Forumdiscussie
Ook onderscheiden buitenlandse acteurs en actrices gaven acte de présenee. Links: de bekende Britse acteur James Robertson Justice
/net mevr. Bromhead en de heer Ralph S. Bromhead, Gedelegeerde van de British Film Producers' Association op de ontvangst run
Rank Film Distributors (Holland) N.V. op Kasteel Oud-Wassenaar. Rechts: de heer L. Paerl begeleidt de actrice Melina Mercouri,
mevr. Mina Bérard, producente déléguée en de regisseur Jules Dassin naar de première van „Celui qui doit mourir"
Het spel. het ludieke element, bekleedt een hoogst be
langrijke functie in de besteding van de vrije tijd. met
name in de film. In ieder kunstwerk zil ..-pel" besloten,
maar niet ieder spel is kunst. Als ludieke factor oefent de
film op de gemiddelde bioscoopbezoeker een veel sterkere
invloed uit dan de meeste andere vertoningsspelen als bij
voorbeeld toneel en ballet. Dit ligt aan de structuur van
het medium film en aan die van de huidige bioscoopbe
zoeker.
Als ludieke factor heeft de film haar menselijke waarde
wanneer zij is opgebouwd volgens de eisen van het spel.
Deze kan men aldus samenvatten: a) ontspanning geven,
1)) zich zó van de gewone werkelijkheid distanciërend.
dat de gezonde ludieke elementen lot hun recht komen.
Dit laatste wordt verhinderd door een slaafs realisme,
door speculeren op goedkope, met de menselijke waardig
heid in strijd zijnde, wensdromen, enz. c) niet speculerend
op onwaarachtige pseudo-artistieke gevoelens als bijvoor
beeld onechte sentimentaliteit en misplaatste pathos (bom
bast), onaangepaste vormgeving.
Een spelschepping, dus ook een film welke aan de ge
zonde eisen van het spel voldoet, is, hoe waardevol ook
als ludiek gegeven, daarom nog geen kunstwerk. Hier
voor is een spelwerkelijkheid vereist van een bijzonder
geconcentreerde opbouw (i.c. dramatiek), welke de uit
drukking is van de artistieke inspiratie en inventie van de
maker, zó dat deze als artistieke gegevens op de toeschou
wer kunnen worden overgebracht. Spreker zeide lol slot,
dat de taak van de filmcriticus een groter gebied der men
selijke levensvormen bestrijkt dan die van een kunst
criticus zouder meer. De filmcriticus moet zowel de
kunstwaarde als de ludieke waarde van een film beoor
delen. Beide immers hebben haar eigen weimatigheid, hoe
zeer ze ook op het ludieke vlak in elkaar overlopen.
Des middags werd naar aanleiding van de ochtend
bijeenkomst een forumdiscussie gehouden, waarbij het fo
rum bestond uit de drie sprekers van de ochtend en de
heren D. van Staveren. J. L. van Leeuwen en
A. van Domburg.
De heer Van Leeuwen gaf te kennen getroffen te zijn
door wat hij voorzichtig wilde noemen een negatieve
houding van de twee eerste inleiders ten opzichte van het
bioscoopbedrijf en par conséquence tegenover de film,
omdat bioscoop en film nu eenmaal moeilijk te scheiden
zijn. Luisterende naar alle soms met al te groot gemak
getrokken -- analysen en conclusies, had spreker de in
druk gekregen, dat men eigenlijk geen bioscopen exploi
teert, maar een soort toevluchtsoorden voor imbecielen,
voor minder volwaardigen die in een bepaalde neurotische
spanning leven, welke zij in de bioscoop komen afreage
ren, zodat hij zich afvroeg, of het niet wenselijk ware in
de bioscopen dwangbuizen in de foyer in gereedheid Ie
houden en de geüniformeerde bioscoopportier en de meer
of minder charmante ouvreuse te gaan vervangen door
verplegend personeel. In bedoelde referaten was een dus
danige aandacht besteed aan het bioscoopbezoek van in
aanleg misdadige naturen, van on- en onderontwikkelde
lieden, dat hij zich verder in gemoede was af gaan vragen
of het in deze tijd van bestedingsb eperking
toch niet beter ware de Overheid te verzoeken de vijfen
twintig millioen, die zij voor de on- en onderontwikkelde
gebieden wil gaan besteden tot ons land en de eigen
bevolking" te gaan beperken.
Van het door Drs. Thoenes gememoreerde interview
met een Rotterdamse havenarbeider stond de heer Van
Leeuwen verbijsterd, maar hij geloofde toch wel, dal diens
weergave van dit interview een tikje kleinerend was voor
de arbeidersstand en hij wilde Drs. Thoenes ter vertroos
ting van ons allen verzekeren, dat een dergelijk interview
oj) de Amsterdamse Nieuwendijk enigszins anders zon zijn
verlopen.
Waarom kunnen de hooggeachte inleiders, wanneer zij
de bioscoop in verband willen brengen met de vrijetijds
besteding, niet uitgaan van de normale gezonde Nederlan
der, van wie niet ieder ogenblik dreigt dat hij lol de
schuwbarendste misdaden zal vervallen, niet van de nor
male arbeider als wij dan toch menen dat de sociaal
minder sterke groep bij het bioscoopbezoek aandacht ver
dient maar van een Tennessee Williams-achtige figuur,
die blijkbaar niet anders dan rare klanken weet uit Ie
stoten? En als er dan al van dit soort individuen in de
bioscoop komen, moeten wij ons dan zo intensief met hen
bezig houden en daarbij de andere, ongetwijfeld grotere,
groepen vergeten?
Wanneer het dan al waar is dat grote groepen de bios
coop bezoeken, die minder draagkrachtig zijn of wanneer
er een voorkeur voor de bioscoop bestaai mei name hij de
jeugd van de arbeidersbuurten, komt het dan misschien
32