Het Film- en Bioscoopbedrijf tussen de overige ontspanningsmedia Inleiding van de Bondsvoorzitter De Internationale Filmweek Den Haag 1957 werd inge leid met een congres van de Nederlandsche Bioscoop- Bond, gewijd aan het onderwerp: de plaats van hel film en bioscoopbedrijf te midden van de overige ontspannings media. De onderscheiden facetten van dit onderwerp wer den toegelicht door een forum, bestaande uit de heren Dr. J. Hulsker. chef van de Afdeling Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Drs. J. de Bruyn. Hoofd van de Afdeling Culturele Statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Mr. P. A. Meerburg, exploitant van het Calypso Theater te Amster dam, bestuurder van de Stichting Onderlinge Studenten- steun, exploiterende het Kriterion Theater te Amsterdam en directeur van de N.V. Amef. exploiterende het Kriterion Theater te 's-Cravenhage. S. Barnstijn, exploitant van het Scala Theater te Utrecht en directeur van de N.V. Theater De Roskam, exploiterende Theater De Roskam te Loosdui nen, S. W. Numann. directeur van de N.V. Philip:-, en de beer L. J. Jordaan. filmcriticus te Amsterdam. De leiding van het forum berustte bij Prof. Dr. Sj. Groenman, hoog leraar in de sociologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. De aula van het Gemeente Museum was op de ochtend van Maandag 17 Juni ondanks de onverwacht grote warm te geheel met belangstellenden gevuld er zijn tot dusver nog maar weinig ledenvergaderingen gehouden, welke zich in een opkomst van een driehonderdtal leden hebben mo gen verheugen toen de heer Joh. Miedema, Voorzitter van de Nederlandsche BioscoopBond. zich tot de aanwezi gen richtte om hen welkom te heten, en een woord ter inlei ding van het congres te spreken. ..De Bond is nu niet be paald een congresserende organisatie", zo merkte hij op en vervolgde: ,.Wij hebben ons in het verleden steeds be perkt tot onze huishoudelijk-organisatorische aangelegen heden en daaraan hadden wij zoals U allen wel weet de handen meer dan vol. Weliswaar hebben wij de laatste jaren onze ledenvergaderingen niet meer uitsluitend beperkt tot Amsterdam en hebben wij inmiddels jaarver gaderingen gehouden in Rotterdam. Den Haag en Arnhem, maar de agenda's van deze bijeenkomsten behielden toch steeds haar zuiver reglementair karakter. Er is op deze zakelijk-organisatorische samenkomsten weinig tijd om zich te bezinnen op datgene wat ons als ondernemers fei telijk in de Bond samenbrengt, namelijk ons beroep, ons bedrijf. En toch. zo er enig bedrijf is waarover te congresseren valt, dan is het wel het onze. En dit zeg ik niet. omdat het in tientallen jaren tijds een bijzonder grote en snelle evo lutie heeft doorgemaakt, welke nog zeker niet tot stilstand is gekomen, of vanwege de bijzondere verhoudingen welke er tussen leverancier en afnemer bestaan of omdat dit bedrijf mogelijk in sterke mate conjunctuurgevoelig is. of om welke, van andere bedrijven afwijkende, karakter trekken ook. Wij weten nu eenmaal dat wij deel uitmaken van een bijzonder bedrijf. Er zit een harde waarheid in de Amerikaanse song „There's no business like show business", zoals al degenen onder ons die in dit bedrijf zijn opgegroeid kunnen getuigen. Neen, de reden waarom bet filmwezen zoveel stof tot congresseren kan geven is vooral ook gelegen in het feit. dat het bestaat in en door dienstverlening aan het publiek en dat het daarom deel uitmaakt van die groep van bedrijven zoals uitgeverij en boekhandel, concert- en toneelwezen, radio- en televisie bedrijf enz., welke alle de term ..het culturele bedrijf' verdienen. Vervaardiging, distributie en vertoning van cinemato grafisch werk liggen geheel op het culturele plan. Het maken van een film vergt een inspannend teamwork van kunstenaars en ambachtslieden, waarbij vaak sterk de natio nale karaktereigenschappen naar voren komen. Invoer van films betekent in feite invoer van het cultuurgoed van andere volkeren en haar vertoning vaak de kennismaking met en de verspreiding van andere denkbeelden en opvat tingen op maatschappelijk, politiek en ook op ander ge bied, om het even of men die waarderen kan of niet. Maar ook in sociaal opzicht neemt ons bedrijf een bij zondere plaats in. Reeds lang is men tot de conclusie ge komen, dat de film, zoals zij zich dagelijks in haar onder scheiden aspecten in onze bioscopen manifesteert, een onmisbare schakel is geworden in de levenscyclus van de huidige mens. Men is als ik het zo zou mogen zeggen langzamerhand van een negatieve naar een positieve waardering van het medium gekomen. Ik zal U niet te zeer vermoeien met een opsomming van de maatregelen waardoor de Nederlandsche Bioscoop- Bond sedert de bevrijding blijk gegeven heeft van zijn gerichtheid op deze positieve waardering, veeleer dan op de negatieve. Het is een feit, dat aan alle insiders bekend is. Het heeft bij de oude. in de strijd geharde, school in ons bedrijf wel eens moeilijkheden opgeleverd, maar de jongeren groeien er in op. Zeker, er was een tijd. dat wij het gevoel hadden in een luchtledig te zitten, omdat men ons niet scheen te kunnen volgen. Meestal kwam dit voort uit gebrek aan feitenkennis zowel ten opzichte van de film als van het bedrijf. Maar een tiental jaren geleden begonnen nieuwe stro mingen en opvattingen in ons maatschappelijk leven tot uitdrukking te komen, die wilden breken met een slechts uitsluitend negatieve instelling ten opzichte van de film. En dit nieuwe geluid kwam zowel van de zijde der kerken als van het culturele verenigingsleven. Er kwamen méér instellingen, die de film op sociaal en wetenschappelijk terrein onbevangen trachtten te benaderen en daarbij haar positieve waarden beklemtoonden. Ook in ons land is de academicus zich voor de film als studieobject gaan inte resseren. Deze belangstelling is vergeleken met die van de academische wereld in het buitenland nog maar zeer be scheiden ons land kent op het ogenblik nog altijd maar één academisch proefschrift over de film. tegen honderden dissertaties in Duitsland, om van de Amerikaanse univer siteiten nog maar niet eens te spreken maar er is een begin. Dames en Heren, het feit, dat Prof. Dr. Groenman, hoogleraar in de sociologie aan de Rijksuniversiteit te Ltrecht welker college van curatoren en hoogleraren

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 5