NIEUWE MATERIALEN EN CONS
TRUCTIES BIJ BIOSCOOPBOUW
De heer C. J. G. Perquin, architect te Waalre, over de toepassing van
materialen die in de woningbouwsector niet gebezigd worden
Ter inleiding
Nieuwe materialen en constructies
De film op de rijksbegroting
Op 28 Juli 1955 werden door de Minister van Weder
opbouw en Volkshuisvesting de tot dan toe bestaande
mogelijkheden om zonder zijn speciale vergunning bouw
werken uit te voeren drastisch beperkt. Inzonderheid werd
door deze maatregel getroffen de niet-industriële categorie
van de werken, waartoe ook het zeer bescheiden volumen
voor de bouw van bioscopen behoort.
Afgezien van het feit dat deze „bouwstop" fnuikend is
voor een normale en harmonische ontwikkeling van het
filmwezen de snelgroeiende bevolking en de toene
mende industrialisatie scheppen immers voortdurend
nieuwe behoeften aan ontspanning, waarbij ook de bio
scoop een taak te vervullen heeft is het nog zeer de
vraag of zij ook maar iets heeft bijgedragen tot oplossing
in de woningnood. Door tal van deskundigen wordt dit
betwijfeld. Zo wordt bijvoorbeeld in het in Mei van dit
jaar gepubliceerde rapport „Woningproductie en Wel
vaart" van de Commissie Woningbouw der Nederland-
sche Maatschappij voor Nijverheid en Handel onder
meer gesteld:
„Afremmen of gedeeltelijk afremmen van de bedrijvig
heid in andere bouwsectoren ten gunste van de woning
bouw zal, naar het oordeel van de Commissie, slechts
in zeer beperkte mate tot een grotere woningproductie
bijdragen. In het algemeen kan worden gesteld, dat het
afremmen van de bedrijfsbouw voor de ontwikkeling van
onze verdere industrialisatie funest zal zijn. Dit geldt
zeker voor de bouw van fabrieken en werkplaatsen, maar
ook voor een groot deel voor de huisvesting van vele
employés en staffunctionarissen van bedrijven.
Op grond hiervan zal het afremmen hoofdzakelijk
moeten geschieden ten koste van de particuliere- en over-
heidsbouw en ten koste van de sector verbouw en onder
houd tegen het eerste, het afremmen van particuliere en
overheidsbouw, bestaan bij de Commissie ernstige bezwa
ren, omdat daardoor grote moeilijkheden dreigen te ont
staan op allerlei terrein, b.v. op het terrein van de
sociale verzorging, de ziekenhuis- en oudedagsverzorging,
het onderwijs, de rechtspleging, de overheidsapparatuur.
Bovendien kan een dergelijke afremming een volkomen
onevenwichtige ontwikkeling, vooral in de grotere bevol
kingscentra, ten gevolge hebben
En verder:
„Ook het in belangrijke mate afremmen van de sector
verbouw en onderhoud acht de Commissie een weinig
doeltreffend middel. Men kan wellicht enig bezwaar heb
ben tegen sommige bouwactiviteiten van bijvoorbeeld
winkel- en amusementsbedrij ven, maar hiertegenover
staat, dat voor deze bedrijven het ver
bouwen veelal een belangrijke factor
in publiciteitswaarde en in aantrek
kingskracht vertegenwoordigt en als
zodanig óók als een vorm van reclame
èn van efficiënte bedrijfsvoering kan
worden gezie n."
Verschillende deskundigen in binnen- en buitenland
hebben er op gewezen, dat er bij de bioscoopbouw over
het algemeen niet alleen geen sprake is van het onttrek
ken van arbeidskrachten aan de woningbouwsector, maar
dat daarbij bovendien veelal materialen worden gebezigd,
welke bij woningbouw niet gebruikt worden. Immers voor
een belangrijk gedeelte zijn bij de bouw van een bioscoop
theater ondernemingen betrokken, die zich niet speciaal
toeleggen op de totstandkoming van woningen.
Zo zal men bijvoorbeeld naast de funderingswerkzaam-
heden en het verwerken van metselsteen voor het optrek
ken van muren en scheidingswanden onder andere voor
het samenstellen van het dak, van balconconstructies en
van vloerverhogingen gebruik maken van die materialen,
die voor woningbouw minder of in het geheel niet ge
schikt zijn.
