Beeldcultuur en opvoeding
Het Instituut Film en Jeugd heeft zijn tienjarig bestaan op waardige wijze
herdacht met een congres, dat op Donderdag 11 April j.1. onder zeer grote
belangstelling in het, Kurhaus te Scheveningen werd gehouden. Het congres-
thema was ..Beeldcultuur en Opvoedin g". waarmede aan de orde
werden gesteld de eisen, die door de vervisualisering der recreatie- en commu
nicatiemiddelen aan de opvoeding en aan de opvoeders moeten worden gesteld,
ten behoeve van de opgroeiende jeugd.
Onder de vele belangstellenden en genodigden, die door de Voorzitter van
het Instituut, de heer J. Pront, welkom werden geheten, bevonden zich onder
meer vertegenwoordigers van de Ministeries van Onderwijs. Kunsten en We
ienschappen, van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Justitie; Mr. D.
Rijdendijk. Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring; Prof.
Dr. Ph. J. Idenburg, Voorzitter van het Nederlands Filminstituut; de heer Joh.
Miedema. Voorzitter van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en de Bondsdirec
teur, de heer J. C. J. Bosman, en uit de kringen van onderwijs, jeugdbeweging,
jeugdbescherming enz.
De heer Pront verklaarde in zijn openingswoord, dat dit congresthema
gekozen was, omdat het Bestuur van het Instituut tot het inzicht is gekomen,
dat ten aanzien van de opvoeding tot de film meer en meer gesproken mag
worden van de opvoeding tot het beeld. Men heeft oog gekregen voor het feit.
dat het er niet alleen om gaat om met bepaalde filmcursussen het begrip voor
de film te bevorderen, maar dat in het algemeen de jeugd, omringd als zij is.
benaderd als zij wordt door een wereld vol met beelden, in de opvoeding
tegenover bepaalde problemen wordt gesteld, welke verder reiken dan alleen
maar het houden en het geven van filmcursussen in engere zin, hoezeer deze
ook gewaardeerd worden.
Na in het kort ontstaan en werkzaamheid van het Instituut te hebben ge
schetst, deelde de Voorzitter mede. dat een onder leiding van Prof. Oue"do
uit Amsterdam gehouden vergadering van het Bestuur, zich er in een resolutie
over had uitgesproken, dat. gezien er psychologische overeenkomsten zijn
lussen de invloeden en verschijningsvormen van televisie en film. men het
daardoor en daarom noodzakelijk acht. dat het Instituut Film en Jeugd zich
ook hierop bezint en dat het Dagelijks Bestuur opgedragen wordt om na te
aaan wat de consequenties zijn voor het instituutwerk en voor de studie met
betrekkins tot het terrein van de televisie.
Het beeld in de communicatie
Prof. Dr. Sj. Groenman, hoogleraar in
de sociologie aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht, wees er in zijn referaat over ,.H e t
beeld in de communicatie" op.
hoe het beeld en het woord bijeen horen.
Zodra de oermens leerde spreken, ging hij
het heeld verwoorden. Het omgekeerde, het
woord verbeelden, werd daarmede ook mo
gelijk, maar het vergde een volgende stap
in de beschavingsgeschiedenis alvorens het
geschreven woord kon worden verbeeld.
Het schrift als tussenstadium tussen wer
kelijkheid en verbeelding daarvan gaf het
woord een voorsprong boven het beeld,
welke voorsprong nog werd vergroot dooi
de boekdrukkunst en het afnemen van het
analfabetisme.
Vervolgens ging spreker na hoe hel
beeld zijn achterstand ten opzichte van
het woord in de 19e en 20e eeuw weer
heeft ingehaald dooi' de uitvinding van
de fotografie spoedig gevolgd door de
komst van de „moving picture" en
door de ontwikkeling van het verkeer,
«elke vooral door de auto een „extra
versnelling" heeft verkregen.
Het overbrengen van delen van de wer
kelijkheid op ons netvlies, dat wij bereiken
door te reizen, door foto's en films te aan
schouwen en door televisionnair te worden,
alsook het ontcijferen van tekens in boek
en krant, dat ons op andere wijze met de
werkelijkheid confronteert, en daarnaast
tenslotte het luisteren naar de radio, dit
alles behoort tot het verschijnsel der com
municatie tussen de mensen of tussen mens
en omeeving. Geleidelijk aan heeft de bre
de volksmassa aan deze communicatie een
aandeel gekregen en het is deze populari
sering van de communicatie, die aan de
wedkamp en gezamenlijke opmars van
woord en beeld een gewichtige dimensie
geeft, of liever, die hen eigenlijk eerst
maatschappelijk belangwekkend maakt. Als
medium tot contact met de werkelijkheid
heeft eerst het woord een indrukwekkende
stimulans ontvangen, en eerst later het
beeld.
