Resultaten van de conferentie te Monte Carlo Verklaring van de heer Delac Niet van toepassing op de film de laatste jaren door haar auteursrechtdeskundigen op iedere internationale bijeenkomst van betekenis heeft ver dedigd. De in Maart j.1. te Monte Carlo onder auspiciën van de Unesco en de Berner Conventie bijeengekomen Deskun digencommissie bestond uit onderscheiden groepen. Op de eerste plaats waren daar de deskundigen, die na overleg met hun respectieve regeringen waren uitgenodigd. Onder hen bevond zich Prof. G. H. C Bodenhausen van de Rijks universiteit te Utrecht. Op de tweede plaats de deskundi gen, die door de onderscheiden regeringen waren afgevaar digd, waaronder Prof. S. Gerbrandy van de Vrije Univer siteit te Amsterdam. Voorts de deskundigen van de inter nationale auteursorganisaties, die door het Bureau van de Berner Conventie waren uitgenodigd, alsmede de des kundigen, die optraden als waarnemers van inter-gouver- nementele en niet-gouvernementele organisaties, waaronder de delegatie van de F.I.A.P.F. Hel is niet wel doenlijk hier zelfs maar in het kort de discussies weer te geven, welke in de loop van deze, tien dagen in beslag nemende, conferentie plaats vonden. Het filmbedrijf, gesteund door de auteurs, handhaafde het standpunt, dat de film, aangezien zij door de Berner Con ventie wordt beschermd, niet behoort te worden belrokken bij een conventie inzake de ,.droits voisins". Na drie zit tingen, welke uitsluitend aan deze kwestie gewijd waren, en ondanks vele moeilijkheden werd deze opvatting aan vaard. Niettemin kwam dit punt later wederom aan de orde. Op de eerste plaats bij de beraadslagingen over de be scherming van televisie-uitzendingen en verder in hoofd zaak met betrekking tot de vraag of de geluidsband als een van de film onafhankelijk deel moet worden be schouwd- De tegenstanders van het standpunt van hel be drijf deden daarbij-onderscheiden pogingen de filmkwestie weer in discussie te brengen ten einde de vergadering te bewegen op het in de voorafgaande zittingen ingenomen standpunt terug te komen. De heer Charles Delac, erevoorzitter van de F.I.A.P.F.. bracht in een door hem afgelegde verklaring tot uiting, dat de Deskundigencommissie terecht had gesteld dal voor zieningen voor de bescherming van zuiver visuele of ge- luids- en -visuele opnamen als zodanig (films) niet in de voorgestelde internationale overeenkomst konden wor den opgenomen en derhalve de film buiten discussie had gehouden. Nu echter in de loop van de gedachtenwisse- lingen over de bepalingen inzake het verlenen van be scherming tegen het maken van geluids- of visuele opna men van „levende" geluids-. visuele of geluids- en -visuele uitvoeringen de filmkwestie onvermijdelijk weder om ter sprake was gekomen, diende men wel voor ogen te houden, dat, onverschillig om welke reden men geluids- en -visuele opnamen maakt zelfs op andere plaatsen dan een studio, zoals bijvoorbeeld in een theater tijdens een gewone voorstelling het niettemin een film is en wel een film, welker enige doel normaliter haar vertoning is. Daarom is iedere geluids- en -visuele opname een film, welke in volkomen overeenstemming met de uitvoerenden wordt gemaakt, aangezien niemand wenst of het recht heeft zulk een opname te maken zonder een in overeen stemming met de bepalingen van de ter zake bestaande wetgeving gegeven machtiging daartoe. Het filmbedrijf bevindt zich voortdurend in staat van evolutie. Het is geen theoretische speculatie maar binnen kort een reëel feit, dat een enkele filmkopie door middel van televisieprojectie de programering van honderden bioscopen zal verzorgen. En de tijd zal komen, dat een aparte wetgeving voor film en televisie nodig zal zijn. Het zou daarom van een wijs beleid getuigen de toekomst niet al te veel te compromitteren en alle vraagstukken inzake geluids- en -visuele opnamen aan het terrein van de film over te laten. Het resultaat van de uitvoerige discussies inzake de toe passelijkheid van hel ontwerp op de film was, dat het voorgestelde artikel 6 van de ontwerp-overeenkomst onge wijzigd gehandhaafd werd. Het luidt kort en bondig: „Geen bepaling van dit ontwerp kan worden uitgelegd als zijnde van toepassing op het vermenigvuldigen of op welk gebruik (vertoning, uitzending of anderszins) ook van films of andere visuele of audio-visuele opnamen". Tengevolge van het vorenstaande artikel krijgen de uit voerende kunstenaars geen enkel recht terzake van het vermenigvuldigen of van het gebruik van visuele of audio visuele opnamen. Ook het B.I.T.-ontwerp geeft de uitvoe rende kunstenaars geen enkel recht inzake het gebruik (vertoning, uitzending of anderszins) van films, maar schijnt hun wel een vermenigvuldigingsrecht op commer ciële films (artikel 4, paragraaf 2) te verlenen, zulks in tegenstelling tot het door de Unesco en de Berner Con ventie voorgestelde ontwerp. Dit laatste gaat er van uit. dat de geluidsband van een film althans zolang hij een integrerend deel van de film is buiten zijn werkings sfeer valt en niet als een fonografische opname kan wor den beschouwd. Voorts schijnt het B.I.T.-ontwerp bescherming te willen geven aan omroepen, zelfs indien hun uitzendingen ge baseerd zijn op visuele of audio-visuele opnamen (artikel 7). Het tegengestelde is hel geval met het hiervoren ge citeerde artikel 6 van het ontwerp van de Unesco en de Berner Conventie. Dit laatste betekent natuurlijk niet, dat, indien een omroep visuele of audio-visuele opnamen maakt, deze niet door auteursrecht beschermd zouden zijn of dat een omroep geen rechten zou kunnen uitoefenen als houder van een vertoningsrecht van een film. Het ontwerp houdt zich met deze vraagstukken niet bezig, aangezien zij geheel op het terrein van het auteursrecht liggen. Voor het internationale filmbedrijf is het opnemen van artikel 6 in genoemde ontwerp-overeenkomst ongetwijfeld een groot succes, aangezien hierdoor het directe gevaar van een nieuwe verzwaring van de exploitatielasten wordt afgewend, een lastenverzwaring, welke mogelijk ongekende repercussies zou hebben gehad op de verdere ontwikkeling van de film. Men moet er echter rekening mede houden, dat de mach tige Organisation International du Travail, welke het me rendeel van haar plannen terzijde heeft zien stellen, haar laatste woord nog niet gesproken heeft en dat de te houden Diplomatieke Conferentie, wanneer deze bijeenkomt, een gunstig terrein zal bieden voor alle mogelijke controver sen. Men kan evenwel moeilijk de met algemene stemmen genomen beslissing van de Deskundigencommissie zonder meer ter zijde stellen, te meer daar de deskundigen, die te Monte Carlo de overwinning hebben behaald, zeer waar schijnlijk zullen worden aangewezen voor deelneming aan de Diplomatieke Conferentie. Het filmbedrijf blijve echter waakzaam tot de uiteindelijke zege is behaald. 18

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 19