Voor entree, cassa en hall zal men gebruik kunnen
maken van geanodiseerd aluminium en hardglas of spie
gelglas van een dikte, die voor woningbouw niet in aan
merking komt, terwijl men ook bij de afwerking zowel van
het interieur als van het exterieur gemakkelijk en bij
voorkeur die materialen zal kunnen toepassen, die men
voor de woning niet zal bezigen. Wij denken hier bijvoor
beeld aan centrale verwarming door middel van warme
luchtcirculatie, aan de bioscoopstoelen, aan gevelplaten
van sierbeton of natuursteen en aan alles wat met de
filmprojectie te maken heeft.
Dieper ingaande op deze materie zou men zich af kun
nen vragen of het mogelijk is nog consequenter te stre
ven naar een beperking van die bouwonderdelen, welke
voor de woningbouw geschikt zijn.
In het algemeen kan men zeggen, dat dit inderdaad
mogelijk is voorzover het de bovengrondse delen van het
bouwwerk betreft. Voor het ondergrondse gedeelte zal
men niet zonder de gebruikelijke materialen kunnen. Dit
geldt zowel voor de bouwplaatsen, waar bijzondere fun-
deringsmoeilijkheden te verwachten zijn, als daar waar
men met een geschikte bodemgesteldheid te doen heeft.
Voor het bovengrondse gedeelte van het bouwlichaam
zal men met succes een constructiesysteem kunnen toe
passen, dat bestaat uit een stalen geraamte, dat naar be
neden aansluit op de fundering en dat naar boven ver
bonden wordt met een stalen kapconstructie.
De wanden kunnen samengesteld worden uit „Durisol"-
mevrietplaten die op een speciale manier aan het staal-
skelet worden bevestigd. Alle gewenste scheidingswanden
en vloerdelen kunnen door middel van deze of soort
gelijke elementen gemaakt worden.
De constructiemethoden zijn reeds voldoende uitge
dokterd, wat aangetoond kan worden door het feit, dat
reeds vele zeer grote gebouwen, onder andere in Duits
land, hiermede opgericht zijn.
Voor het dichten van het dak kunnen bijvoorbeeld ge
wapende „Durisol"-mevrietplaten toegepast worden,
waaroverheen twee lagen teervrij dakvilt worden geplakt.
Hoewel men in verband met de grootbeeldprojectie
liever geen balcons heeft, kan het toch mogelijk zijn, dat
men bij een gering grondoppervlak, zijn toevlucht moet
nemen tot een balcon, als men een voldoende aantal
plaatsen wil verkrijgen. Ook deze balcons kunnen uit
stalen spanten en fabriekmatig vervaardigde vloerelemen
ten worden samengesteld.
De gevels kunnen een sierend en weerbestendig opper
vlak verkrijgen van natuursteen of sierbeton, al naar de
beschikbare geldmiddelen, terwijl de glaspuien, reclame
vensters enz. zoals hierboven reeds beschreven van
geanodiseerd aluminum en spiegelglas kunnen worden
vervaardigd.
Wat het interieur betreft zal met succes gebruik ge
maakt kunnen worden van plastics voor wandbekleding
en van steengaas met schuurspecie, gedeeltelijk voorzien
van geluidabsorberende tegels van 60 x 60 cm., voor de
plafonds.
Zelfs is het mogelijk hiervoor cartonnen eierrekjes te
bezigen, zoals ik bijvoorbeeld in Aalsmeer in een klein
theater heb gedaan.
Uit deze korte opsomming blijkt wel, dat, wanneer
men wat dieper op deze materie ingaat, er tal van moge
lijkheden voor de dag komen, welke elk op zichzelf een
nadere beschouwing waard zijn, maar in dit kort bestek
onbesproken moeten blijven. Wel zou ik tot besluit nog
even enige mogelijkheden voor een goede kapconstructie
willen aanstippen:
1. Het „Nemaho"-spant en het „Verbeco"-spant.
Dit zijn zogenaamde driescharnierenspanten, die samen
gesteld zijn uit op elkaar gelijmde plankjes. De poten
van deze spanten rijzen uit de fundering op, buigen naar
binnen en vormen, waar de boveneinden elkaar ontmoe
ten, een stompe hoek.
