zou zij ongetwijfeld groter kunnen zijn. indien de uitbrei ding van het theaterpark de snelle uitbreiding van be paalde bevolkingscentra zou kunnen bijhouden. Zij zou nog groter zijn, indien het vergunningstelsel voor de bouwnijverheid en de economische mogelijkheden onze leden, die wat hun zaken betreft speciale plannen tot uit breiding en verfraaiing hebben, de kans gaven deze zo snel mogelijk te verwezenlijken. Meer dan ooit immers zal ons bedrijf én door de juiste keuze van de film én door het attractieve van de zaak, waarin zij wordt vertoond, zijn plaats in het maatschappelijk bestel moeten behouden en verstevigen. Van eminent belang zijn hierbij de toe te passen exploi tatiemethoden, waarbij ik vooral denk aan de wijze, waar op de publiciteit en de reclame worden gevoerd. Hoewel het Hoofdbestuur tot zijn genoegen heeft ge constateerd, dat het verzoek vervat in de desbetreffende circulaire van November 1956 niet zonder resultaat is gebleven, geeft de keuze van filmtitels nog vaak tot be denkingen aanleiding. Mogen onze leden zich er van bewust blijven, dat be perkingen op dit terrein geboden blijven, opdat het ver kregen respect voor ons bedrijf door onverantwoorde publicaties niet dreigt te loor te gaan. Uit hetgeen ik U gezegd heb zal U duidelijk zijn Dames en Heren, dat wij onze verhouding tot de televisie positief zien. W ij moeten ons niet in de eerste plaats verliezen in het bestrijden van iets, maar in het strijden voor onze eigen rechten. Wij moeten voortdurend voor onze eigen rechten opkomen en de betekenis van ons mooie bedrijf als het ware telkens opnieuw bewijzen. De omstandigheid, dat wij niet gebonden zijn aan een of ander nationaal product, maar met ons bedrijf internationaal zijn inge steld en een vrije en deskundige keuze kunnen bieden uit het allerbeste dat de wereldfilmproductie te leveren heeft, kan ons bij een juist gebruik sterk maken en sterk houden. Laten wij ons daarom ook bij de waakzaamheid, die wij tegenover een nieuw medium als de televisie in acht heb ben te nemen, niet te zeer verliezen in negatieve bespiege lingen. Het Hoofdbestuur meent, dat het onderhouden van zakelijk verantwoorde betrekkingen met de televisie-auto riteiten de voorkeur verdient boven een vorm van bestrij ding, die, gezien ook de ervaring in het buitenland, nutte loos blijkt te zijn. Wanneer door onze verstandhouding met de televisie autoriteiten bereikt zou kunnen worden, dat bij het geven van filmvoorstellingen rekening wordt gehouden met de rechten, die wij op het terrein van de filmvertoning hebben gekregen en met de bijzondere belangen, die wrij krachtens onze hoge particuliere investeringen hebben, dan geven wij daaraan vooralsnog de voorkeur. Dat het medium als zodanig straks een nieuwe concur- rentiefactor zal worden en hier en daar reeds als zodanig gevoeld wordt, doet aan ons beleid niets af. Ook de plan nen, die er bestaan met betrekking tot de invoering van een commerciële televisie worden door ons met de grootste belangstelling gevolgd en wel zodanig, dat wij dienaan gaande direct geïnformeerd zijn en van ogenblik tol ogenblik onze houding kunnen bepalen. Hetzelfde geldt voor het niet-commerciële terrein van de film. Wij menen, dat wij door een gepaste hantering van onze Lijst van Geen Bezwaar, en in het bijzonder door onze samenwerking met het Nederlands Filminstituut, een loyale medewerking verlenen op het terrein van de film- voorlichting en de filmbestudering en ten aanzien van de vertoning van hiervoor geschikte films in kringen, die geen commercieel doel beogen, voorzover deze niet via de bioscopen mogelijk is. Wanneer er echter groepen zijn. die zich tegen ons bedrijf keren, dan is het hun volste recht voor hun belangen op te komen en de oneerlijke concur rentie te bestrijden met de middelen, die zij daartoe zake lijk hebben. In dit opzicht hoop ik, dat het jarenlang samengaan van verhuurders en exploitanten in onze orga nisatie ook bij de leveranciers tot loyaal begrip voor de belangen van hun voornaamste afnemers mag strekken. Het gaat hier immers niet om een belang van de ene groep of de andere, maar om ons gezamenlijk bedrijfsbelang. Een belangrijk punt. dat in het afgelopen jaar zijn be slag heeft gekregen, is de totstandkoming van het Produc tiefonds. Sedert de vorige vergadering, waar U het Hoofd bestuur bepaalde volmachten hebt gegeven tot het doen van de nodige stappen om de filmproductie met meer continuïteit dan voorheen weer op gang te brengen, is er een belangrijke samenwerking ontstaan tussen de Over heid en ons bedrijf. Enerzijds waren er de gelden, tot verstrekking waarvan U het Hoofdbestuur had gemachtigd, anderzijds waren er de gelden, welke de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die zijn grote waardering voor de besluiten van Uw vergadering heeft geuit, van zijn kant bereid was te geven. Dit heeft geleid tot het vormen van een fonds, waaruit onder stringente condities financiële bijdragen worden verleend ten behoeve van vakkundig opgezette productieplannen, die een rede lijke kans van slagen bieden. Bij het Hoofdbestuur is de betekenis van deze aangelegenheid in haar eerste ontwik keling zodanig aangeslagen, dat zijn College het nood zakelijk gevonden heeft een drietal functionarissen quali tate qua namelijk Voorzitter. Vice-voorzitter en Bonds directeur met de beide vertegenwoordigers van de Minister in het Fondsbestuur te doen samenwerken, zulks onder lei ding van Mr. H. L. 's Jacob. oud-Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën, die getoond heeft voor de evolutie die er gaande is, een open oog te hebben. De controle is opgedragen aan de Herslelbank. Het is niet aan ons voorspellingen te doen en evenmin ligt het in onze aard ons over te geven aan ongemotiveerd optimisme. Nochtans zijn wij door de aanvankelijke ont wikkeling gesterkt in het vertrouwen, dat wij het vraag stuk dat wij hadden op te lossen op de juiste wijze hebben aangepakt, dat onze studio's wederom kunnen draaien en dat, gezien de talrijke voorbereidingen die allerwegen worden getroffen, verwacht mag worden, dat in de eerst komende tijd een aantal Nederlandse speelfilms achtereen volgens op onze doeken zal verschijnen. Dat is het enige dat wij hebben beoogd. Voorzover hierbij nieuwe kwesties aan de orde zullen treden, zal men ons de tijd moeten geven om deze aan de hand van de practijk geleidelijk en zoals gebruikelijk in het nodige overleg op te lossen. Het onderzoek dat vanwege het Hoofdbestuur is inge steld naar de mogelijkheden om tot een landelijke pen sioenregeling voor het film- en bioscoopbedrijf te geraken, heeft tenslotte geresulteerd in een ontw7erp-regeling die naar onze mening en, zoals bij het afdelingsoverleg is ge bleken, gelukkig ook naar de mening van onze leden, een basis kan vormen voor een aanvaardbare ouderdoms- en weduwen- en wezenvoorziening voor de werknemers in ons bedrijf. Zoals l) uit de stukken hebt kunnen zien, is het de wens van een groot deel onzer leden om ook een aanvul lende regeling te scheppen voor hen, die als gevolg van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 4