Overzicht dep van 1953 1956 uitgekeerde premies
frs.
1.610.408
frs.
2.931.128,25
frs.
2.967.776,
frs.
4.167.758,30
frs.
3.809.946
frs.
3.973.527,-
frs.
1.454.300,02
frs.
2.370.009,50
frs.
3.638.695,
Totaal
Speelfilms
Filmjournaals
Bij films
1953 1954 1955 1956
frs. 833.983
63.382,70)
frs. 3.065.256,14
232.959,47)
frs. 561.146.94
42.647,17)
122.391,—
222.765,75)
225.550,98)
316.749,63)
289.555,90)
301.988,05)
110.526,81)
180.120,72)
276.540,82)
frs. 4.460.386,08
338.989,34)
frs. 7.232.466,32
549.667,44)
frs. 9.111.083,75
692.442,37)
frs. 10.579.998,-
804.079,85)
De Minister van Economische Zaken heeft nu met dit
nieuwe K.B. enerzijds eveneens de vertoning in de bio
scopen van de in opdracht van de Overheid vervaardigde
films willen stimuleren, maar anderzijds ook hierbij de
ondernemerszin van de producenten willen bevorderen
door hen er toe te brengen zich bij de uitvoering van
Overheidsopdrachten de commerciële exploitatierechten te
reserveren. Zij krijgen daardoor namelijk een direct fi
nancieel belang bij een zo efficiënt mogelijke uitvoering
van de opdracht, terwijl de opdrachtgever zijn kansen om
een zo groot mogelijk publiek te bereiken ziet vermeer
deren.
In het K.B. worden de voorwaarden gesteld, waaraan
de producenten hebben te voldoen om aanspraak te kun
nen maken op de premie. Bij deze voorwaarden wordt
thans het oude K.B. liet deze mogelijkheid niet open
volledig rekening gehouden met eventuele co-produc
ties. Zoals bekend is het kenmerkende van de co-productie,
dat de aldus vervaardigde film als het ware een dubbele
nationaliteit heeft, dat wil zeggen dat zij in beide landen
als nationale film wordt beschouwd en derhalve deel
heeft aan alle steunmaatregelen en voorrechten welke de
nationale film in die landen geniet. De producenten moe
ten daartoe onder meer, alvorens met de opnamen te
beginnen, aangifte doen van de te produceren film, welke
als een Belgische film erkend moet worden. Dit erken-
ningsbewijs wordt door de Minister van Economische Za
ken verstrekt op advies van de in artikel 8 van het besluit
omschreven Filmcommissie. Deze bestaat uit een
voorzitter en twaalf door de Minister voor twee jaar be
noemde leden, waarvan er zes vertegenwoordigers uit het
filmbedrijf zijn en zes vertegenwoordigers van de Over
heid, met name twee van het Ministerie van Openbaar
Onderwijs, twee van het Ministerie van Buitenlandse Za
ken en twee van het Ministerie van Economische Zaken.
Om als Belgische film erkend teworden, moet een film
vervaardigd zijn door natuurlijke of rechtspersonen van
Belgische nationaliteit, die hun technische en handelswerk-
zaamheid hoofdzakelijk in België of in Belgisch-Kongo
uitoefenen, tenzij het vreemdelingen betreft die bewijzen,
dat zij in België verblijven en er het beroep van filmpro
ducent uitoefenen. De films moeten in België, Belgisch-
Kongo of Ruanda-Urundi gedraaid zijn, maar buitenopna
men mogen in het buitenland gemaakt zijn als draaiboek
of klimaatomstandigheden het eisen. Alle laborato
rium- en studiowerkzaamheden moeten, behalve wanneer
het technisch onmogelijk is, in het land zelf verricht zijn
en alle werklieden en figuranten, die tot het maken van de
film hebben bijgedragen, moeten Belgische staatsburgers
of Belgen naar koloniaal statuut zijn, dan wel een werk
vergunning voor België bezitten. Van de gezamenlijke be
zoldigingen en terugbetaalbare kosten, die uitbetaald zijn
aan hen, die zowel op intellectueel als op artistiek en
technisch gebied tot het maken van de film hebben bijge
dragen, moet tenminste 50 naar Belgen zijn gegaan.
Films die gemaakt zijn overeenkomstig akkoorden voor co
productie tussen België en vreemde staten of tussen Bel
gische en vreemde producenten, kunnen met de als Belgi
sche films erkende films gelijkgesteld worden, welke ge
lijkstelling evenwel eerst na voorafgaande goedkeuring der
co-productievoorwaarden door het Ministerie van Econo
mische Zaken kan worden verkregen.
Zoals reeds vermeld, worden de premiën uitsluitend toe
gekend aan films, die in normale bioscoopprogramma's
vertoond zijn en wel over een periode van drie jaar te
rekenen vanaf het begin van de commerciële distributie.
De premie wordt berekend aan de hand van de totaal voor
de betrokken bioscoopvoorstellingen betaalde belasting en
wel naar een percentage van 80 van het totaal voor zoge
naamde lange films (films van 1800 meter en meer), van
5 van het totaal voor de filmjournaals en voor de in op
dracht van openbare instellingen vervaardigde films, die
door de pioducent worden gedistribueerd, en van 25 voor
alle andere films, waarvan de teken- en animated films
een lengte van tenminste 150 meter en de overige een
lengte van tenminste 300 meter moeten hebben.
Hoewel deze premieverlening de moeilijkheden, welke
de producent bij de financiering van zijn productie onder
vindt, niet opheft, is zij toch een steeds grotere aanmoedi
ging en ruggesteun voor hem. Uit het hierboven gepu-
pliceerde overzicht van de sedert de instelling van deze
hulpverlening aan producenten uitbetaalde bedragen
welk overzicht ons door het Belgische Ministerie van Eco
nomische Zaken werd verstrekt blijkt indirect dat door
deze steunverlening de productie van de onderscheiden
filmcategorieën groeiende is. Het meest opmerkelijke is
daarbij de toeneming van de productie van korte films,
welke in een periode van vier jaar practisch verzeven-
voudigd is en inmiddels reeds belangrijke onderschei
dingen op internationale manifestaties heeft verworven.
25