Wijziging Naam- en Adreslijst Opgave No. 6 Zin, inhoud en methodiek der filmopvoeding De laatste inleider van deze congresdag was Dr. J. M. L. Peters, Secretaris van het Instituut Film en Jeugd, die een voordracht hield over „Zin, inhoud en metho diek der filmopvoedin g". Het antwoord op de vraag naar de zin, dus naar het waarom van de filmopvoeding wat zeggen wil opvoeding van de jeugd in haar contact met de film is te vinden in het feit, dat de film deel uitmaakt van de „paedagogische situatie" van deze tijd, dat wil zeggen van de situatie waarin de tegenwoordige jeugd opgroeit. Men zou het zien van een film als een „leven in een tweede wereld" kunnen kwalificeren, ook al verschilt dit „tweede leven" in zeer belangrijke opzichten van het alledaagse leven. Het beleven van een film valt bij nadere beschouwing te analyseren in het ervaren van het medium film als c o m m u n i c a- tiemiddel, als expressiemiddel en als existentiemiddel. Als communicatiemiddel fungeert het medium film als voertuig voor denkbeel den, opvattingen en gevoelens, die een an der (de filmmaker) op ons wenst over te dragen. Als expressiemiddel fungeert het middel film als een mogelijkheid tot aesthetisch ervaren, dat wil zeggen tot deelgenootschap aan de creativiteit van de kunstenaar, tot herschepping van een innerlijk doorleefde en in een adequate vorm direct veruiter lijkte waarde, tot aesthetische waardering, dat wil zeggen tot het maken van een geestelijke waarde voor ons wat een ander in zijn hoogste menselijke kunnen tot stand heeft gebracht. Van de andere, traditionele expressiemiddelen of schone kunsten onder scheidt de filmkunst zich voornamelijk, doordat ze de grenzen van de imaginatie overschrijdt en de creatie van de droom mogelijk maakt. Als existentiemiddel biedt de film ons een mogelijkheid tot een bestaan, tot een wijze van zijn tussen het normale dage lijkse objectieve bestaan en het subjectieve droombewustzijn in. een „subjectief-objec- tieve droomrealiteit". Geen ander middel heeft de menselijke beschavingsgeschiede nis tot nu toe opgeleverd, dat de mens op deze wijze in staat stelt „te leven met zijn spiegelbeeld", het spiegelbeeld van zijn bewuste, latente, onbewuste of potentiële verlangens en strevingen. Omdat de mens tenslotte ook tegenover de machtige mogelijkheden van de film vrijblijft, vrij om ze tot een winst of een verlies voor hem te laten worden, spreekt de opvoeding in laatste instantie het be slissende woord. Dit is de „zin" van de filmopvoeding, welks „inhoud" populair uitgedrukt is, dat zij beoogt de jeugd te leren leven in de „tweede wereld" van de film. Het doel van alle opvoeding is de zelfstandigheid, het op zichzelf kunnen staan van de jonge mens. De filmopvoeding moet dus eveneens als haar uiteindelijke doel zien: het op zichzelf kunnen staan van de mens in de wereld van de film. Om welke bewuste of onbewuste motieven men ook naar de bioscoop gaat om het gewone leven te ontvluchten, om in de tweede wereld op verhaal te komen, om een tekortkoming van het gewone leven te compenseren, om de eigen gezichtskring te vergroten of om de beperktheden van het gewone leven te overwinnen de tweede wereld staat steeds in functie van de gew7one. Daarom moet ook de opvoeding tot zelfstandigheid in de filmwereld in Functie staan van de opvoeding tot zelf standigheid in de gewone wereld. Anders gezegd: filmopvoeding houdt in, dat men de jeugd moet leren haar ervaringen uit de filmwereld te integreren in het gewone leven. Opvoeding tot de zelfstandigheid ver onderstelt een beroep op de