In het bijzonder echter zou ik een woord van dank wil len richten tot de heer Gemini voor de voortreffelijke wijze, waarop hij de vergaderingen der Unie heeft geleid, alsook tot de heren Dutillieu en Trichet, vertegenwoordi gers der organisaties die het initiatief hebben genomen tol het stichten van onze Unie. Onder moeilijke omstan digheden hebhen zij met wijs beleid, opoffering en geduld de eerste schreden geleid in deze jonge internationale or ganisatie, die zich thans bij haar eerste lustrum in de alge mene belangstelling van de exploitanten van vele landen verheugen mag. Moge ik besluiten met de wens uit te spreken, dat onze discussies voor ons allen vruchtbaar mogen zijn en dat Uw verblijf in ons klein maar mooi land voor U en Uw dames van hoogst aangename aard moge zijn." De heer Miedema richtte zich hierna namens het Hoofd bestuur van de Bond speciaal tot Staatssecretaris Höppe- ner, die hij ten zeerste dank zegde voor diens bereidwillig heid het congres van de LI.I.E.C. te openen en de buiten landse gedelegeerden te verwelkomen. Mede namens de Stichting Internationale Filmweek Den Haag 1957 be- tuigde spreker zijn grote erkentelijkheid voor de mede werking, welke in het algemeen bij de organisatie van deze filmweek van de zijde van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is ondervonden. Met deze toespraak van de Bondsvoorzitter werden de openingsplechtigheden besloten. Na een korte koffiepauze, waaronder de Staatssecretaris de gedelegeerden aan zich liet voorstellen en zich met ver schillende hunner onderhield, werd de zitting van de Unie. thans alleen in aanwezigheid der onderscheiden delegatieleden, voortgezet met de behandeling der ver schillende agendapunten. Allereerst kwam aan de orde het jaarverslag over 1956 van de Secretaris-Generaal van de U.I.E.C., de heer A. '1 richet. Deze bracht hierin tot uiting, dat de Unie sederl haar stichting in September 1952 te Venetië was uitge groeid tot een van de belangrijkste beroepsorganisaties, waarvan de culturele en economische activiteit de belang siel I ing heeft van nationale en supernationale gezagsorga nen. In het afgelopen jaar zijn Zwitserland, Oostenrijk en de Verenigde Staten tot de Unie toegetreden, maar het ligt in de verwachting dat weldra ook andere landen zich zul len aansluiten. De heer Trichet memoreerde het aandeel van de Unie in de oprichting van het Centre International du Cinéma pour la Jeunesse, waarvan het Belgische dele gatielid de heer Toussaint tol Secretaris-Generaal is be noemd, alsmede de bemoeienis met auteursrechtelijke kwesties, met name op het gebied der droits voisins. In dit verband prees de heer Trichet de werkzaamheid van de Zwitserse gedelegeerde Dr. Th. Kern. die het standpunt van de exploitanten op de internationale vergaderingen te dien aanzien heeft verdedigd. De Secretaris-Generaal van de Unie wees in zijn verslag nog op de gevoelige ver mindering van de filmproductie in enige grote produce rende landen. Het gevaar leek de heer Trichet niet denk beeldig, dat men deze daling in de productie zou aangrij pen om de filmhuren op te voeren. Een dergelijke om wikkeling achtte de heer Trichet funest, mede gelet op de excessief hoge lasten, welke de staat in tal van landen op de bioscoopbedrijven legt. Ten slotte sprak de heer Trichei in zijn verslag zijn spijt uit over het besluit van de heer Gemini zich niet meer voor het presidentschap verkiesbaar te stellen. De heer Trichet schetste de grote verdiensten van de heer Gemini. die samen met de Belgische gedele geerde, de heer W. Dutillieu. de U.I.E.C. heeft gesticht. Na de goedkeuring van het verslag kwam het financieel verslag over 1956 van de Penningmeester, de heer H. Xardel, aan de orde, hetwelk eveneens werd goedgekeurd. De vergadering stelde tevens de begroting en de contribu tie voor 1957 vast. Vervolgens ging men over tot de bestuursbenoemiiiüen voor de periode 1957/1958. Een hartelijke handdruk wordt gewis seld lussen de aftredende en de nieuw gekozen Voorzitter. V.l.n.r. de heien l. Gemini, de Stadssecretaris van On derwijs. Kunsten en Wetenschappen. Z.E. Mr. R. G. A. Höppener, Joh. Mie dema en J. G. J. Bosman. 17

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 18