Een geheimzinnige enqnête In grote opmaak met een kop over vier kolommen is op Vrijdag 3 Mei j.1. in het Dagblad voor Noord-Limburg" een uitvoerig verslag verschenen van de uitkomsten van een zogenaamde enquête naar het bioscoopbezoek der Venlose lagere schooljeugd, aan welks verwerking de ..Stichting Filmvorming Venlo" niet minder dan bijna vijftien maanden zou hebben besteed. Welke personen deze stichting in het leven geroepen hebben, wie haar bestuur vormen, hoe de vragen luidden die de kinderen (van 9 tot 12 jaar oud) moesten beant woorden en waarom hun ouders kennelijk geheel buiten deze zaak zijn gehouden stuk voor stuk vragen, die toch waarlijk niet onbelangrijk zijn voor de beoordeling van de enquête vertelt het artikel ons niet. Hoe dan ook, het is immers spectaculair als men met vette letters het volgende in een krant kan zetten: ..De Venlose jeugd op de lagere scholen behoort voor 81,6 procent tot de bioscoopbezoekers. De kinderen die de bioscoop bezochten, bleken in 4 weken tijds gemiddeld ieder 3 films te hebben gezien. Deze gegevens zijn ont leend aan een enquête die verleden jaar op 6 Februari is gehouden onder de kinderen van de 3de. 4de, 5de en 6de klassen van 20 lagere scholen (jongens en meisjes) in Venlo en Blerick. Deze gegevens zijn eerst kortgeleden bekend gemaakt, daar het uitwerken van de in tolaal plm. 70.000 antwoorden die door bijna 3500 kinderen werden gegeven veel lijd in beslag heeft genomen. De enquête werd gehouden door de ..Stichting Filmvorming Venlo'. Men verontschuldigt zich dan verder, dat bij het op- slellen van de enquête werd aangenomen, dat het bioscoop bezoek in de eerste en tweede klassen te verwaarlozen zou zijn, om welke reden deze klassen niet in het onderzoek werden betrokken, maar dat nu echter uit andere cijfers gebleken zou zijn, dat ook bij deze jeugdige kinderen een intens" bioscoopbezoek moet worden ver ondersteld. Natuurlijk komt daar dan nog even de aap uit de mouw kijken, wanneer het artikel terloops vermeldt, dat bij deze enquête een poging is gedaan om gegevens te krij gen over het bezoek van de kinderen aan films, die voor hun leeftijd niet toelaatbaar zijn of over bioscoopbezoek zonder medeweten of tegen de zin van de ouders. Welis waar lijken naar het artikel stelt de antwoorden op deze vragen, vooral na onderlinge vergelijking, weinig betrouwbaar, maar zij zouden er op wijzen, dat het onge oorloofde bioscoopbezoek het hoogst zou zijn in de derde klassen. Men wrijft zich bij het lezen van deze dingen de ogen uit! Wij zijn op onze beurt eens een onderzoek gaan instellen en wel aan de hand van onweerlegbare gegevens, namelijk de entreebewijzenadministratie van de bioscopen in Venlo. Wij hebben daarvoor niet ruim een jaar, maar slechts enkele uren nodig gehad. Uit dit onderzoek kwam het volgende vast te staan: In de door de enquêteurs aangegeven periode (9 Januari6 Februari 1956) hebben in Venlo en Blerick in totaal 47.500 personen de bioscoop bezocht. Rond 13.500 hiervan bezochten de speciale kindervoorstellingen, jour naalvoorstellingen (Filmac) en de voor de schooljeugd bereikbare voorstellingen waar voor alle leeftijden toe laatbare films worden vertoond, en wel ca. 1400 personen de kindervoorstellingen, ca. 9030 personen de journaal voorstellingen en ca. 3070 de gewone bioscoopvoorstellin gen met voor alle leeftijden toelaatbare films. Van 1400 kinderen staat derhalve het bioscoopbezoek vast. Aangenomen mag worden, dat deze voorstellingen bijvoorbeeld ook bezocht zijn door kinderen van de tweede klas. zodat de door de enquête bereikte categorie minder dan 1400 zal moeten bedragen. Verder is de ervaring met betrekking tot de journaaltheaters, dat deze bioscopen met uitzondering van de vacantiedagen, waarop het kin- derbezoek uiteraard wat hoger is gemiddeld door ten hoogste 40% (in de drie grote steden van het land be draagt dit percentage ca. 20) van de kinderen onder de veertien jaar worden bezocht, dat zouden in Venlo dus ten hoogste 3600 kinderen kunnen zijn geweest. 'Eenzelfde verhouding mag men met wat ruimere speling aannemen met betrekking tot het kinderbezoek aan de voor alle leeftijden toegankelijke bioscoopvoorstellingen gedurende de tijden, dat deze voor kinderen bereikbaar zijn. Dit zouden dan in totaal ten hoogste 1200 kinderen kunnen zijn geweest. Met de beste wil van de wereld kunnen wij daarom niet verder komen dan ten hoogste 6200 kinderbezoeken in de bewuste periode, waarvan bijna 60% alleen aan een jour naalfilmtheater en waarbij wij dan nog geen onderscheid wensen te maken tussen de categorieën van de enquête en de jongere kinderen van de eerste en tweede klassen, om van de dertien- en veertienjarigen, die niet meer op de lagere school zijn, maar niet eens te spreken. Dit is onge veer 2200 bezoeken minder dan het aantal, dat de Venlose enquête oplevert. Zij immers constateert, dat 80% van de 3500 kinderen, dat wil zeggen ca. 2800 kinderen, gemid deld driemaal in de vier weken naar de bioscoop gingen, terwijl wij met ruime toegift voor het bioscoopbezoek van de gehele Venlose en Blerickse jeugd tot veertien jaar slechts op een gemiddelde van ca. 2 bezoeken per vier 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 16