programma door te bladeren een beeld kunnen vormen maar eveneens aan het aantal en het karakter der film- manifestaties, welke rond het filmprogramma zijn gegroe peerd: congressen, discussies, tentoonstellingen, demon straties van nieuwe technische vindingen enz. Een inter nationale bijeenkomst van de belangrijkste vertegenwoor digers van het bioscoopbedrijf zou geen betere entourage kunnen vinden dan deze filmweek die niet is, en ook niet wil worden, een filmfestival, maar die nochtans dezelfde voordelen biedt: internationale ontmoetingen, belang wekkende contacten, uitwisseling van gedachten en, naar wij hopen, festiviteiten. Ik spreek de verwachting uit. dat U er geen spijt van zult hebben naar Den Haag (e zijn gekomen gedurende het mooiste deel van het jaar en dat U gelegenheid zult hebben om van ons land nog iets anders te zien dan deze vergaderzaal en het interieur van enige bioscopen. De internationale congressen, welke in onze dagen misschien wel wat teveel in aantal toenemen, vormen soms het voorwerp van een min of meer gerecht vaardigde critiek van de zijde van personen die zich af vragen wat de bestaansreden er van is. wat de directe resultaten zijn en welke blijvende voordelen worden be haald. In het domein van de film schijnen internationale congressen en ontmoetingen mij gerechlvaardigder dan ooit. De film is een internationaal audiovisueel middel bij uitstek. Voor de film bestaan er geen grenzen en kunnen er ook geen grenzen bestaan. De exploitatie van een film in één land is bijna onmogelijk en vormt een onoverkome lijke hinderpaal voor de productie. Het bewijs hiervan levert de situatie in mijn eigen land. waar de productie van speelfilms zich slechts uiterst langzaam ontwikkelt. Daar om is de internationale samenwerking op het gebied van de exploitatie zeer belangrijk, ja zelfs onvermijdelijk, en daarom ook kan Uw werk hier van de grootste waarde zijn, niet alleen in het belang van de exploitatie, maar evenzeer in het belang van de productie, dus van het filmwezen in het algemeen. Het spreekt van zelf, dat de aandacht van het publiek bij internationale filmfestivals en ook bij een filmmanifestatie zoals die in Den Haag is georganiseerd vooral wordt getrokken door de scheppers van de film, de regisseurs en de artisten. Dat is maar al te begrijpelijk. Zonder deze scheppende krachten zou er geen filmproductie zijn. Maar dat Uw eigenliefde niet gekrenkt worde! U kunt met dezelfde zekerheid zeggen: zonder exploitatie zouden er helemaal geen films zijn. Men kan een schilderij maken zonder zich om het publiek te bekommeren, men kan een gedicht of een roman schrijven en na voltooiing zijn schepping misschien een meester werk! in een la stoppen, maar men kan geen film pro duceren (ik heb het over speelfilms, die dikwijls hon derden millioenen francs kosten) zonder haar tegelijker tijd de meest uitgebreide distributie te bezorgen. Dit merkwaardige verschijnsel is een van de essentiële en be slissende trekken van de filmkunst, enerzijds gebonden aan industrie en handel en anderzijds aan kunst en cul tuur. Ik wil eindigen met hel uitspreken van enige gedachten aangaande deze kunstzinnige en culturele kant van de film. Indien men in aanmerking neemt dat in ons land de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bereid is de Internationale Filmweek te openen en dat de Staatssecretaris, met wie de Minister de verantwoordelijk heid voor zijn Ministerie deelt, op dit moment het woord tot U richt, dan is het duidelijk dat het deze kant van de film is die in de eerste plaats hun belangstelling wekt. Niemand zal tegenwoordig deze artistieke en culturele waarde ontkennen zoals vroeger wel het geval was. De openingsvoorstelling van de Filmweek, welke U gisteren avond hebt bijgewoond, verschaft het welsprekendste be wijs van het huidige culturele niveau van de film en wan neer ik dit zeg, dan is het niet om het simpele feit dat men een documentaire heeft vertoond over Rembrandt en een hoofdfilm over Jeanne d'Arc naar het werk van Bernard Shaw de ,.film d'art" van vijftig jaar geleden had even grote ambities maar om de artistieke kwaliteit van deze scheppingen. De tegenwoordige film heeft niet temin ook een banale en zelfs een vulgaire zijde. Het publiek vraagt niets liever dan op de gemakkelijkste ma nier te worden geamuseerd, de filmindustrie moet strijden tegen de voortdurend in dreiging toenemende concurrentie van andere vermaaksmedia. Welnu, Mijnheer de President, heren vertegenwoordigers van de bioscoopexploitatie, juist om deze redenen hebt U zo'n belangrijke taak, zo'n zware verantwoordelijkheid. De smaak van liet publiek word', grotendeels gevormd door de films die U in Uw zalen vertoont, de films die voor millioenen jonge men sen en volwassenen het enige of ongeveer het enige ver maak zijn. U bent het ten slotte die de beslissing neemt omtrent de te vertonen programma's. Zonder twijfel bent U verplicht films te kiezen die uit financieel oogpunt ren dabel zijn. Niemand kan u dit criterium, dat zelfs de voor waarde is voor Uw beroep, betwisten. Maar uit deze cate gorie films valt een grote keuze te maken, welke, mijne heren, en ik hecht er veel waarde aan dit te signaleren ten overstaan van U, die de exploitanten vertegenwoordigt van duizenden bioscooptheaters een zware verantwoor delijkheid op U legt ter wille van het geestelijk welzijn van het publiek. Ik weet, dal U zich van deze verantwoor delijkheid rekenschap geeft, want ik heb gezien, dat U tijdens de buitengewone vergadering te Lausanne in de maand Januari een resolutie hebt aangenomen, waarin U Uw spijt hebt betuigd over de tendenz die, en ik haal de tekst van de resolutie aan. „de bioscoopexploitatie schade zou kunnen toebrengen". Deze laatste drijfveer is even waar als achtenswaardig, maar het ware beter geweesl naar mijn bescheiden mening als eerste en fundamentele drijfveer tot uiting te brengen, dat deze tendenz het gees telijk welzijn van het publiek zou kunnen schaden. Mijne heren, het nieuwe werk wacht U. Ik wil geen misbruik maken van Uw geduld en ik besluit met U vruchtbare dagen toe te wensen en resultaten die het cul turele belang van de taak waaraan U zich hebt gewijd, waardig zijn." Na deze met veel instemming begroete rede van Mr. Höppener sprak de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Mie- dema, de aanwezigen in de volgende bewoordingen toe: ..Excellentie, Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heren. Het is mij niet alleen een grote eer, maar ook een grote voldoening U welkom te kunnen heten in Den Haag, de stad die steeds getuige is van zovele internationale samensprekingen, en in het bijzonder hier in het Kurhaus te Scheveningen, het internationale ontmoetingspunt bij uitstek. Ik dank de heren gedelegeerden, dat zij in zo groten getale gehoor hebben willen geven aan de uitno diging van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bio scoop-Bond en geef gaarne uiting aan mijn waardering voor het feit, dat zij, om aan deze uitnodiging gevolg te kunnen geven, zelfs de statuten der U.I.E.C. welke be palen, dat de algemene ledenvergadering in Parijs moet worden gehouden geweld aan hebben willen doen. 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 17