Ontwerp werktijdenbesluit voor bioscopen
niet op de hiervoor beschreven manier.
We zien het duidelijk, vaak onbewust, doen
bij allerlei spanningen in maatschappelijk
leven. Ik bedoel hiermede niet slechts de
maatschappij die Gustave Lebon heeft be
doeld in zijn „Psychologie de la foule".
Zodra iemand iets opvallends doet in een
grote gespannen massa, gaat een ieder
meedoen. Ik behoeft slechts te wijzen op
het vermoorden van de gebroeders De
Witt. Maar we merken het ook op in de
concertzaal, wanneer er één bezoeker gaat
hoesten, volgen dadelijk anderen. Dit gaat
langs onbewuste wegen in de gespannen
stilte van de zaal. Het is de schrik van de
uitvoerders en men kan soms dit algemene
gehoest nog bezweren door nijdig om te
kijken. Ook bij het orkest zelve, het samen
spel, dat gezamenlijk vormen van een een
heid, gaat langs onbewuste wegen van
samenvoelen en samen handelen.
Zo is het ook in de boscoop, waar
dat zult U zelf wel eens hebben opgemerkt
wanneer de spanning groot is, het ge
hele publiek deze spanning deelt. Wanneer
we dezelfde film bij de filmkeuring zien,
voelen we dikwijls deze spanning in het
geheel niet. We hebben hier niet die
massa-werking door de remming der be
wuste critiek.
Ik wilde hiermede dus vooral zeggen dat
we deze verschijnselen van instinctieve
drang die in de puberteit tot uiting ko
men, ook bij de primitieven kennen als
een algemene menselijke eigenschap. Ook
bij onze jeugd, dus bij de Rock and Roll
en soms in andere vormen, zoals in rel
letjes. Alhoewel we natuurlijk hiertegen
afwijzend moeten staan, moeten we toch
wel bedenken, dat we de wegen moeten
trachten te vinden om dit te verbeteren.
Er moeten redenen zijn, waarom de
relletjes wel in de kleinere
plaatsen voorkomen en niet in
de grote steden, waarom is een en
ander in de grote steden veel rustiger ver
lopen?
Deze film doet in het geheel geen
kwaad, het is in zekere zin een rhythmi-
sche herhaling als het Arabische gebed.
Wanneer we dit rhythme maar lang genoeg
horen is de muziek vervelend en eentonig,
doch op den duur ontkomen we niet aan
de dwang van het rhythme. Dit is een in
ons liggende primitieve eigenschap. We
zijn voortdurend onderhevig aan rhythme,
in de jaargetijden, en dag en nacht aan
onze assimilatieprocessen en onze tempera
tuur, al beseffen we dit niet. Op zich-
zelve is tegen de allesbeheersende rol,
die het rhythme in ons leven speelt, geen
enkel bezwaar aan te voeren, ook tegen
dit zich willen uitleven van de rhythmische
bewegingsdrang kan niemand iets hebben,
al mag het niet ontaarden in losbandig.-
heid.
Indien de bioscoop goede cowboyfilms
brengt, goede probleemfilms, dan kan ze
enorm goed werken als een mogelijkheid
voor de rijpere jeugd, die ook heus wel
een probleem kan verwerken. Kunnen ze
dit nog niet, dan kan het nog geen kwaad,
er wordt geen interesse voor gevoeld.
Dan kan de bioscoop werken als een moge
lijkheid tot een bevrijding van de door
onze Westerse civilisatie misdeelde jeugd,
tot een gelegenheid op een andere wijze
zich uit te leven, natuurlijk als een
aanvulling op de ontlading en van de
bevrijding door de eigen activiteit in spel,
sport, natuurbeleven en arbeid! Misschien
is deze moderne rol van ontlading nog wel
voor verbetering vatbaar. Ik zou hier nog
willen wijzen op de voorfilms, die reclame
maken voor een film. Deze voorfilms zijn
vaak veel sensationeler dan de film zelf.
