Dank Tan het
Koningin Wilhelmina Fonds
van de nooduitgangen in de vluchtrichting, dat wil
zeggen naar buiten moeten opendraaien. Schuifdeuren zijn
daarom ontoelaatbaar.
Deuren, die geen toegang geven tot gangen of ander
ruimten, welke rechtstreeks naar buiten leiden, moeten
van duidelijke opschriften zijn voorzien. Dit is dus van
toepassing op deuren, toegang gevende tot toiletten, berg
ruimten, toneel, garderobe, buffetten en dergelijke. Op
deze deuren dient steeds te zijn vermeld: ..geen uitgang',
al dan niet gecombineerd met het opschrift: ..geen toe
gang"'.
Er dient voorts op te worden toegezien, dat dergelijke
deuren zodanig opengaan, dat zij de vluchtweg nimmer
geheel of gedeeltelijk kunnen blokkeren.
In het kader van de zaalinrichting uit een oogpunt van
veiligheid is ook de verwarming van betekenis. Hierbij
verdient centrale verwarming of hete luchtverwarming de
voorkeur boven verwarming door middel van gas, kolen-
of oliekachels, aangezien deze laatste systemen nu een
maal open vuur in de zaal brengen met alle risico's van
dien. Toch kunnen laatstgenoemde verwarmingsmethoden
worden toegestaan, mits de kachels respectievelijk de
radiatoren
a. zodanig zijn opgesteld, dat het publiek daarvan op
geen enkele wijze hinder kan ondervinden bij het
verlaten respectievelijk betreden van de zaal door
welke in- of uitgang dan ook;
b. in de onmiddellijke omgeving van kachels of gas-
radiatoren geen zitplaatsen zijn opgesteld; (tenminste
twee meter afstand)
c. een deugdelijke afscherming bestaande uit onbrand
baar materiaal is toegepast, waardoor aanraking van
de warmtebron is uitgesloten en voor wat betreft
kolenkachels, uitvallend vuur, geen brand kan ver
oorzaken
d. de afvoerkanalen voor rook en andere verbrandings
gassen op brandveilige wijze zijn uitgevoerd.
Overigens is het van belang, dat de bespanningen van
de zaalwanden. alsmede de plafondbekleding. toneelgor
dijnen en dergelijke, steeds bestaan uit moeilijk brandbare
materialen, hetgeen eveneens geldt voor lopers en tapij
ten, indien althans geen rookverbod in de betrokken
bioscoop van toepassing is. Voor wat betreft lopers en
tapijten is het vanzelfsprekend, dat steeds toegezien moet
worden op een deugdelijke bevestiging aan de vloer.
De fraaiste, doch niet altijd eenvoudige oplossing is het
gebruik van zogenaamde „lopergoten", zijnde verdiepin
gen in de zaalvloer, waarin de loper precies past. De
loper komt daardoor niet boven de zaalvloer uit: op
schoppen van de randen is dus uitgesloten en de loper
kan evenmin verschuiven. Er is hier dus sprake van een
minimum aan slijtage bij een maximum aan veiligheid.
Ten besluite van deze publicatie komen wij tenslotte
toe aan de factor rust in de betekenis van orde.
Het is, wanneer zich een onheil zou voordoen, nog niet
voldoende, dat prompt de noodverlichting gaat branden
en dat er duidelijk gemarkeerde vluchtwegen beschikbaar
zijn. Door deze maatregelen is namelijk de veiligheid van
het publiek pas gewaarborgd, wanneer het zich rustig en
ordelijk gedraagt.
Het is de taak van de bioscoopondernemer respectieve
lijk diens personeel met deze derde factor terdege reke
ning te houden. Alle denkbare veiligheidsmaatregelen
kunnen zijn getroffen, maar wanneer op het beslissende
moment het met het toezicht belaste personeel niet zou
weten wat het te doen staat, kan alle moeite tevergeefs
zijn geweest. Het is daarom van veel belang, dat ook het
zaalpersoneel steeds zo volledig mogelijk op de hoogte is
van het doel en de werking der getroffen veiligheidsmaat
regelen en dat het zorgvuldig is geïnstrueerd omtrent het
geen wel en hetgeen niet moet gebeuren in geval van
nood.
Een nerveus optredende bedrijfsleider, die wanneer bij
voorbeeld de netspanning zou uitvallen hetgeen de
laatste jaren in verschillende plaatsen nogal eens is voor
gekomen niet goed weet wat hij moet beginnen, ook
al gaat de noodverlichting prompt branden, verwekt dade
lijk onrust. Hij moet integendeel onmiddellijk handelend
en vooral beheerst optreden, het publiek mededelen, dat
er sprake is van een technische storing of iets van dien
aard en aankondigen, dat de voorstelling zo spoedig
mogelijk zal worden voortgezet. Kortom, er moet zonder
aarzelen duidelijk worden gemaakt, dat er niets gaande
is wat onrust behoeft te veroorzaken. Is er daarentegen
wel iets ernstigs aan de hand, dan behoort het publiek,
vóórdat er onrust kan ontstaan, op korte en zakelijke
wijze te worden ingelicht omtrent de manier, waarop het
gebouw kan worden verlaten en dient voorts alles te
worden gedaan om rust en orde te handhaven.
f> ij weten wel, dat men ons terecht zal tegenwerpen
dat dit alles in geval van nood gemakkelijker gezegd is
dan gedaan, maar het staat toch wel vast, dat reeds veel
is gewonnen wanneer de betrokkenen, indien zich een
dusdanig geval voordoet, weten wat er van hen verwacht
wordt en daarnaar handelen.
Ons land verkeert in de gelukkige omstandigheid, dat
zich daar na de oorlog geen enkele bioscoopramp heeft
voorgedaan, doch de gebeurtenissen in het buitenland
hebben geleerd, dat waakzaamheid te allen tijde geboden
blijft. Daarbij dient ten opzichte van de veiligheid van
het publiek steeds als stelregel te geldenvoorkomen is
beter dan genezen.
De Nederlandse Vereniging tot steun aan het
Koningin Wilhelmina Fonds" voor de kankerbe
strijding, heeft het Hoofdbestuur van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond medegedeeld, dat de eind
Augustusjbegin September 1956 in de bioscopen ge
voerde, actie ten behoeve van de Vereniging een
bedrag van niet minder dan 80.000,heeft, opge
leverd, hetgeen een toename van ruim 100 procent
ten opzichte van de opbrengst van 1955 betekent.
Inzonderheid heeft de Vereniging haar erkente
lijkheid betuigd voor de medewerking, welke zij
overal in den lande van. de zijde der directies van
de bioscopen en haar personeel heeft mogen onder
vinden.
28