De Bondsvoorzitter, de heer Miedema. werd met alge mene stemmen gekozen tot president van de U.I.E.C. Tot vice-presidenten werden benoemd de heren Barattolo (Ita lië). Pinkney (Engeland), Polomé (België), Theile "(West- Duitsland) en Vila Gardona (Spanje). De heren Trichet en Xardel werden respectievelijk tot Secretaris-Generaal en Penningmeester herkozen. De heren Frikart (Zwitser land), Herman (Oostenrijk) en Schapiro (Israël) werden benoemd tot bestuursleden. Volledigheidshalve zij nog vermeld, dat de heer Dutillieu het ere-presidentschap van de Unie bekleedt. In verband met zijn benoeming tot president van de Union Internationale de PExploitation Cinématographique hield de heer Miedema een toesprak tot de vergadering, waarin hij verklaarde er prijs op te stellen uiting te geven aan zijn diepgevoelde erkentelijkheid voor het vertrouwen, dat de heren gedelegeerden, en met hen de door hen ver tegenwoordigde organisaties, in hem hebben willen stellen. ..Ik verzeker U", zo verklaarde de heer Miedema, ,.dat ik mijn uiterste krachten zal inspannen om deze functie zo goed als mogelijk is te vervullen. Mijne heren, wellicht is het dienstig even stil te staan bij hetgeen ons hier samenbrengt, ons even te bezinnen op de doelstellingen van de Unie, die er onder andere niet alleen naar streeft de aangesloten organisaties in de gele genheid te stellen alle vraagstukken, die zich bij de uit oefening van het beroep van bioscoopexploitant in de respectieve landen en in het internationale verkeer voor doen, gemeenschappelijk te bestuderen, en de uitwisseling te bevorderen van alle inlichtingen die de bioscoopexploi tatie raken, maar vooral ook om een gemeenschappelijke verdediging van de nationale en internationale exploitatie- belangen te organiseren en meer in het algemeen harmoni sche en vlotte betrekkingen tussen de bioscoopexploitanten van verschillende landen tot stand te brengen. Wij mogen de moeilijkheden van organisatorische en andere aard, welke aan de verwezenlijking van deze op zichzelf schijnbaar eenvoudige doelstellingen verbonden zijn, niet onderschatten. En daarbij moeten wij vooral begrip opbrengen voor de moeilijke positie van deelne mers, welke zich niet aan alle besluiten kunnen binden. Deze binding hangt immers sterk af van de kracht en de goodwill welke de betrokken organisaties in hun land heb ben en ook van het gezag, dat de afgevaardigden genieten in de colleges welke zij vertegenwoordigen. Willen internationale ontmoetingen ten volle aan het gestelde doel beantwoorden, dan zullen wij ons moeten afvragen: ten eerste: of wij onze vergaderingen voldoende voor bereiden ten tweede: of de na de beraadslagingen genomen reso luties ook wezenlijke betekenis hebben bij de uitvoering. Hoewel het meest opmerkelijke verschijnsel van onze tijd de toenemende internationalisatie van het verkeer op ieder gebied is. moet het toch merkwaardig worden ge noemd! dat dit toenemende internationale contact nog zo betrekkelijk weinig heeft kunnen verwezenlijken. Wat ons bedrijf betreft denke men bij voorbeeld aan de vele vraag stukken, welke met het auteursrecht samenhangen. Wij, exploitanten, bestaan door de exploitatie van filmverto- ningsrechten, maar wij zijn er evenmin als trouwens de filmproducenten niet in geslaagd te voorkomen, dat degenen die voor hun aandeel in het productieproces be loond worden, niet nog eens daarbuiten aparte vergoedin gen kunnen eisen. Uiteraard kan dit oorspronkelijk nooit in de bedoeling van de wetgever hebben gelegen. Bedoelde medewerkers hebben echter kans gezien hun eisen kracht bij te zetten op grond van aan het concertwezen ontleende begrippen, welke op een daarbij vergeleken jong en vigou- reus medium als de film moeilijk van toepassing kunnen zijn. Tot nu toe hebben wij nog geen internationale door braak van deze verouderde begrippen kunnen forceren, al heeft het aan individuele pogingen daartoe niet ontbro ken. Zo heeft bij voorbeeld de Nederlandsche Bioscoop- Bond een aantal jaren geleden, ondanks dat hij er in ge slaagd was van het Amsterdamse Hof de uitspraak te ver krijgen, dat de film als een onafhankelijk kunstwerk met een geheel eigen recht moet worden beschouwd, de strijd niet kunnen volhouden en moeten bukken voor de inter nationale practijk. Het feit, dat wij in Nederland de ver goedingen voor het muziekauteursrecht in hoofdzaak ver halen op de leverancier, omdat wij ons op het standpunt stellen, dat hij ons de volledige rechten heeft te leveren, doet hier niets aan af. Hoogstens zou, indien alle landen tot deze practijk overgingen, de rechtsorde op dit punt wellicht op den duur in goede banen geleid kunnen worden. Ik wil hiermede slechts accentueren, dat wij er als inter nationale organisatie in het bijzonder zorg voor hebben te dragen, dat onze stem krachtig gehoord wordt daar. waar men op internationaal terrein aan onze rechten wil tornen. Ik ben er mij van bewust, dat inzonderheid met betrek king tot de practische uitvoering van de resoluties dei- Unie de positie van de leden-organisaties, vooral van de kleinere, zeer verschillend is. Deze laatsten zullen begrip moeten hebben voor de bijzondere moeilijkheden van de exploitanten in de grote filmproducerende landen, omdat het accent daar nu eenmaal meer op de productie ligt. Maar al is de positie van een bedrijfsorganisatie van exploitanten in een land met een slechts kleine filmpro ductie ongetwijfeld wat meer bevoorrecht, zij mist daar entegen het onschatbare voordeel, dat door een eigen productie ook de eigen stem in de film wordt gehoord en de eigen, aan het bezoekende publiek vertrouwde, cultuur wordt beleefd. Want al hebben wij nog zo een grote be langstelling voor wat men in andere landen doet of denkt, er is toch geen sterker binding denkbaar dan de eigen taal en het eigen vertrouwde milieu. Het moet mogelijk zijn door een hechte internationale samenwerking te komen tot een doorbreking van zekere verouderde principes, waarop ons bedrijf is opgebouwd, zodat bij voorbeeld ook kleinere landen door verstandige combinaties met producenten aan het internationale pro ductieproces kunnen deelnemen. Zo wij dit niet doen, zal de concurrentie van de televisie het ons wel leren. Het is daarom van groot belang, dat de van 23 tot 25 Januari van dit jaar te Lausanne gehouden buitengewone leden vergadering van de Unie besloten heeft een commissie ter bestudering van dit vraagstuk te benoemen en dal dit on derwerp ook op de agenda van deze vergadering is ge plaatst. Een derde punt, waarop wij ons te bezinnen zullen hebben, is de internationale standing van ons bedrijf. De film is in zestig jaren geëvolueerd tot een in alle opzich ten volwaardig medium, welks culturele, maatschappelijke en economische functies allerwegen worden erkend. En 1»

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 19