De inrichting Tan de
toeschouwersafdeling
-v~vi
Paniek, is de grootste vijand wanneer er iets mocht
gebeuren.
Lr moeten daarom alle denkbare voorzorgen worden
getroffen om rust en orde te handhaven.
Zoals wij reeds in de vorige publicatie onder deze
titel schreven, heeft de komst van het moeilijk brandbare
filihmateriaal weinig of geen invloed gehad op de veilig
heidsvoorschriften, welke gelden voor de inrichting van
de bioscoopzalen en nevenruimten. Het kan desondanks
zeker geen kwaad de voornaamste bepalingen nog eens
onder de aandacht van het bedrijf te brengen.
De veiligheid van het publiek is immers een belang
rijke zaak, die nauw samenhangt met de getroffen maat
regelen om in geval van nood in de eerste plaats het
gevaar van paniek te voorkomen. Paniek is namelijk in
besloten ruimten, wat bioscopen nu eenmaal zijn. de
grootste vijand. Zij ontstaat uit een plotselinge en onbe
redeneerde doodsangst en een niets en niemand sparende
drang om door een snelle vlucht het leven te redden.
Er dienen dus maatregelen te worden genomen om
het ontstaan van deze onberedeneerde angst te vermijden.
De belangrijkste factoren zijn hierbij licht, ruimte en
rust.
Wij noemen hier licht voorop, omdat de meeste
mensen zich in een donkere en betrekkelijk vreemde om
geving nu eenmaal steeds min of meer onveilig gevoelen
en er slechts een kleinigheid nodig is om dit gevoel in
wilde angst te doen ontaarden. De ruimte, waarmede
speciaal wordt gedoeld op mogelijkheden om de (ver
meende) plaats des onheils snel en gemakkelijk te kun
nen verlaten, is in het complex van factoren, dat tot
paniek kan leiden, evenzeer van belang. Ook de rust, die,
wanneer nodig, verzekerd moet worden door doeltreffend
optreden van de bioscoopondernemer of zijn personeel,
kan in combinatie met de beide andere genoemde factoren
ongelukken voorkomen.
Psychologisch is het zo, dat de kans op paniek klein
is, wanneer de bioscoopbezoeker zich in een ruimte be
vindt, alwaar hij zich gemakkelijk kan oriënteren, waar
hij duidelijk voldoende uitgangen kan zien, welke op
eenvoudige wijze zijn te bereiken en hij zich dus niet
opgesloten gevoelt.
Wij zullen thans nagaan, op welke wijze zo goed
mogelijk aan bedoelde voorwaarden voldaan kan worden.
Eerst zij echter nog opgemerkt, dat de bioscoop in
brandweertermen verdeeld wordt in een projectie-afdeling,
zijnde de cabine met de bijbehorende nevenruimten; een
toeschouwersruimte, zijnde de zaal waar het publiek zich
tijdens de voorstellingen bevindt; en een toeschouwers
afdeling, zijnde alle ruimten in het gebouw, waarin de
bioscoop wordt geëxploiteerd, welke voor het publiek
toegankelijk zijn zoals zaal, foyer, hall, toiletten, garde
robe, gangen en trappen.
Voor wat betreft de verlichting van de bioscoop onder
scheidt men de volgende soorten:
1. de algemene verlichting
2. de minimum verlichting
3. de transparantverlichting
4. de tredenverlichting
5. de noodverlichting
24
Ad. 1
Ten aanzien van de algemene verlichting is bepaald,
dat alle ruimten in de toeschouwersafdeling moeten zijn
voorzien van een door of vanwege Burgemeester en
V, ethouders goedgekeurde electrische algemene verlich
ting van voldoende lichtsterkte. Deze bepaling behoeft
weinig nader commentaar.
De uitvoering ervan is sterk afhankelijk van de plaatse
lijke omstandigheden en het enige algemene criterium is,
dat een voldoende lichtsterkte beschikbaar moet zijn. Ook
de technische uitvoering van de verlichtingsinstallatie,
waaronder begrepen de plaatsing van de verschillende
bedieningsorganen is aan bepaalde voorschriften gebon
den, doch dit onderwerp valt buiten het bestek van deze
publicatie. Wij volstaan met hierbij aan te tekenen, dat
het gebruik van open schakel- en verdeelborden niet is
toegestaan. Waar deze nog aanwezig zijn, dienen zij te
worden vervangen door gesloten, ijzeren schakel- en ver
deelkasten of andere uit brandveiligheidsoogpunt gelijk
waardige kasten.
Ad. 2
De minimum verlichting is, zoals de naam reeds zegt,
bedoeld om, wanneer het zaallicht is verduisterd, nog
zoveel licht over te houden, dat een redelijke oriëntering
in de zaal mogelijk is.
