Italië Overzicht filmbezoek 1950-1956 stijging in bezoek per in t.o.v. het bevolkings Jaar millioenen vorige jaar hoofd 1950 487,4 4,3 9,7 1951 554,8 13,8 11,0 1952 614,5 10.8 12,1 1953 680,2 10,7 13,2 1954 735.6 8.1 14,2 1955 766,1 -f 4,1 14,6 1956 826 7,8 15.6 Onderzoek naar de bezoekfrequentie Gebruik nitraatf iïm bij de wet verboden Parlement overweegt belasting verlichting voor de bioscopen Weliswaar bleef in enkele steden het bezoek onder dat van 1955, maar in andere gemeenten was de stijging zodanig, dat vorenvermeld resultaat werd bereikt. Uit het hier afgedrukte overzicht blijkt, dat de groei van het bio scoopbezoek in de onderscheiden jaren onderling grote verschillen vertoont. Aangezien in de loop van 1956 in tal van steden weer nieuwe bioscopen geopend werden, waardoor het zitplaat senaanbod een verdere verhoging onderging, houdt men er rekening mede. dat tal van bioscopen hun zetelcapaci teit niet meer in dezelfde mate zullen kunnen exploiteren als voorheen. Gedurende 1956 werden er in de Duitse Bondsrepubliek met inbegrip van West-Berlijn 230 nieuwe bioscopen geopend, waarvan de helft in de grote steden (meer dan 100.000 inwoners). Aangezien in hetzelfde jaar 31 bioscopen haar bedrijf staakten, onderging het bio scooppark een feitelijke uitbreiding van 199 theaters, namelijk van 6239 bioscopen op 31 December 1955 tot 6.438 op het einde van 1956. De zetelcapaciteit steeg in dezelfde periode van 2.562.322 tot 2.657.706, dat wil zeg gen met 95.384 zetels. Onder de 6.438 op 31 December 1956 in bedrijf zijnde bioscopen telden er 4.849 500 of minder zitplaatsen, 1.488 beschikten over 501 tot 1000 zitplaatsen en 101 theaters hadden een capaciteit van meer dan 1000. Het D I VO-I nsti t u t für Markt- und M e i- nungsforsehungte Frankfurt am Main heeft in het kader van een voor studiedoeleinden ondernomen onder zoek tevens een beperkt onderzoek ingesteld naar de be zoekfrequentie van de volwassen bevolking (1879 jaar) van de Duitse Bondsrepubliek, welks resultaten in grote trekken overeenkomen met de uitvoerige studie, die het Centraal Bureau voor de Statistiek in ons land aan dit onderwerp heeft gewijd. Ongeveer 71 van de Duitse bevolking bezoekt de bioscoop waarvan 15 een of meermalen per week 20 twee tot driemaal per maand en 65 eenmaal per maand of minder. Evenals in Nederland blijkt er weinig onder scheid te bestaan tussen het bioscoopbezoek van mannen en vrouwen naar percentage en frequentie. De meeste bioscoopbezoekers treft men aan onder wat wij de loon trekkende middenstand zouden noemen (Angestellten und Beambten), namelijk 86 van de risicodragende midden stand (freiberuflich Tatigen) bezoekt 81 de bioscoop, van de ambachtslieden (Handwerker) 81 en van de arbeiders 75 Belatief de minste bioscoopbezoekers treft men aan onder pensioentrekkenden (45 en de platte landsbevolking (57%). De hoogste bezoekfrequentie vindt men onder de arbeiders, waarvan 25 een of meer malen per week naar de bioscoop gaat. Onder de loon trekkende middenstand treft men naar verhouding de meeste bezoekers aan, die twee tot drie maal per maand gaan (28 Meer dan 75 van de pensioentrekkenden bezoekt de bioscoop maar eenmaal per maand of minder. Over het algemeen stijgt het aantal bezoekers per hogere inkomensgroep: van de laagste inkomensgroep (tot 150 DM) gaat 44% naar de bioscoop, in de hoogste inko mensklasse negen van de tien of 90 Evenzo stijgt het aantal bioscoopbezoekers naarmate meer onderwijs is genoten. Van degenen die middelbaar of hoger onderwijs genoten hebben bezoekt 90 de bio scoop. Met de bezoekfrequentie is hel echter anders ge steld. Het percentage van degenen, die lager of voortgezet onderwijs genoten hebben en een of meermalen per week een film gaan zien. is 16 tegen 9 bij de groep met acade mische opleiding. Het zal niemand verwonderen, dat ook in Duitsland van de ongehuwden een groter percentage naar de bio scoop gaat (86%) dan van de gehuwden (70%). Ook hun bezoekfrequentie ligt aanzienlijk hoger. Bij de oudere leeftijdsgroepen daalt het percentage bezoekers zowel als de frequentie. Opmerkelijk is, dat over het algemeen met de grootte van de woonplaats niet alleen het aantal bio scoopbezoekers naar verhouding toeneemt, maar ook de bezoekfrequentie. Men zou hierin een bevestiging van de theorie kunnnen zien, dat het bioscoopbezoek toeneemt naar mate meer gelegenheid tot bezoek geboden wordt. Van de landen der Duitse Bondsrepubliek hebben Slees- wijk-Holstein met 85 Hessen met 82 en Hamburg en Bremen met 81 naar verhouding de meeste bioscoop bezoekers. Hamburg en Bremen hebben de grootste be zoekfrequentie, aangezien 24 van de bioscoopbezoekers er wekelijks een of meer films ziel tegen een gemiddelde van 15% voor de gehele Bondsrepubliek. Op 1 September 1957 treedt in Duitsland het zogenaam de „Sieherheitsfilmgesetz" in werking, \ol- gens welke wet filmnegatieven en filmkopieën in den ver volge uitsluitend van onontvlambaar en moeilijk brand baar filmmateriaal acetaatfilms) vervaardigd mogen worden. Zes maanden na de inwerkingtreding dezer wet mogen negatieven en kopieën uitsluitend nog vertoond, verwerkt of opgeslagen worden als zij van „Sicherheits- film" zijn vervaardigd, welk materiaal als zodanig ge waarmerkt moet zijn. Voor dit waarmerken zijn wettelijke voorschriften gegeven. Het Italiaanse filmbedrijf maakt nog steeds een periode van onzekerheid door, een onzekerheid welke oorspronke lijk voortkwam uit het uitblijven van een nieuwe filmwet, terwijl de oude wel reeds geëxpireerd was. Deze onzeker heid was op de eerste plaats fnuikend voor de productie, welke na jarenlange gestadige groei met meer dan de helft terugliep. Inmiddels kwam de nieuwe wel na een parlementaire behandeling, welke bijna twee jaar in beslag nam in de zomer van het vorige jaar tot stand en trad met terugwerkende kracht op 1 Januari 1956 in werking. Sindsdien is de filmproductie bezig zich geleidelijk te herstellen, hoewel tal van dringende problemen, inzon- 27

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 29