Verenigde Staten
Internationale bijeenkomst Tan
journaalproducenten
Toeneming van bioscoopbezoek
en productie
derheid die welke de exploitatie betreffen, een oplossing
blijven vragen.
Maar ook de thans van kracht zijnde wet, welke op 30
Juni 1959 zal expireren, kan in veler ogen geen genade
vinden, omdat zij in te sterke mate het karakter van een
politiek compromis zou dragen. De regering, die er zich
wel van bewust is dat deze wet allesbehalve populair is,
heeft daarom de inwerkingtreding van een aantal artikelen
tot nader order opgeschort. Teneinde te voorkomen, dat
een eventueel nieuw wetsontwerp eenzelfde lijdensweg zou
moeten volgen, worden thans reeds studieconferenties ge
houden, waaraan zowel door bedrijf als Overheid wordt
deelgenomen. Zo werd enige tijd geleden een dergelijke
samenspreking te Rome gehouden, waarbij alle geledingen
van het filmbedrijf en de Overheid vertegenwoordigd wa
ren. Op deze conferentie, welke ten doel had zich te be
raden over een gezonde en duurzame basis van het film
bedrijf, verzekerde Minister Brusasca dat de Regering ten
zeerste ontvankelijk is voor initiatieven, welke een posi
tieve bijdrage tot de sanering en groei van het Italiaanse
filmwezen zouden vormen. Uit deze conferentie is een
studiecommissie voortgekomen, welke de opdracht heeft
gekregen de volgende punten aan een nadere studie te
onderwerpen: 1. een reorganisatie van filmfinancierings-
credieten; 2. een reductie van de omzetbelasting ten voor
dele van de Italiaanse filmproductie en een herziening
van het gehele complex der op de film drukkende belas
tingen ten gunste van productie, distributie en exploitatie;
3. de vraagstukken verband houdende met de distributie
van de nationale film; 4. een stop op de verdere uitbrei
ding van het bioscooppark; 5. een reorganisatie van de
regeringsinstanties voor de film6. overeenkomsten tus
sen televisie en filmbedrijf; 7. een grotere bescherming
van de Italiaanse film bij de uitvoer naar en de distributie
in het buitenland; 8. beperking van het roulement van
oude uit het buitenland geïmporteerde films; 9. de vraag
stukken verband houdende met de filmcensuur, welk
vraagstuk bijzonder actueel is in verband met het feit, dat
de Italiaanse Regering de bevoegdheid heeft om uitvoer
vergunningen op grond van de censuur te weigeren, wal
onlangs aanleiding is geworden tot een opzienbarend
conflict.
Inmiddels is de situatie voor het bioscoopbedrijf zelf
niet al te rooskleurig geworden. Een moeilijke omstandig
heid is, dat het bioscoopbezoek, dat tot einde 1955 onaf
gebroken bleef stijgen, sedertdien met bijna 7 is ge
daald, een feit, dat door de Italiaanse exploitanten niet
op rekening van de televisie wordt geschreven, maar gewe
ten wordt aan het ontbreken van voldoende kwaliteitsfilms
en de stijgende zeer ongelijke concurrentie, welke zij van
de zogenaamde parochiebioscopen ondervinden. Deze bio
scopen zijn tot dusverre van iedere vorm van belasting
vrijgesteld, behoeven niet aan vestigingsvoorwaarden te
voldoen en rijzen dus als paddestoelen uit de grond. Op
de ongeveer 10.700 commerciële bioscopen zijn thans al
bijna 6000 parochiebioscopen, welker belastingvrije
entreeprijzen aanzienlijk lager liggen. Het is daarom be
grijpelijk, dat de bioscoopexploitanten niet eerst de tot
standkoming van een nieuwe wet willen afwachten, maar
reeds nu met klem op verlichting aandringen. Zij zien
zich tot steeds nieuwe investeringen voor technische ver
nieuwingen en verbeteringen gedwongen, zonder dat daar
meerdere inkomsten tegenover staan, terwijl zij. gezien de
huidige situatie, niet tot verdere verhoging van de entree
prijzen kunnen ondergaan.
Het schijnt, dat het Italiaanse filmbedrijf er thans in
geslaagd is de openbare mening wakker te schudden en de
volksvertegenwoordiging er van te overtuigen, dat een
aanzienlijke vermindering van de fiscale druk op de film
een eerste voorwaarde is om tot meer normale omstandig
heden te komen.
Op instignatie van de Unesco en de leiding van de Biën
nale kwamen tijdens het festival te Venetië de leden van
de International Newsreel Association
bijeen. Zoals bekend kunnen van deze organisatie uitslui
tend particuliere journaalfilmproductie firma's lid zijn,
zulks ter vermijding van politieke beïnvloeding van de
nieuwsvoorziening. Daarom zijn practisch alle particuliere
journaalfilmproducenten in Europa bij deze vereniging
aangesloten, terwijl Fox inmiddels ook een aanvrage voor
het lidmaatschap heeft ingediend.
Door de leiding van de Biënnale werd het voorstel ge
daan om met ingang van 1958 in het kader van de Biënna
le een jaarlijkse competitie voor filmjournaals te houden.
Op de agenda stond voorts de bespreking van de kwestie
der gelijkstelling van journaalmateriaal als voorlichtings
medium met tijdschriften en dagbladen in het kader van
de op 22 November 1950 te Lake Success tot stand geko
men internationale Overeenkomst inzake de invoer van
voorwerpen van opvoedkundige, wetenschappelijke of cul
turele aard.
Een tweede punt van principiële aard dat ter sprake
kwam, betrof de vrijheid van verslaggeving van openbare
gebeurtenissen, welke de journaalfilmproducent zo goed
als de pers voor zich opeist. Besproken werden maatrege
len ter bestrijding van het euvel, dat, zoals bijvoorbeeld
bij de Tour de France en de Olympische Spelen in Austra
lië is geschied, de verfilmingsrechten als monopoolrechten
aan een enkele firma verkocht worden.
In tegenstelling tot de voorspellingen van vele ongeluks
profeten blijkt, dat het bioscoopbezoek in de Verenigde
Staten niet daalt maar langzaam stijgt, ondanks een ver-
veelvoudige concurrentie in de ontspanningssector. De
enige statistische gegevens over het bioscoopbezoek
in de Verenigde Staten zijn namelijk die, welke door het
Commerce Department (Ministerie van Handel) jaarlijks
worden gepubliceerd en deze tonen aan, dat het bioscoop
bezoek sedert 1953 geleidelijk maar voort
durend is gestegen.
Hoewel echter het totale bedrag dat de Amerikaanse
burger aan zijn ontspanning besteedt gestegen is, is het
aandeel van het filmamusement daarin naar verhouding
kleiner geworden, wat met andere woorden gezegd bete
kent, dat de uitgaven voor ontspanning in het algemeen
sneller stijgen dan de uitgaven voor filmamusement. In
de twintiger en dertiger jaren en ook nog gedurende de
laatste wereldoorlog besteedde het publiek 20 van zijn
totale ontspanningsbudget aan de film. In 1954 en 1955
was dit aandeel teruggelopen tot iets meer dan 10 in
1955 tot 9,9 en in 1956 tot 9,4 Deze wijzigingen
28