activiteit, het c r i t i s c h denken en de crea tiviteit van de jonge mens en spre ker bewees, dat het beleven van een film een kwestie van actief zien kan zijn, het welk gepaard kan gaan met critische reflectie en critische verwerking, en dat daarbij ten slotte ook de mogelijkheid tot creativiteit bestaat. Hoe kan de opvoeding tot zelfstandig heid van de toeschouwer gerealiseerd wor den? Als we ons realiseren, dat opvoeding tot zelfstandigheid slechts voor een klein deei een zaak is van intellectuele ontwikkeling (van „kennisoverdracht"), voor een grotev deel een kwestie van beïnvloeding van gevoels- en wilsleven en voor het grootste gedeelte te maken heeft met practische oefening en ervaring (met successen en mislukkingen), dan is het duidelijk dat geen enkele methode alleenzaligmakend is: Noch de (vooral op de intellectuele ontwik keling gerichte) methode van het geven van instructie over film, noch de (op de aesthetische en zedelijke vor ming georiënteerde) vertoning van goede films met inleiding vooraf en discussie na, noch de op de zelfwerkzaamheid afgestemde) metho de van het zelf maken van films of filmscenario's. Het ideaal wordt alleen dan enigszins benaderd, als deze drie methodes op harmonische wijze op elkaar aansluiten. De ontwikkeling van de activiteit bij het beleven van een film, van de critische zin bij het verwerken van een film en van de (re-) creativiteit bij het waarderen (dit is „tot een waarde voor ons maken") van een film vergt een voortdu rend afwisselen en samengaan van instruc tie, discussie, oefening in appreciatie en zelfwerkzaamheid, met dien verstande ook dat de combinatie van deze drie methodes nooit tot een star schema mag worden, maar altijd plooibaar moet zijn volgens de wisselende omstandigheden van de per soonlijke ontmoeting tussen opvoeder en opvoedeling. Na uitvoerig te zijn ingegaan op de on derscheiden methoden, welke gebezigd kunnen worden, besloot spreker zijn be langwekkende voordracht met er op te wijzen, dat de school bij deze nieuwe paedagogische problematiek en activiteit niet terzijde kan blijven staan, maar dat de film ook in elk ander opvoedings milieu zoals in het gezin of in de jeugdorganisatie betrokken moet wor den. Het eigenlijke en het wezenlijke van de toenemende vervisualisering van de middelen tot communicatie en recreatie is: dat wc ons [even met het beeld kun nen verdubbelen. De opvoeding kan van dit dubbel leven een rijker leven maken, dubbel zo rijk als het ooit is geweest. Opgave 110. 6 Pag. 2: Hoofdbestuur. Alle jaartallen 1957 veranderen in 1960. Bondsbureau. Privé-adres H. W. Hagenberg wijzigen in: Koninginneweg 166", tel. 26815. Ledenraad. Alle jaartallen 1957. voorzover niet veranderd, wijzigen in 1959. Pag. 4: Afdelingsraad. In de Afdeling Het Centrum is ter vervanging van de heer J. Nijland Jr.. die thans voor de Afdeling Het Oosten zitting heeft, tot lid van de Afdelingsraad benoemd de heer J. van Willigen Jr.. te Aalsmeer (C), aftredend 1959. schrappen: het jaartal 1957 achter H. Zonder van, Leeuwarden (N). Het jaartal 1957 na Mr. H. Wilton wijzigen in 1959. Pag. 5: Afdeling Kotlerdam. Alle jaartallen 1957 veranderen in 1959. Afdeling Het Centrum. De vermelding van het Bestuur als volgt wij zigen A. F. Wolf f, Utrecht. Voorzitter 1958 J. Visser. Bussum, Vice-Voorzitter 1959 J. van Willigen Jr., Aalsmeer, Secretaris 1959 L. van Dommelen, 's-Cravenhage, Penningmeester 1958 C. H. de Lange, Alkmaar 1958 J. Nijland Jr., Utrecht 1959 N. Ortje. Leiden 1958 30

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 30