Verdere agendapunten Jaarrekening en Balans hun leeftijd niet onder de pensioenregeling zullen gaan vallen. Het is straks aan l om Uw oordeel over deze voorstellen uit te spreken. Wij beseffen ten volle, dat met de pensioenregeling een aanzienlijk nieuwe last op onze bedrijven wordt gelegd. Daar staal echter de winst van een sociale voorziening tegenover, die in de naaste toekomst onze trots zal uitmaken en die. naar wij hopen, de sociale vrede in onze gelederen mede zal handhaven. In het nieuwe verei acht ons wederom een ngingsjaar wt grote taak. De voorbereiding voor een nieuwe nationale filmmani- festatie, thans in Den Haag. is in volle gang. Wij hopen van harte, dat deze manifestatie evenzeer zal mogen sla gen als die in 1955 in Arnhem en dat op deze wijze ons bedrijf als geheel in het middelpunt van de publieke be langstelling zal worden gebracht. Wij vertrouwen, dat wij U allen in Den Haag zullen mogen begroeten. Ik stel er prijs op U mede te delen, dat wat de structuur van onze organisatie aangaat, statutaire en reglementswijzi gingen in studie zijn. die zeker wijzigingen met zich zullen brengen, welke ongetwijfeld l w aller belangstelling zullen hebben. In voorbereiding is een ontwerp-wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement, dat een aanpassing be oogt aan de huidige omstandigheden en inzonderheid aan hetgeen wettelijk dienaangaande bepaald is. Ik kan U in dit verband verklaren, dat de besprekingen, die wij ter zake op hoog niveau hebben gevoerd, een rege ling mogelijk maken, die de doelmatige uitvoering van onze organisatorische functie ook in de toekomst ten volle waarborgt in de zin van onafhankelijkheid, zoals wij die tot heden gewend waren. Tenslotte doet zich voor het Hoofdbestuur de vraag voor een vraag, waarover binnen niet al te lange tijd U eveneens Uw oordeel zal hebben te geven of het opne men in onze organisatie van leden, die van het vervaardi gen \an films, shorts zowel als speelfilms, reclamefilms etc, hun bedrijf maken en wier laboratoria zich bezig hou den met de fabricage, hetgeen tot heden geleid heeft tot de vorming van een bedrijfsafdeling, tot consequentie moet hebben, dat zij toegang krijgen tot de besturende functies in onze organisatie. Dit zal uiteraard een belangrijke wijziging van onze organisatorische verhoudingen met zich brengen, een wijziging, die slechts via een verandering in de statuten tot stand is te brengen en ten aanzien waarvan, zoals gezegd, te zijner tijd de algemene vergadering het laatste woord zal hebben. Dames en Heren. Thans rest mij nog U hartelijk dank te zeggen voor het vertrouwen, dat U in het afgelopen jaar in het Hoofdbestuur hebt gesteld en voor de welwillend heid, waarmede U mij in het eerste moeilijke jaar van mijn voorzitterschap bent tegemoet getreden. Ik stel er prijs op tevens te gewagen van de voortreffelijke samen werking met de heer Bosman en zijn staf van bekwame medewerkers, die allen op bun plaats op ambitieuze en voorbeeldige wijze hun vaak moeilijke taak hebben ver richt. Ik geef U graag de verzekering, dat wij alles in het werk zullen stellen om de taak. waartoe wij ons statutair verplicht hebben, ten uitvoer te leggen. Ik spreek daarbij gaarne de hoop uit, dat ons bedrijf ondanks de vele moei lijkheden zich ook in het komende jaar in een toenemende belangstelling zal mogen verheugen en dat de kwaliteit en het kaliber van de films welke overal ter wereld worden vervaardigd van dien aard zullen zijn, dat de aantrekkings kracht van onze zaken even groot blijft, ja zelfs wordt versterkt. Laat allen die in onze organisatie geroepen zijn, in wel ke functie dan ook, verzekerd zijn van onze dank voor de wijze, waarop zij hun capaciteiten in het gemeenschappe lijk belang ter beschikking stelden. Moge deze samenwer king ook in het nieuwe jaar wederom even hecht zijn. Hiermede verklaar ik de 39e jaarlijkse ledenvergadering voor geopend." Een langdurig en hartelijk applaus getuigde van de instemming der vergadering met deze rede. Op advies van de Notulencommissie, bestaande uit de heren F. Denker en W. Hulshoff Pol, beiden te Amster dam, en L. van Praag te Leiden, werden de notulen van de op 26 Maart en 3 April 1956 gehouden buitengewone ledenvergadering en van de op 3 April 1956 gehouden jaarlijkse ledenvergadering, goedgekeurd. Tot leden van de Commissie belast met het nazien van de notulen dezer jaarvergadering werden benoemd de heren G. Top te 's-Hertogenbosch. G. Schepel te Delfzijl en L. W. R. Meyer te Amsterdam. Het voorstel tot het verlenen van dispensatie van het bepaalde in artikel 26 der Statuten met betrekking tot het houden van de jaarvergadering vóór of op 31 Maart werd aanvaard. De heer E. Alter te 's-Gravenhage sprak zijn waardering uit over de samenstelling van het jaarverslag en stelde naar aanleiding daarvan enige vragen, die door de Bonds voorzitter en de heer D. J. van Leen in zijn functie als Voorzitter van de Technische Commissie werden beant woord. Het jaarverslag werd hierna goedgekeurd. De heer Alter bracht vervolgens als Voorzitter van de Commissie van Rapporteurs, waarin mede zitting hebben de heren J. Nijland Jr. te Utrecht en de heer C. van Liere te Goes, namens deze Commissie aan de vergadering ver slag uit over de Balans en de Rekening en Verantwoording van het financieel beheer over 1956. Alvorens daartoe over te gaan, memoreerde spreker in het kort de taak van de Commissie van Rapporteurs, aangezien hij vreesde, dat er bij sommige leden op dit punt misverstand bestond. Voor haar arbeid staan de Commissie geen richtlijnen ten dienste en zij heeft geen statutaire bevoegdheden. Het is haar opdracht rapport uit te brengen aan de algemene le denvergadering en spreker geloofde daarom, dat deze taak een preventief karakter heeft. Over het algemeen was de Commissie van oordeel, dat de balans de laatste jaren aan duidelijkheid heeft gewon nen, terwijl zij ook de splitsing op de jaarrekening tussen de gewone dienst en de kapitaaldienst toejuichte. Met betrekking lot de post ..Woonhuizen" op de Balans per 31 December 1956 waren rapporteurs van oordeel, dat het Hoofdbestuur zonder voorafgaand besluit van de ledenvergadering niet bevoegd was geweest tot aankoop van de betreffende huizen over te gaan. ook al laten de Statuten op dit punt twijfel bestaan. Ter zake van het op de balans vermelde effectenbezit had de Commissie zich afgevraagd, waarom in 1956 bij een stijgende rentevoet was overgegaan tot belegging in fondsen van een lager rentetype.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 5