Wat geeft de brand van Cinema dn Midi
ons te denken?
Vergelijking bedrijfsresultaten 1954 en 1957 in procenten van de bruto recettes
Bevolkingsgrootte
Overhead,
huur.
Lonen
personeel,
Filmhuur,
Reclame,
Belastbare
winst
Hypotheek, licht,
uniformen enz.
variété e.d,
advertenties
verwarmin
g enz.
1954
1957
1954
1957
1954
1957
1954
1937
1954
1957
Minder dan 7.500
22
23
28
27
38
36
9
9
5,6
5,5
7.500—30.000
24
26
26
26
38
36
7
9
5
9
30.000—100.000
20
25
26
28
37
37
9
9
8
5
meer dan 100.000
20
27
35
34
35
34
9
4
8
3,5
en in steden met 30.000 lot 100.000 inwoners zelfs van
8 tot 4 Vele exploitanten wijten dit aan de televisie.
maar andere geven verschillende oorzaken op.
Aangezien de entreeprijzen tot 0,90 3,42) vrij van
belasting zijn, is de gemiddelde entreeprijs voor volwas
senen ongeveer 0,75 2,85) en voor kinderen niet
meer dan $0,25 0,95). Over het algemeen wijken de
entreeprijzen in de onderscheiden gemeenteklassen maar
weinig van elkaar af. In gemeenten met minder dan 7.500
inwoners variëren zij voor volwassenen van 0,45
1,71) tot $0,75 (ƒ2,85) en voor kinderen van $0,10
0,38) lot $0.25 0,95). In de grotere gemeenten
lopen de prijzen voor volwassenen van 0,50 1,90)
tot 0,90 3,42) en voor kinderen van 0.15 0.57)
tot $0.25 0,95).
Bovenstaande staat geeft een overzicht van de percenls-
gewijze stijging der onderscheiden exploitatieposten sedert
1954.
De in de laatste kolom vermelde winstpercentages heb
ben betrekking op de belastbare winst vóór aftrek van
winst- of inkomstenbelasting, welke in deze periode wijzi
gingen heeft ondergaan. Het gemiddelde netto-inkomen
van de Amerikaanse bioscoopexploitant is blijkens deze
enquête thans gedaald tol 3,5 De in 1954 gehouden
enquête gaf nog als uitslag een gemiddelde winst van
8in 88der geënquêteerde theaters en een verlies
van 8,5 in de overige 12 dezer bioscopen.
Zelfs indien men in aanmerking neemt, dat men bij
enquêtes steeds met gemiddelden moet werken, wat maar
weinig zegt over vooruitgang of achteruitgang in de on
derscheiden staten en gemeenten, en zelfs indien men
rekening houdt met de voren uiteengezette factoren ten
gevolge waarvan het Amerikaanse bioscooppark een wel
iswaar noodzakelijke maar volkomen ongeplande en on
gecontroleerde evolutie ondergaat, moet men tol de con
clusie komen dat de rentabiliteit van grote groepen der
Amerikaanse bioscopen zeer gering is. Het is deze moei
lijke situatie, welke de vorige herfst op de te New-York
gehouden conventie van de grootste organisatie der bio
scoopexploitanten, de Theatre Owners of Ame
rica, onder de ogen werd gezien (zie aflevering no 196
van „Film") en die, naar de mening van de meest voor
aanstaande sprekers op dat congres, het Amerikaanse bio
scoopbedrijf zal moeten doormaken alvorens zijn even
wicht te vinden.
In de loop van enige tientallen jaren zijn de maatrege
len, die gericht zijn op de bescherming van de veiligheid
der bioscoopbezoekers in aantal en betekenis steeds toe
genomen en geperfectionneerd. Twee doeleinden stonden
daarbij steeds voorophet voorkomen van brand en het
voorkomen van een paniek onder de bezoekers ingeval
van brand of andere gevaren.
De bioscoopgebouwen worden zoveel mogelijk gecon
strueerd van baksteen, beton, glas, staal en andere on
brandbare materialen. Hout wordt tot een minimum be-
pert. De wandbekledingen en gordijnen zijn in de regel
onbrandbaar gemaakt en hetzelfde geldt voor de vloerbe
dekkingen.
Hoge eisen stelt de brandweer aan de electrische lei
dingen en installaties om kortsluiting te voorkomen en
in ieder geval automatisch bij overbelasting elke leiding
stroomloos te maken.
Ook de verwarmingsinstallaties krijgen daarbij de volle
aandacht. Moderne bioscopen zijn alle voorzien van cen
trale verwarming door middel van warmwaterradiateurs
of door het inblazen van verwarmde lucht. Over de maat
regelen om filmbrand te voorkomen behoeven wij niet
uit te weiden. Die zijn bekend genoeg.
Cinema Du Midi te Amsterdam, geopend op 18 April
1954 was een bioscoop, waaraan uit een oogpunt van
brandveiligheid de grootste zorg was besteed. De Amster
damse brandweer had hieraan bijzondere aandacht ge
wijd, mede omdat deze bioscoop ingebouwd was in de
Apollohal. waarin regelmatig tentoonstellingen worden
gehouden, die soms kostbaar materiaal bevatten (men
denke bijvoorbeeld aan de onlangs in dit gebouw ge
houden diamanttentoonstelling), en waar ook vaak dui
zenden mensen als bezoekers van deze tentoonstellingen
of vergaderingen aanwezig zijn.
Ondanks al deze maatregelen is de Cinema Du Midi in
de nacht van 2 op 3 September j.1. in een goed uur tijds
door brand totaal vernietigd. Van het gehele gebouw zijn
slechts gespaard gebleven de cabine en de kelder met de
verwarmingsinstallatie. Een minutieus onderzoek van
brandweerdeskundigen naar de oorzaak van de brand
heeft geen enkel resultaat opgeleverd, hetgeen bij deze
totale vernietiging geen verwondering baart.
Drie oorzaken komen in ieder geval niet in aanmerking.
De verwarmingsinstallatie was buiten gebruik en deze
installatie is zelfs gespaard gebleven. Ook is de brand
niet in de cabine ontstaan, want ook deze is behouden
30