Deze verlichting mag op het plaatselijke electriciteits-
net zijn aangesloten, maar de desbetreffende lichtpunten
moeten wel via één of meer afzonderlijk beveiligde
groepen rechtstreeks met de hoofdschakelaar zijn ver
bonden. De minimum verlichting moet voorts, zolang de
bioscoop voor het publiek toegankelijk is, steeds branden.
Ad. 3
De transparantverlichting dient om deuren, uitgangen,
trappen, vluchtrichtingen en dergelijke duidelijk te mar
keren en is daarom van veel belang. De desbetreffende
bepalingen luiden:
a. Boven elke uitgang van de toeschouwersruimte, boven
elke deur in de gangen en trappenhuizen, waardoor
bezoekers een uitgang of nooduitgang, uitkomende op
de openbare weg, kunnen bereiken, alsmede op elke
andere door de brandweer aangewezen plaats, moet een
inwendig electrisch verlicht transparant zijn aange
bracht, bestaande uit een goed geventileerde metalen
kast, voorzien van een rode glasruit, hoog 12 cm en
breed 14 cm, waarop in duidelijke, in melkglas uit
gespaarde, transparante blokletters van 8 cm hoogte
het woord ,.UIT" is aangegeven en welke van een
bodem van matglas is voorzien.
Op de door of vanwege Burgemeester en Wethouders
aangewezen plaatsen moet op de in de vorige alinea
bedoelde glasruit een pijl zijn aangebracht, wijzende
in de richting van de vluchtweg.
b. Indien in bestaande gebouwen het aanbrengen van
het transparant boven een deur niet mogelijk is, kan
het met toestemming van Burgemeester en Wethouders
in de onmiddellijke nabijheid van de deur worden
aangebracht.
c. In de sub a bedoelde transparanten moeten twee
lampjes van 5 W zodanig zijn aangebracht, dat het
opschrift helder en gelijkmatig wordt verlicht en van
elke plaats van waar het transparant volledig te zien
is, ook na inschakeling van de volledige verlichting
van de betreffende ruimte, het opschrift duidelijk lees
baar is.
d. Transparanten met andere opschriften dan die sub a
bedoeld, moeten van een sterk afwijkende kleur zijn;
zij mogen slechts met toestemming van Burgemeester
en Wethouders zijn aangebracht.
Het behoeft geen nader betoog, dat juist in geval van
nood de uitgangen en verdere wegen, welke naar de
openbare weg voeren, duidelijk zichtbaar dienen- te zijn.
Vandaar, dat de transparantverlichting normaal via een
transformator op het net moet branden, doch bij het
uitvallen respectievelijk belangrijk dalen van de netspan
ning automatisch moet overschakelen op de accu's van
de noodverlichting.
Ad. 4
)De tredenverlichting heeft tot taak om de in de zaal
of op het balkon aanwezige treden zodanig te verlichten,
dat het publiek daarover bij gebrek aan licht niet komt
te vallen.
Ook deze verlichting moet dus, zolang de bioscoop voor
bezoekers geopend is, voortdurend branden. De treden
verlichting mag evenals de transparantverlichting via een
transformator op het net zijn aangesloten en moet in
geval van nood ook automatisch op de accubatterij worden
overgeschakeld.
Ad. 5
De noodverlichting vormt een zeer belangrijk deel van
het complex van veiligheidsmaatregelen en verdient daar
om een voortdurende deskundige verzorging.
Kort gezegd bestaat de apparatuur uit een aantal
speciale lichtpunten in de toeschouwersafdeling, dat wil
zeggen in alle ruimten, die toegankelijk zijn voor het
publiek, alsmede uit een voedingsinstallatie, welke onaf
hankelijk van de plaatselijke energievoorziening voldoen
de stroom moet kunnen leveren om de aangesloten lampen
gedurende ten minste twee uren te doen branden.
De noodverlichting moet verder een zó sterk wit licht
verspreiden, dat bij afwezigheid van elke andere ver
lichting een voldoende lichtsterkte beschikbaar is, zulks
rflSTZEriH«CHTWIOC~'
ftUTOMATOCHÏ l
VOCBMO VZHT1LM0REW BRAKDSCWKELAAW
3TOWUWMCHTIM6 CUIK WCUCHTWjTIUXhI
ZA?',VUÏ'JCHTU«
KECMVtRUCHTlt*}
KooüvEffljewTmc
Schema van de electrische installatie van een bioscoop. (Schakelaars A, B, Cf D en E aan te brengen in de schakelruimte.
Schakelaar N (noodschakelaar) buiten de cabine in de nabijheid van de toegangsdeur. Groepleidingen 1 t/m 5 afzonderlijk uit te
voeren).
25