Op deze spanten worden gordingen aangebracht van
hout of ijzer die de dragers vormen van de dakplaten.
In sommige gevallen, waar men met een eenvoudig
gebouw genoegen kan nemen, zal men deze spanten zoals
men dat noemt „in het zicht" laten, zoals door mij is toege
past in een zaal te Kaatsheuvel. In andere gevallen zal
men een zwevend plafond kunnen aanbrengen.
2. Het fusée-dak.
Het fusée-dak wordt vervaardigd uit flesvormige een
heden zonder bodem, die op een gebogen formeel ter
breedte van de zaal worden gemetseld.
Voor kleine overspanningen kan een laag van deze
zogenaamde flessen worden gebruikt, terwijl voor grote
overspanningen meerdere lagen nodig kunnen zijn.
Om spatten van de kap te voorkomen, zijn trekstangen
nodig die echter uitstekend decoratief opgelost kunnen
worden.
De boven- en onderzijde van dit dak worden in cement-
specie afgesmeerd, terwijl de bovenzijde voorzien wordt
vam twee lagen teervrij dakvilt.
3. Spanten van stalen buizen.
Deze spanten zijn samengesteld uit gelaste stalen bui
zen, die men geheel compleet op het werk kan krijgen met
bimsplaten en teervij dakvilt.
Tot zover dus een greep uit vele mogelijkheden, zon
der te pretenderen dat ik met deze beschouwing ook maar
enigszins volledig ben geweest. Ik hoop hiermede echter
een kleine bijdrage te hebben geleverd om tot een oplos
sing te komen, welke perspectieven biedt voor het bouwen
van nieuwe bioscooptheaters met gebruikmaking van
materialen, welke bij voorkeur niet bij de woningbouw
worden toegepast.
Tot slot moge ik met nadruk verklaren, dat dit geen
eenmanstaak is en dat hiervoor een coördinatie nodig is
van architecten, bouwondernemers, fabrikanten en leve
ranciers.
C. J. G. PERQUIN, Architect.
De film neemt ook op de begroting van uitgaven des
Rijks voor het dienstjaar 1957 een nog maar zeer be
scheiden plaats in. Niettemin mag het tot verheugenis
stemmen, dat de Overheid een toenemend begrip toont
voor de noden van de Nederlandse filmproductie, want
onderscheiden begrotingsposten van de Afdeling Film
een onderafdeling van de Afdeling Kunsten van Hoofd
stuk VI, dat gewijd is aan het Departement van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen blijken te zijn ver
hoogd.
Onder meer zijn de subsidies en overige uitgaven ten
behoeve van de opleiding van Nederlandse filmtechnici
(artikel 397) iets opgevoerd. De Minister merkt te dezen
aanzien in zijn Memorie van Toelichting op, dat hij, nu
het zich laat aanzien, dat de speelfilmproductie ook in ons
land tot ontwikkeling komt, het nodig acht de opleiding
van Nederlandse filmtechnici meer dan tot nu toe te be
vorderen, weshalve een kleine verhoging van deze post
noodzakelijk is.
Voor de toekenning van prijzen op het gebied van de
film is een bedrag van 2.500,uitgetrokken.
Een belangrijke verhoging ondergingen de subsidies en
overige uitgaven ter bevordering van de kunstzinnige en
culturele film, welke van ƒ425.000,— op ƒ485.000
werden gebracht (artikel 399).
De Minister stelt deze verhoging voor in verband met
de te verwachten ontwikkeling van de Nederlandse speel
filmproductie. Indien zoals het in de bedoeling ligt
een drietal speelfilms per jaar in continue productie
wordt genomen, moet het rijk in staat zijn een redelijke
steun te verlenen. Dit mag evenwel niet gaan ten koste
van de subsidies, bestemd voor de korte films. De op
drachten aan de Nederlandse filmers tot het vervaardigen
van deze films moeten bij voortduring betaald kunnen
worden uit deze post.
Voor subsidies aan filmmanifestaties is wederom een
bedrag van 12.000,voorgesteld.