, dat welke film men ook gaat zien.
iedere film min of meer een weerspiege
ling geeft van de aard, het karakter van
het land van oorsprong, zodat een enigszins
onderlegde, filmbezoeker daarin bijna
steeds de bijzondere elementen zal kunnen
vinden van een kunst, die geheel oorspron
kelijk is.
Elie Faure zegt in zijn merkwaardig
boekje: ..Fonction du Cinéma", dat de
film alle sociale hoedanigheden bezit die
men in de Christelijke bouwkunst, de
godsdienstige zowel als de burgerlijke, der
middeleeuwen aantreft. Evenals die bouw
kunst, wil de film tot alle mensen die de
bioscoop bezoeken spreken, tot de mensen
van iedere leeftijd, van ieder geslacht, en
van ieder land door de algemeenheid van
de filmtaal een boodschap geven. Evenals
die bouwkunst is de film genoodzaakt ge
bruik te maken van vele middelen, die de
draagkracht van de enkeling te boven
gaan.
De film kan slechts een collectieve kunst
zijn. een „ars catholica" in de oorspronke
lijke, betekenis die dit woord in het latijn
bezit, en zodoende kan zij slechts waarlijk
leven door een beroep te doen op de mil-
lioenen die dagelijks de bioscoop bezoe
ken, en een voortdurende krachtsinspan
ning te eisen van een ieder die aan de
organisatie van film en bioscoop in welke
vorm dan ook deel heeft.
De ziekelijke filmsterrencultuur, het
polytheïsme van het filmpubliek, bewijst
vaak slechte diensten aan het streven van
hen die van de film een kunstuiting willen
maken van de allerhoogste sociale, cultu
rele en esthetische rang. „L'homme est uu
animal adorateur" zei Baudelaire, n'en
déplaise het verbod van de cultus van de
persoon in Rusland en men kan het
ten slotte de filmproductie niet te zwaar
aanrekenen wanneer zij met deze mense
lijke factor rekening houdt.
Een andere moeilijkheid is dat de ge
cultiveerde mens nu eenmaal allereerst be
wondering en waardering heeft voor het
geen hij in de loop der jaren gelezen of
gezien heeft. Deze mens wordt in zijn leven
geëscorteerd door talrijke onuitwisbare her
inneringen en naar gelang van zijn smaak,
opvoeding of aanleg wordt hij in zijn leven
begeleid door de klassieken, door Shake-
speare, Balzac, Vondel, Rembrandt, Degas
of Utrillo en deze invloeden hebben niet
zelden ten gevolge dat bij t.a.v. film- die
in de bioscoop worden vertoond een een
zijdige of onbillijke maatstaf aanlegt. Al
te dikwijls wordt de beoordeling van de
film door de toeschouwer die cultureel is
gevormd, te sterk beïnvloed door letter
kundige voorliefde, door herinneringen aan
hetgeen de letterkunde en het toneel hem
in zijn leven hebben gebracht.
Zo is het verklaarbaar dat ook nog in
onze dagen sommige intellectuelen een be
paalde tragiek van het leven, zoals de film
deze laat zien, slechts kunnen verstaan en
waarderen op een wijze die onverenigbaar
is met de beginselen der nieuwe, oorspron
kelijke kunstvorm die de film eigen is.
Men zal begrijpen hoe uiterst moeilijk het
is dergelijke mensen, die bovendien dik
wijls menen dat hetgeen, zij gelezen heb
ben altijd van meerdere waarde is dan
hetgeen zij in de bioscoop te zien krijgen-
in cinematografische zin een andere vor-
ming te geven.
In vele landen hebben mannen en vrou
wen, die zich bewust zijn van de invloed,
van voor de samenleving uiterst heilzame
werking die de film kan teweeg brengen,
op allerlei wijzen wegen gezocht om de
jeugd van de betekenis van de. goede
film te doordringen, haar op te voeden tot
een beter begrip van ,.1'art cinématogra-
pliiipie'. Engeland bekleedt bier zeker een
voorname plaats.
Zowel de filmproducenten, de filmver
huurders als de pers kunnen door het
brengen van goede films en van een dege
lijke, eerlijke voorlichting op dit gebied,
dr film die plaats in de samenleving ver
zekeren, die zij moet verkrijgen, wil zij
haar verheven roeping: tot heil van de
mensheid te strekken volledig kunnen
vervullen.
De goede oplossing van de vele proble
men die aan de bioscoop en de film ver
bonden zijn, ligt veel minder in de handen
van enige filmkeuring dan in de o p-
voeding en een bekwame voor
lichting van de jeugd. Men moet even
min de jeugd in de bioscoop alles angst
vallig onthouden wat in het leven nu een
maal onvermijdelijk gebeurt. Roger Man-
vell zegt in zijn boek „The film and
the public": „We cannot escape from
the eternal dilemma that children will
always learn about life and its evils far
too young, whether there is any cinema in
27