Gaat het beeld nu het woord verdrin
gen? Er is inderdaad een inflatie van het
woord opgetreden tot de grenzen van onze
opnemingscapaciteit. De bandjir van ge
drukte zogenaamde ..stukken" lezen wij
niet meer; we kijken ze in en we laten ze
ons toelichten, omdat we ze niet gelezen
hebben. Maar als dit alles zo is, kan het
moeilijk zo zijn, dat het beeld het woord
gaat verdringen. Immers, zelden zal er in
de wereldgeschiedenis meer zijn gelezen
dan tegenwoordig. De hele dag door lezen
wij. dat wil zeggen vertalen wij tekens.
Wij hebben evenwel geleerd om daarbij
selectief te zijn. Wij hebben bijvoorbeeld,
wat de krant betreft geleerd om over de
dingen, die ons niet interesseren, heen te
zien.
Is er evenwel ook niet een inflatie van
het beeld? Zo selectief als wij de krant
1 e z e n, zo selectief letten wij ook op foto's
en tekeningen daarin. Voor het statische
beeld beginnen we al immuun te worden,
althans voor de details ervan. Onze aan
dacht wordt slordig, zij strijkt er vluchtig
overheen. Het bewegende beeld echter weet
onze aandacht nog te boeien. Film, tele
visie en reis brengen ons het bewegende
beeld. Door hun beweging spreken zij tot
ons. In het bijzonder de film gaat. nu zij
tot kunst geworden is door de wijze waarop
zij haar object benadert, door haar foto
grafie, die de mogelijkheden van het oog
overschrijdt, èn door de montage, een eigen
taal spreken, die men moet leren verstaan.
Aangezien wij nog altijd, welhaast tot
de grens van onze mogelijkheden, lezen,
kan er geen sprake zijn van een verdrin
ging van het woord door het beeld. Het
beeld staat naast het woord als middel,
waardoor wij van de werkelijkheid kennis
nemen. Het kan echter zijn, dat de kwali
teit van het lezen daalt en dat de beeld
taal voor dit verlies in de plaats treedt. Dit
is eigenlijk de zorg, die velen koesteren.
Het zich verdiepen in lectuur en daarbij
komen tot inzicht in de dingen om ons
heen, tot bezinning op de hoogste waarden
van het mensdom, zou dan worden vervan
gen door het waarnemen van statische en
bewegende beelden. We kunnen een po
ging doen ons in deze vraag te verdiepen.
Het is inderdaad waar, dat het waarne
men van beelden een minder grote inspan
ning van ons vergt dan het begrijpen van
lectuur. Het beeld, dat ons op natuur
lijke wij/.<\ niet artistiek, dus uit de
werkelijkheid wordt aangereikt, brengt ons
geen begrip, geen interpretatie. Anders
echter is dit bij de film, waarbij de
cineast er op uit is om die werkelijkheid
door de wijze, waarop hij haar fotografeert
en door montage tot een bewegend geheel
maakt, tot de toeschouwer te laten spreken.
De cineast maakt gebruik van accen
tuering van contrast, van monotonie, van
symboliek: hij tracht de toeschouwer mee
te nemen, hem in de afgebeelde werkelijk
heid te verplaatsen en mee te laten leven:
hij wil suggereren. Kortom hij richt zich
tot hem in beeldspraak. Omdat daarnaast
in de film het woord niet ontbreekt, wordt
voor de toeschouwer de waarneming met
het oog begeleid door een interpretatie,
die deze tot begrip brengt. Inmiddels kan
daarbij worden erkend, dat de taal, die de
film spreekt, niet die mogelijkheden van
abstractie bezit als het gesproken of ge
drukte woord. Als zij ons iets diepzinnigs
of verhevens heeft te zeggen, dan zal zij
dat niet zozeer doen met het gesproken
woord, maar met haar eigen middelen, dus
door de wijze, waarop zij het bewegende
beeld brengt. Zij is in het nadeel tegen
over het gedrukte woord, maar aan de an
dere kant moet worden toegegeven, dat de
beheersing van haar middelen zo groot ge
worden is, dat zij meermalen rechtstreeks
tot ons hart spreekt. Zij spreekt minder
tot het verstand dan tot het gevoel, maar
wie zou durven zeggen, dat zij daarmede
ons minder dicht benadert? De vrees, dat
de film zal leiden tot groter oppervlakkig
heid, behoeft niet worden bewaarheid, als
het filmen verder groeit in de richting van
kunst. Filmkunst, die als elke andere kunst
vraagt om opvoeding tot begrip.
Van alle middelen, die de mensheid ter
beschikking staan om de wereld aan zich
28