Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf Eveneens werden herbenoemd de ingevolge artikel 8 van het Filmbeursreglement periodiek aftredende leden van de Filmbeurscommissie, de heren A. J. Dresscher te Amstel veen, Ch. Hart te Beverwijk en J. Nijland Sr. te Utrecht. Aan de orde was vervolgens het voorstel om het Hoofd bestuur op grond van artikel 28 der Statuten te machtigen Ie. de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid te verzoekena. op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspen sioenfonds, het deelnemen in de Stichting Bedrijfspen sioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf met ingang van een nader vast te stellen datum verplicht te stellen; b. de statuten en het pensioenreglement van de onderha vige Stichting goed te keuren overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 in de Pensioen- en Spaarfondsenwet; 2e. alle stappen te doen en maatregelen te nemen, die voor de oprichting van voormelde Stichting en het inwer king stellen van het bedrijfspensioenfonds en alles wat daarmede verband houdt, noodzakelijk zijn. Dit voorstel was vergezeld van een uitvoerige toelichting van het Hoofdbestuur en van een concept-statuten en een concept-pensioenreglement. De heer J. P. M. A. Smulders, directeur van Columbia International Films (Holland) N.V., bracht namens een kleine groep leden naar voren, dat deze groep in principe geen bezwaar heeft tegen het idee om een pensioenfonds voor het film- en bioscoopbedrijf op te richten, maar geen adhaesie zou kunnen betuigen aan het voorstel tot ver plichte deelneming aan een eventueel op te richten pen sioenfonds, mede ook doordat zij onvoldoende gelegenheid heeft gehad per maatschappij eigen plannen te ontwikke len binnen het kader van een internationale arbeidsvoor- waardenpolitiek. Om deze redenen verzocht deze groep de Voorzitter om het voorstel tot het oprichten van een pensioenfonds in hoofdelijke stemming te brengen. De Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, zegde toe aan dit verzoek te zullen voldoen en verleende het woord aan de heer B. Uges Jr., lid van het Hoofdbestuur, die in zijn functie van Voorzitter van de Studiecommissie Be drijfspensioenfonds de vragen beantwoordde, welke inzake concept-statuten en concept-reglement onder meer door de heren E. Alter en J. de Wilde werden gesteld. Vervolgens bracht de heer Miedema het amendement ter sprake, dat door de Afdeling Amsterdam was ingediend en door het Hoofdbestuur met een gunstig prae-advies aan de leden was toegezonden. Weliswaar wordt door de op richting van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de overgrote meerderheid der werknemers in het bedrijf een pensioenvoorziening getroffen, maar niet voor hen, die de leeftijdsgrens voor deelneming hebben overschreden en nochtans gedurende vele jaren in het film- en bioscoop bedrijf werkzaam zijn of geweest zullen zijn zonder dat voor hen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leef tijd uitzicht bestaat op ondersteuning van enig belang, behoudens die krachtens de Algemene Ouderdomswet. Met het oog hierop en ook in verband met de mogelijkheid, dat zich ten aanzien van deze groep allerlei onbillijke situa ties voor kunnen doen. had de Afdeling Amsterdam voor gesteld aan de Begroting een Pro Memorie-post toe te voegen ten einde de mogelijkheid te scheppen aan werk nemers in het film- en bioscoopbedrijf, die de leeftijds grens voor deelneming in de Stichting Bedrijfspensioen fonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf overschreden heb ben, op nader door het Hoofdbestuur vast te stellen voor waarden uitkeringen te doen op zijn minst overeenkomstig die. welke krachtens het reglement van genoemd fonds worden verstrekt. Spreker wees er op, dat het Hoofdbestuur in zijn prae- advies de leden geadviseerd had tot aanneming van dit amendement, dat aansloot bij een ter zake door de Bedrijs afdeling Filmverhuurders ontworpen project. Het amende ment werd hierop met algemene stemmen door de verga dering aanvaard. De heer W. K. G. van Royen deelde als Voorzitter van de Sociale Commissie mede, dat deze Commissie voor zover het althans de werknemers betreft, waarop de Rege ling van Lonen en Andere Arbeidsvoorwaarden in het Bioscoopbedrijf van toepassing is het voorstel heeft gedaan om de lonen van de werknemers, die betrokken zijn bij een ondernemingspensioenregeling en tot dusver geen premie voor dit ondernemingspensioen hebben bijge dragen, met ingang van 1 Januari 1957 met 3% te verho gen. Deze werknemers zullen deze loonsverhoging met ingang van 1 Januari 1957 aan hun werkgevers moeten afdragen als premie voor het ondernemingspensioen. Voor zover het de overige bij de Loonregeling betrokken werk nemers betreft wordt eveneens voorgesteld de rechtens geldende lonen met 3% te verhogen, welke verhoging in een bedrag ineens wordt uitbetaald op het tijdstip, waarop de heffing van de premie voor het in voorbereiding zijnde bedrij f spensioen begint. De Voorzitter achtte het logisch, dat met betrekking tot deze sociale voorziening bij de verbetering van de positie der werknemers geen onderscheid moet worden gemaakt. Spreker gaf daarom in overweging ook het overige perso neel der bedrijven in deze verhoging te laten delen. De heer E. J. Verschueren herinnerde er aan, dat het vorige jaar met betrekking tot het voorstel van het Hoofd bestuur tot een algemene uitkering van 3% ineens, namens het productiebedrijf het verzoek was gedaan, zonder voor afgaand overleg geen voorstellen van deze aard te doen. Ter zake van de thans naar voren gebrachte suggestie was, voorzover spreker bekend, geen overleg gepleegd. De Voorzitter gaf te kennen, dat hier geen sprake was van een voorstel tot verhoging, maar dat deze slechts in overweging werd gegeven ten aanzien van de werknemers in het bioscoopbedrijf, die niet onder de loonregeling val len. Spreker bracht vervolgens het voorstel tot instelling van een bedrijfspensioenfonds in stemming, dat werd aan genomen met twaalf onthoudingen en één stem tegen. De heer Miedema wenste de vergadering geluk met dit met zo grote meerderheid van stemmen genomen besluit, dat een mijlpaal betekent in de geschiedenis van het Neder landse film- en bioscoopbedrijf. Spreker herinnerde er aan, dat ruim anderhalf jaar van voorbereidend werk aan dit besluit vooraf was gegaan, en vertolkte de dank van Hoofdbestuur en ledenvergadering voor bet vele, dat de Studiecommissie Bedrijfspensioenfonds, waarin de heren H. L ges Jr.. L. Groen en J. G. J. Bosman zitting hebben. in het belang van bet bedrijf had verricht, waarbij de aanwezige leden door een hartelijk applaus hun bijval te kennen gaven. Alvorens de vergadering te sluiten, dankte de Voorzitter de leden voor hun aanwezigheid en wekte hen op de mani festaties bij te wonen, welke in het kader van de Interna tionale Filmweek Den Haag zullen worden georganiseerd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 7