Een geslaagd initiatief
Scenarioprqsvraag voor de schooljeugd werd
een groot succes
ook niet, omdat de bioscoop nu eenmaal in vergelijking
met de andere media goedkoop amusement biedt?
De heer Van Leeuwen wees er verder op. dat Professor
Ten Have met betrekking tot de kwaliteit van het bio
scoopbezoek als vorm van vrijetijdsbesteding had gesteld,
dat deze kwaliteit wordt bepaald door drie factoren, na
melijk de bisocoopsituatie, de filmvorm en filminhoud en
de geaardheid van de toeschouwer, maar naar spreker
meende uit Amerikaanse bron had aangevoerd, dal de
bioscoop geborgenheid biedt aan wankele elementen, hetzij
dat zij een bepaalde werkelijkheid ontvluchten, hetzij dat
zij in het donker van de filmzaal aansluiting zoeken. Spre
ker, die wilde aannemen dat de professor hier „aanslui
ting" in psychologische zin bedoelde, stelde dat men van
de Amerikaanse situatie niet uit mag gaan voor die van
ons eigen land. Men mag niet vergeten onderscheid te
maken tussen de algemene bioscoopsituatie ten onzent en
die in de meeste van de andere landen. Spreker doelde
hier op een essentieel verschil: Het buitenland kent in
hel algemeen gesproken uitsluitend de doorlopende bio
scoopvoorstellingen waar men ieder ogenblik van de dag
zo maar kan binnenlopen van 's morgens vroeg soms tot
diep in de nacht. Ons land kent daarentegen vrijwel uit
sluitend „the closed performance", de gesloten voorstel
ling. Ook wanneer men de bespreekgelden van belangrijke
theaters onder de loupe neemt, blijkt dat men hier in het
algemeen de bioscoop niet als toevluchtsoord binnengaat
maar met een zeer bepaald doelnamelijk de film zijner
keus te zien. Om een angelsaksische economische term te
gebruiken: het Nederlandse publiek „shops for its film-
entertainment".
De conclusies, waartoe Professor Ten Have ten aanzien
van de filmproductie was gekomen vervulde de heer Van
Leeuwen eveneens met verbazing. Juist in deze tijd zien
verantwoordelijke producenten meer en meer in. dat. wil
de film bijvoorbeeld haar concurrentie met de televisie
kunnen voeren, het gemakkelijk verteerbare verbruikspro-
duct, aangepast aan het intellectuele niveau van een zo
breed mogelijke massa, dient plaats te maken voor een
filmproductie, waarop de makers hun eigen persoonlijke
stempel hebben gedrukt.
Naar aanleiding van deze vragen en opmerkingen van
de heer Van Leeuwen ontstond een, vaak levendige, dis
cussie, waarbij inzonderheid de heer Van Domburg als
zijn oordeel te kennen gaf, dat Professor Ten Have bij zijn
beschouwingen degenen, die een studie van de film maken
had vergeten en overigens voorbij had gezien aan het feit,
dat de film in de nog korte tijd van haar bestaan als kun^l
al een grote hoogte had bereikt
Het initiatief van het Nederlands Filminstituut, om, als
mogelijke bijdrage tot de „filmische" vorming van de
schooljeugd, in samenwerking met liet Instituut Film en
Jeugd een prijsvraag uit te schrijven onder de leerlingen
van alle scholen voor voorgezet onderwijs Mulo, Am-
bachtsscholen, Middelbare scholen en dergelijke voor
een filmscenario, is een groot succes gebleken.
Het doel van deze prijsvraag was niet zozeer een spec
taculaire wedstrijd in het kader van de Internationale
Filmweek. dan wel een stuk „filmopvoeding". De leerlin
gen moesten individueel of klasgewijs zelf een beknopt
scenario samenstellen voor een film zoals zij die graag
gemaakt zouden zien. Aan de rectores en directeuren was
een prijsvraagreglement gezonden, waarin drie mogelijk
heden betreffende de inhoud van het scenario werden
voorgesteld.
Bij de eerste opdracht ging het om de v o o r 1 z e t-
l i n g en het afmaken van het scenario, waarvan alleen
het begin bekend was:
..Twee vrienden (of vriendinnen) hebben een jaar
lang gespaard voor hun zomervacantie. Als het geld
voor de voorgenomen vacantietocht bij elkaar is en
de vacantie voor de deur staat, komt er een onver
wacht probleem. Er is een nieuwe jongen (nieuw
meisje) op school in hun klas gekomen, die geen geld
heeft voor een vacantietocht. Het gespaarde geld is
niet voldoende, om nog een derde te laten meedoen
aan hun eigen plan. Wat zullen ze nu doen?"
Bij de tweede mogelijkheid ging het om het uitwer
ken van een gegeven, dat wel helemaal compleet was,
maar alleen in enkele zinnen was samengevat. Het was
dus een „geraamte" dat nog helemaal met eigen woorden
moest worden opgevuld tot een in beelden gedacht film
scenario
„In een stad of dorp zal op zekere dag een toneel
voorstelling worden gegeven door een bekend toneel
gezelschap, maar een van de spelers wordt plotseling
ziek. Toevallig is de directeur aanwezig geweest bij
een voorstelling van een schooltoneelvereniging. Een
van de leerlingen, die hieraan heeft meegewerkt, mag
nu invallen voor de zieke acteur. En hij heeft nog
groot succes bij het schouwburgpubliek ook."
Ten slotte kon men als derde mogelijkheid een onder
werp kiezen, een oorspronkelijk verhaal van eigen vinding,
dat moest worden uitgewerkt.
Het enthousiasme waarmee de leerlingen zich aan de
opgave wijdden, was bijzonder groot. Over het algemeen
bestonden de inzendingen uit een verhaal, gemaakt naar
eigen fantasie, waarin de wensdromen en hetgeen de jeug
dige auteurs in het dagelijks leven het meest bezig hield,
frappant tot uitdrukking kwamen. Vaak echter was de
inhoud niet genoeg in beelden gedacht en het was nu juist
de opzet van de prijsvraag, om de mededingers hun on
derwerp te doen visualiseren.
Een verheugend verschijnsel was ook het feit, dal op
sommige scholen de docenten niet minder interesse toon
den dan de leerlingen, zoals bijvoorbeeld de leraar voor
filmzaken van het Christelijk Lyceum te Almelo, en twee
docenten van de Tweede Gemeentelijke H.B.S. in de
Zocherstraat te Amsterdam.
Een juiste gedachte was het van de organisatoren om
de heer J. F. H. Bressen secretaris van W.I.K.O.R. (Werk
en Informatiecentrum voor Kunst ten dienste van het
Onderwijs aan de Rijpere Jeugd) op te dragen aan de
33