THEATEBBOÜW IN KLEINE GEMEENTEN Ir. P. Ph. van Harreveld B.I. over dé bouw van het Minerva Theater te Heemstede Vo orgevel De rubrieken „De architect aan het woord" en „Thea terbouw in kleine gemeenten" acht ik van het grootste belang voor bouwend Nederland, want hoewel velen met hei bouwen te maken hebben en vooral de wijze waarop er gebouwd wordt van essentiële betekenis is voor de gehele maatschappelijke structuur, staat men nog betrek kelijk vreemd tegenover de wijze waarop een gebouw tot stand komt en welke wegen gevolgd moeten worden om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. Eerst bij het maken van de plannen realiseert de op drachtgever zich in vele gevallen welke problemen er allemaal bij te pas komen. Problemen, die steeds groter worden, niet in het minst doordat men steeds meer een veelzijdig gebruik van een gebouw wil maken terwille van de exploitatiemogelijkheden. Zo moet vaak een bioscooptheater ook kunnen dienen voor toneel en con certen en dit nu is strikt genomen niet mogelijk, doordat de acouslische eisen voor deze drie functies nu eenmaal verschillend zijn. De nagalmtijd toch moet voor een con certzaal groter zijn dan voor een schouwburgzaal en biervoor weer groter dan voor een bioscoop. Bij ver schillend gebruik van een zaal zal dus altijd met een compromis genoegen genomen moeten worden. Dit moge de opdrachtgever zich wel realiseren! Deze gang van zaken is op een heel plezierige wijze tot stand gekomen bij de bouw van het Minerva Theater te Heemstede. Mijn opdrachtgever, de Heer F. A. M. Hoogeveen, directeur van dit theater, en zijn bedrijfslei der, de Heer F. Kubatz, hadden zich zeer goed gereali seerd wat) zij wilden, maar zij hebben de architect vrij gelaten in de conceptie van het gebouw. De belangrijkste bepaling van het bouwprogramma was wel de eis van de horizontale projectie, een eis, die sterk de vormgeving van de zaal beïnvloedt, omdat hier door de cabine moet liggen tussen de zaal en het balcon. Ideaal vind ik dit niet; het is in het algemeen prettiger wanneer het balcon lager kan komen, waardoor het meer één geheel met de zaal vormt. Dit was echter niet aan de orde, omdat tijdens de bouw in 1951 de horizontale pro jectie noodzakelijk werd geacht in verband met de cinema- scoop. De laatste jaren is de techniek op dit punt weer verder gekomen en is horizontale projectie ook voor de cinemascoop niet meer zo'n dwingende eis, hoewel het uiteraard de meest ideale projectie geeft. Wat verder een belangrijke rol speelt bij de tot stand- koming van een gebouw zijn de grootte van het beschik bare terrein en de beschikbare financiën, die beiden bij de bouw van het Minerva Theater van beperkte omvang waren. De totale terreindiepte bedraagt slechts 34.82 m. en is uiteraard geheel volgebouwd. Hiervan wordt door het toneel 6 m. ingenomen, hetgeen wel als een uiterste minimum moet worden beschouwd. De zaal is 15 m. diep (op het balcon 19 m.) en 17.75 m. breed. Bij de weg is de entree 3 m. teruggelegd, waardoor een overdekte voorruimte ontstaat waar ook de cassa op uit komt. Voor de hal blijft dan een diepte van 9.50 m. over bij een breedte van 9 m. Aan deze hal grenzen de garderobe en bet buffet. Dat deze foyerruimte bij gebruik van de zaal voor schouwburg of concert veel te klein is. behoeft geen nader betoog. Als minimum eis voor de foyerruimte zou ik een oppervlakte willen stellen gelijk aan de zaaloppervlakte. Ook de uitgiftelengte van de garderobe en bet buffet zijn meestal te klein, hoewel er hierbij rekening gehouden moet worden met het feit, dat hoe langer de uitgiftebladen zijn, hoe meer personeel er nodig is, zodat dit weer met de gehele exploitatie samenhangt. Behalve de grote zaal met 385 en een balcon met 235 plaatsen, totaal dus 620 plaatsen, is er aan de straatzijde nog een kleine zaal boven de hal, die 150 mensen kan bevatten. Hier worden muziekuitvoeringen gegeven, lezin- gen gehouden, ook met projectie. Opmerkelijk is het, dat de luifel boven de entree, die ongeveer 1.60 m. over de straat heensteekt. veel straatlawaai tegenhoudt, zodat men in de kleine zaal, die toch vlak aan de straat grenst, weinig hinder hiervan ondervindt. De grote zaal, die 13.m. van de straat ligt en ge heel omsloten is door massieve muren van 30 cm. dik. ondervindt geen enkele geluidshinder. Voor een goede geluidsisolatie toch is de massiviteit van de muur maat gevend, want deze kan dan door luchttrillingen niet of nauwelijks in beweging komen. De acoustiek in dit theater is goed. ondanks het feit, dat hier ook een compromis onvermijdelijk was. Het is dus geschikt voor filmvoorstellingen alsook voor toneel en concert. Als bijzonderheid kan worden vermeld, dat deze zaal acoustisch zeer geschikt blijkt te zijn voor het opnemen van gramofoonplaten en voor televisieuitzen dingen, waarvoor dan ook steeds meer van dit theater gebruik gemaakt wordt. Van groot belang voor de acous tiek is het plafond, dat betrekkelijk hard moet zijn en door zijn vorm het geluid tot achter in de zaal en op het balcon moet brengen, dus naar die plaatsen, waar het directe geluid te veel aan, intensiteit heeft ingeboet. Hoewel de toevalligheidsfactor nog steeds een rol speelt bij de acoustiek krijgt men deze vraagstukken toch steeds beter in de hand, doordat het de laatste jaren een onder werp is van intensief wetenschappelijk en empirisch onderzoek o.a. bij het T.N.O. te Delft, waar men thans de overtuiging heeft zover te zijn, dat van een zaal. die volgens de regelen van de kunst gebouwd is, gezegd kan worden: Het kan iets beter of iets minder goed uitvallen, maar goed, dus aanvaardbaar, wordt hel zeker. Dit moge boud klinken, maar wanneer men daar van meer nabij met de methode van deze berekeningen kennis maakt en met de manier waarop dit vraagstuk wordt aangepakt, dan krijgt men daarin het volste vertrouwen. Tenslotte nog enkele gegevens over de zaal. De vloer heeft een helling van 6%. De stoelen zijn in cirkelvor mige rijen om het toneel geprojecteerd. Van elke rij moesten deze stoelen uiteraard in een horizontaal vlak liggen, hetgeen met zich bracht, dat de zaal vloer een schelpvorm kreeg. In de uitvoering heeft dit weinig moeilijkheden gegeven. De toneelopening is 10 m. breed en 6.50 m. hoog en is alleen door het toneelgordijn af te sluiten. Dit gor dijn is echter van zuiver wol, dat de eigenschap heeft bij brand niet te ontvlammen, maar slechts te verkolen. Het houdt dus de brand tegen en de betrokken brand weerinstanties hebben deze afscherming voldoende ge acht, waardoor het bekende ijzeren brandscherm gemist kon worden. Dit betekende een niet gering financieel voordeel. Voor hel toneel ligt de orkestbak, die kan worden overkluisd, zodat bij concerten de strijkers in de zaal komen te zitten, hetgeen voor het geluid van het groot ste belang is. Ir. F. FH. VAN HARREVELD B.I. Overzicht van het balcon, dat plaats biedt aan 235 toeschouwers,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 6