Bioscoopbezoek Bezoekfrequentie in het algemeen wordt beoefend, wat nog niet altijd betekent, dat men zich dan buiten gezinsverband bevindt. Daarom is voor een aantal buitenshuis bedreven ontspanningsvormen na gegaan in hoeverre zij in gezinsverband geschieden. Daar bij blijkt, dat de mannen hun bezoeken aan café, theater of sportwedstrijd overwegend buiten gezinsverband afleg gen, maar dat het café- en theaterbezoek der vrouwen in ongeveer de helft der gevallen met familie of gezinsleden plaats vindt. Met het uitgaan buiten gezinsverband is gemiddeld een half uur per week gemoeid. Uit de betrok ken cijfers komt men wel tot de conclusie, dat de gezins binding een zeer karakteristiek element is in het algemene Nederlandse vrije-tijdsbestedingspatroon. Als derde deel in de serie onderzoekingen naar de vrije tijdsbesteding van het Nederlandse volk is onder de titel „Bioscoopbezoek"' een publicatie over bioscoop en film verschenen, welke ongetwijfeld niet alleen de uit voerigste, maar zeker ook de meest belangwekkende studie is, welke tot dusver in ons land op het terrein van bio scoopbezoek en filmbelangstelling het licht heeft gezien. Deze publicatie draagt, zoals in het voorwoord wordt op gemerkt, veeleer het karakter van een beschrijving van een breed terrein dan van diepteboringen op bepaalde gebieden, omdat dit onderzoek een eerste oriëntatie is en bedoeld als uitgangspunt voor nadere research. Het is daarom vóór alles een voor vakgenoten belangrijk werk, dat in geen enkele bedrijfsbibliotheek mag ontbreken. Al zullen tal van conclusies een niet onverwachte bevestiging zijn van hetgeen de bedrij f sgenoten uit eigen practijkerva- ring reeds wisten, er zijn daarnaast in deze studie zoveel nieuwe feiten, verhoudingen en trends aan het licht geko men, dat een nadere kennisneming meer dan de moeite waard is. De doeltreffende indeling van deze laatste deelpubli- catie maakt het zelfs de lezer, die overigens tot zijn eigen gemis van de voorafgaande studies geen kennis heeft genomen, mogelijk zich snel ter zake van het ge stelde probleem en de gevolgde methoden van onderzoek te oriënteren. Ter inleiding wordt een beknopt overzicht gegeven van het ontstaan en de groei van het bioscoop wezen in Nederland en zijn economische, sociale en psy chologische facetten, van het kwalitatieve aspect van de vertoonde film en van de huidige situatie, waarbij inzon derheid de betekenis van film en bioscoop in het recrea tiepatroon van enkele bevolkingsgroepen als bij voor beeld van jeugdigen, arbeiders, intellectuelen, godsdiens tige groeperingen en van het platteland wordt behan deld en de daarmede samenhangende vraagstelling wordt omlijnd. Zoals reeds eerder opgemerkt, wijst een nadere kennisneming van de internationale literatuur over film en bioscoop uit, dat tot nu toe nog maar zelden een analyse van het filmpubliek naar gezichtspunten als leef tijd, godsdienst, sociale positie e.d. werd ondernomen. Nog minder was er tot dusver met enige zekerheid iets bekend over de soorten films, die door de onderscheiden groepen gefrequenteerd worden, over de samenstelling van het publiek van verschillende filmgenres en over de differentiëring van het bioscoopbezoek in de steden. Uiteraard heeft ook dit eerste uitgebreide onderzoek geen volledig gedetailleerd beeld kunnen geven van de meest subtiele samenhangen en wisselwerkingen. Het heeft zich beperkt tot het aantonen van de primaire feiten en relaties lussen de onderscheiden aspecten van het vrije- tijdsvraagstuk, een even noodzakelijke als moeilijke taak, welke zeer omvangrijke werkzaamheden met zich bracht. In grote lijnen werden de volgende punten onderzocht: a. omvang en samenstelling van het bioscoopwezen in Nederland; b. de roulatie van een aantal geselecteerde films in de Nederlandse bioscopen gedurende 1954 en 1955; c. de mate. waarin het publiek van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt tot bioscoopbezoek, en de regionale verschillen, alsmede de verschillen in het bezoek per film genre, die hierin zijn op te merken; d. de frequentie, waarmede de Nederlander de bioscoop bezoekt; e. de samenstelling van het bioscooppubliek naar verschillende gezichtspunten als: leeftijd, kerkelijke gezindte, sociaal milieu, woonmilieu; f. de preferentie voor bepaalde film genres of films van een bepaald niveau door de verschil lende groepen. Met betrekking tot het bioscoopapparaat wordt in deze studie vastgesteld, dat ruim 1/4 deel der bioscopen met bijna 54 van het totaal aantal per jaar beschikbare plaatsen (de som van de produkten per bioscoop van het aantal zitplaatsen en het aantal voor stellingen) gevestigd is in de gemeenten met 100.000 of meer inwoners, waar circa 1/3 deel der bevolking woonachtig is. Op het platteland daarentegen, dat 42 c/o van de bevolking omvat, is slechts een aanbod van 14 van het totaal per jaar beschikbare plaatsen. De Nederlander van 12 jaar en ouder bezocht in 1955 gemiddeld 8 x de bioscoop, de mannen iets meer, de vrouwen iets minder, 43 der Nederlanders verklaart nooit een bioscoop te bezoeken, 7 verklaart meer dan tweemaal per maand te gaan, 1 (/c gaat zelfs vaker dan éénmaal per week. 'Er is geen sprake van een apart bioscooppubliek, dat niet meer aan andere vormen van uitgaan toekomt. Integendeel, een frequenter bezoek per jaar aan bioscopen gaat samen met een toenemend bezoek aan andere voorstellingen, zoals muziek, toneel en cabaret en zij, die weinig naar de bioscoop gaan. gaan gemiddeld ook weinig naar andere voorstellingen en uit voeringen. Dit is een beeld, dat ons ook uit in andere landen ge publiceerde studies bekend is. Er schijnen in zeer grove trekken geschetst twee grote groepen te bestaan: ener zij ds mensen met een levendige interesse in film, toneel, muziek en literatuur enz., die vaak ook buitenshuis ont spanning zoeken, anderzijds een groep welke het leven op minder levendige" wijze beleeft, in haar vrije tijd meer ,.zit te zitten" en zich voor haar ontspanning zelden bui tenshuis begeeft. Het totale bioscoopbezoek per filmgenre was in 1955 het grootst voor het genre „Avontuur" (19 gevolgd door een Nederlandse speelfilm (16 de genres „liefde en trouw" en „probleemfilm" trokken elk 14 en de show- of muziekfilm 12 Uit de op enkele staten ge geven cijfers valt af te leiden, dat de belangstelling per filmgenre verschilt naarmate men weinig, middelmatig of veel de bioscoop bezoekt. Uit bepaalde berekeningen valt te consluderen, dat de bezoekers van films van het ge welddadige genre (avontuur enz.) voor circa 2/3 gevon den worden onder de frequente bioscoopbezoekers (26 en meer malen per jaar). Wat het niveau van de meest gewaardeerde film be treft, 72 van de door het publiek als de mooiste op gegeven films blijkt in niveau 2 (een grote middengroep

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 10