Er worden valse voorstellingen gewekt, die
de jeugd een sensatie geven, waarop ze
niet kunnen afreageren. Sensatie is in het
geheel niet erg, wanneer ze niet overmatig
is, en kan afreageren. Wij allen zoeken
sensatie en voor een kind is dit niet zo
gauw overmatig als wij wel eens menen,
omdat hun instinctieve krachten de gele
genheid geven af te reageren, in opgewekte
vreugde en lust, of in eigen uitgelaten
heid daarna. En laten wij dan niet te gauw
en niet alléén afkeurend afgeven op onze
„verwilderde" jeugd maar ook bij ex
cessen trachten het „hoe en waarom te
begrijpen en waar mogelijk de ongunstige
factoren der omstandigheden verbeteren."
In het Jaarverslag over 1956 is onder het hoofd Sociale
Aangelegenheden (pagina 16) melding gemaakt van een
voorontwerp van een werktijdenbesluit voor bioscopen,
ontworpen door de Directeur-Generaal van de Arbeid.
Over dit voorontwerp heeft de Sociale Commissie voor
het Bioscoopbedrijf advies uitgebracht, waarin op ver
schillende punten wijzigingen in overweging werden ge
geven.
Het ontwerp-Werktijdenbesluit, dat de Regering ter
advies toezond aan de Sociaal-Economische Raad, was ech
ter teleurstellend, omdat aan de dezerzijds geuite bezwaren
geenszins was tegemoetgekomen. Deze bezwaren richtten
zich vooral tegen het ontworpen voorschrift om aan het
personeel der bioscopen ten minste dertien vrije Zon
dagen per jaar toe te staan. Aan het dienstkarakter van
het bioscoopbedrijf is immers inhaerent de verplichting
om juist op de tijden, waarop werkers in andere bedrijven
vrij zijn, volledig beschikbaar te staan om deze werkers
in de gelegenheid te stellen hun welverdiende ontspanning
in de bioscoop te vinden. Van de rusttijden is de Zondag,
zijnde de volle rustdag, de belangrijkste. Wil men de
overgrote meerderheid der bevolking van de vrije Zondag
het volle profijt laten trekken, dan is het onvermijdelijk,
dat een kleine groep, die nodig is om de ontspannings-
bedrijven op Zondag te laten functionneren, op Zondag
werkt. Precies zo is het met avondwerk en het werk op
Zaterdagmiddag.
Het spreekt van zelf, dat het personeel, dat op Zondag
werkt, in de week een andere vrije dag moet hebben. In
het bioscoopbedrijf heeft het personeel iedere week een
vrije dag met een daarop volgende vrije ochtend, zoals
ook in de Regeling van Lonen en Andere Arbeidsvoor
waarden in het Bioscoopbedrijf, vastgesteld door het
College van Rijksbemiddelaars op voorstel van de orga
nisaties van werkgevers en werknemers, is bepaald.
In tegenstelling tot sommige andere bedrijven waarin
op Zondag gewerkt wordt zoals café's en restaurants,
tram- en spoorwegen, benzinestations, taxibedrijf, lucht
vaart, openbare nutsbedrijven enz. is er bij het bioscoop
bedrijf geen sprake van een over zeven dagen min of
meer regelmatig uitgesmeerde hoeveelheid werkzaamhe
den. Het bioscoopbezoek is sterk geconcentreerd op de
voorstellingen, die op Zaterdag en Zondag worden ge
geven. Dan hebben de bioscopen hun volledige personeels
sterkte nodig. In feite is er op de weekdagen voor al het
personeel niet voldoende werk. Daarop zijn maar weinige
uitzonderingen en in die gevallen wordt er reeds een
roulatiesysteem van vrije Zondagen toegepast. Vele bio
scopen zijn niet de gehele week geopend, maar alleen op
Zaterdag en Zondag en één of twee weekavonden.
Uit het overleg met de Directeur-Generaal van de Ar
beid was het denkbeeld naar voren gekomen, om aan de
bioscopen die, als gevolg van de verplichting om hun
personeel op Zondag vrijaf te geven, op Zondag zouden
moeten sluiten, toe te staan tot een door de Minister te
bepalen tijdstip de vrije Zondag te vervangen door een
vrije avond in de week. Hierbij was dus de mogelijkheid
opengelaten, dat de Minister, eerst indien het geven van
vrije Zondagen binnen de grenzen van het redelijk be
reikbare zou zijn gekomen, de compensatieregeling zou
opheffen.
35